ECLI:NL:RBROT:2024:13575

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
ROT 23/6162
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgevingsvergunning voor tijdelijk plaatsen vlaggenmast op bedrijfspand

Deze uitspraak betreft de afwijzing van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk plaatsen van een vlaggenmast op het bedrijfspand van eiseres. Eiseres, die het niet eens is met de afwijzing, heeft op 29 december 2022 een aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Maassluis heeft de aanvraag op 9 maart 2023 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar aangetekend, maar het college heeft in het bestreden besluit van 3 augustus 2023 de afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 6 november 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiseres heeft in beroep dezelfde gronden aangevoerd als in bezwaar, en de rechtbank concludeert dat het college in het bestreden besluit voldoende op deze gronden is ingegaan. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat het primaire besluit niet is ondertekend en dat er van rechtswege een vergunning zou zijn verleend. De rechtbank stelt vast dat het college voldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de beroepsgronden van eiseres en dat de afwijzing van de vergunning in stand blijft. Eiseres krijgt geen gelijk en ontvangt geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, en is openbaar uitgesproken op 28 november 2024. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6162

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. K. Post),
en

het college van burgemeester en wethouders van Maassluis

(gemachtigde: mr. P.H. Harent).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de vergunning voor het tijdelijk plaatsen van een vlaggenmast op het bedrijfspand aan [adres]. Eiseres is het niet eens met de afwijzing. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de vergunning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is.
1.2.
Onder 2 hieronder staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Daarbij gaat de rechtbank in op de vraag of eiseres gronden heeft ingediend tegen het bestreden besluit. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 29 december 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het tijdelijk plaatsen van een vlaggenmast op het bedrijfspand aan [adres]. Met het besluit van 9 maart 2023 (primaire besluit) heeft het college de aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 29 december 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
4. De rechtbank beoordeelt het in stand laten van de afwijzing van de aanvraag om omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres stelt ten eerste het primaire besluit ter discussie. In dit kader wordt betoogd dat het primaire besluit niet is ondertekend. Dit betekent volgens haar dat er ook geen besluit is genomen, zodat de vergunning van rechtswege is verleend. Zij stelt verder dat het begeleidend schrijven bij het primaire besluit niet als ondertekening kan worden gezien. Verder stelt ze dat het college niet besloten heeft op de activiteit gebruik in strijd met het bestemmingsplan, omdat dit niet uit de inleiding van het primaire besluit volgt. Er is volgens eiseres dan ook van rechtswege een vergunning verleend voor deze activiteit. Ten tweede stelt eiseres dat het college niet mag verwijzen naar het Beeldkwaliteitsplan, omdat het geen vastgesteld beleid is, maar als toelichting op het bestemmingsplan heeft te gelden. Ten derde stelt eiseres dat de aangevraagde vlaggenmast niet wordt gebruikt voor reclame-uiting, maar voor het ophangen van de Nederlandse vlag. Dat de mast kan worden gebruikt voor reclame is fictief en had het college niet mogen meewegen.
7. Het college voert als verweer dat de gronden van beroep dezelfde zijn als in bezwaar. Het college verwijst om die reden ook naar zijn verweer in bezwaar. Het college stelt zich op het standpunt dat voor zover het daadwerkelijke besluit niet is ondertekend, dit niet betekent dat het dan geen besluit is dan wel dat het geen rechtskracht heeft. Het college verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4037. Verder stelt het college dat uit het primaire besluit volgt dat is getoetst of de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan. Dat het niet in de inleiding staat betekent niet dat er van rechtswege een vergunning is verleend voor die activiteit. Ten aanzien van het tweede punt stelt het college dat hij mocht toetsen aan het Beeldkwaliteitsplan. Bij het vaststellingsbesluit zijn immers ook de bijlagen vastgesteld. Ten aanzien van het derde punt stelt het college dat uit de aanvraag en bijbehorende stukken niet volgt dat eiseres de mast enkel zal gebruiken voor het hijsen van de Nederlandse vlag. Los daarvan kan de vlaggenmast als ondergeschikt bouwdeel niet worden aangemerkt als een wenselijk hoogteaccent van meer dan 15 meter.
8. De rechtbank is het met het college eens dat de beroepsgronden van eiseres dezelfde zijn als de bezwaargronden. De rechtbank oordeelt dat het college daar in het bestreden besluit al voldoende op is ingegaan. Het college heeft de gronden van bezwaar voldoende gemotiveerd weerlegd. Ten aanzien van het betoog van eiseres op zitting waarbij zij nog aandacht heeft gevraagd voor de grond dat het college in zijn motivering niet had kunnen betrekken dat de vlaggenmast gebruikt gaat worden voor reclame, overweegt de rechtbank dat het college in het bestreden besluit heeft erkend dat het gebruik van de vlaggenmast voor reclame ondergeschikt is en dat het primair gaat om de vraag of het college bereid is medewerking te verlenen aan een overschrijding van de bouwhoogte. Dat is het college niet en dat heeft het college voldoende gemotiveerd. Zo heeft het college voor de bouw van het kantoor al een vergunning verleend voor het afwijken van de maximale toegestane hoogte.
8.1.
Eiseres heeft in beroep niet medegedeeld waarom de overwegingen van het college in reactie op haar bezwaargronden niet in stand kunnen blijven, zodat reeds hierom de herhaalde standpunten niet tot vernietiging van het bestreden besluit kunnen leiden.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
mr.A. Regenboog, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.