ECLI:NL:RBROT:2024:13578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
10.279089.24 / 10.227406.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in een woning met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 augustus 2024 te Dordrecht een woning is binnengedrongen en daar diverse goederen heeft weggenomen, waaronder ringen, sleutels, een telefoon en een portemonnee. De verdachte, geboren in 1985 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. N.J. Jacobs, eiste een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden, zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd om recidive te voorkomen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 1.000,- aan immateriële schade aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat de verdachte hulp nodig heeft en dit het opstarten van het hulpverleningstraject zou vertragen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10.279089.24
Parketnummer vordering TUL: 10.227406.22
Datum uitspraak: 28 november 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI [naam PI] ,
raadsvrouw mr. E.V. Appeldoorn, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in het over de verdachte opgemaakte rapport van 14 november 2024;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10.227406.22.

4.Waardering van het bewijs

Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 augustus 2024 te Dordrecht,
in een woning aan de [adres 1] ,
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
ringen en sleutels en een telefoon en een
portemonnee en (verschillende) (betaal)pasjes en een identiteitspas, die aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is in de nacht van 30 augustus 2024 een woning ingeslopen terwijl de bewoners sliepen. De verdachte heeft allereerst op de benedenverdieping diverse spullen weggenomen. Vervolgens is de verdachte naar de bovenverdieping gegaan en heeft daar, in de slaapkamer waar [slachtoffer] en zijn vrouw lagen te slapen, een telefoon weggenomen van het nachtkastje. Dit is een ernstig feit. Het incident heeft zich afgespeeld in het huis van het slachtoffer, een plek waar men zich veilig dient te voelen. Dit gevoel van veiligheid heeft de verdachte het slachtoffer ontnomen. Het is een beangstigend idee dat verdachte zelfs in de slaapkamer van de slachtoffers is geslopen en daar een telefoon heeft weggepakt. Algemeen bekend is dat slachtoffers van dit soort feiten vaak nog lang een gevoel van onveiligheid ervaren in hun eigen huis. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 november 2024. Dit rapport houdt – onder meer – het volgende in.
De verdachte kent een uitgebreid justitieel verleden. Er is een patroon opgebouwd van vermogens- en geweldsdelicten. De verdachte is eerder tot een ISD-maatregel veroordeeld. Deze maatregel is in 2021 positief afgerond. Op de levensgebieden financiën en middelengebruik worden directe verbanden gevonden met het delictgedrag. De verdachte heeft dit feit gepleegd om zichzelf te kunnen voorzien van cocaïne, hetgeen hij zelf niet kon bekostigen. De verdachte stond al onder toezicht bij Tactus Reclassering (onder parketnummer 10.227406.22). Echter trok hij zijn eigen plan en conformeerde hij zich niet aan de gemaakte afspraken. Nadat de verdachte zijn relatie, huisvesting en financiën kwijtraakte wenste hij toch weer een samenwerking met Tactus Reclassering. Er zijn ernstige twijfels over de haalbaarheid van een nieuw toezicht omdat de verdachte ambivalent kan zijn wat betreft zijn motivatie. Op dit moment is er instabiliteit op alle levensgebieden. Dit maakt het wenselijk dat de verdachte hulp krijgt met een verplicht karakter. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het vinden van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd, zodat de verdachte de nodige hulp krijgt om zijn leven te beteren. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarbij een wat langere proeftijd opleggen, opdat verdachte zich langere tijd aan alle gestelde voorwaarden zal houden en nieuw delictgedrag zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het onvoorwaardelijke deel zal gelijk zijn aan het aantal dagen dat de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat hij sneller met zijn hulpverleningstraject kan starten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering geheel toewijsbaar is.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding voldoende is onderbouwd in het licht van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek en de vordering niet is betwist, zal de het gevorderde bedrag van € 1.000,- worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 augustus 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 20 december 2022 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling, vernieling en bedreiging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 48 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 4 januari 2023. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten uitvoerleggen van deze voorwaardelijke straf niet passend is, nu de verdachte hulp nodig heeft en dit het opstarten van het hulpverleningstraject zal vertragen. De tenuitvoerlegging zal daarom worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op 14a, 14b, 14c, 36f, en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 181 (honderdeenentachtig) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
90 (negentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen 7 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Tactus Reclassering op het adres [adres 2] te [plaats] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start in overleg na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten
opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die
de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
3. de veroordeelde verblijft in de Ontmoeting te Epe of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf start direct na het ingaan van de proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de
reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
5. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 20 december 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter,
en mrs. G.M.J. Kok en P.A.M. Wijffelsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. Tchang, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te Dordrecht,
in/uit een woning aan de [adres 1] ,
alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
(een) (zegel)ring(en) en/of (een) sleutel(s) en/of een telefoon en/of een
portemonnee en/of (verschillende) (betaal)pasjes en/of een identiteitspas, in elk
geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.