Op 18 september 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, die de belangen van de kinderen behartigt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de vader en de moeder, belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen, die momenteel in een gezinshuis verblijven. De kinderrechter heeft de beschikking van 25 juni 2024 in overweging genomen, waarin de ondertoezichtstelling van de kinderen werd verlengd tot 28 juni 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 1 oktober 2024. De GI heeft verzocht om een verdere verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, wat tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht. De vader heeft zijn zorgen geuit over de omgangsregeling en het contact met het gezinshuis, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 28 juni 2025, met als uitgangspunt dat de kinderen drie weekenden per maand en de helft van de vakanties bij de vader verblijven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.