ECLI:NL:RBROT:2024:13661

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/10/688632 / JE RK 24-2377
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 11 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2018. De zaak betreft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling, die het verzoek heeft ingediend. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige verblijft momenteel bij de oma vaderszijde. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun eigen problematiek, moeten leren het perspectief van de minderjarige te accepteren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 20 december 2025 en ook de machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma vaderszijde verlengd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van de minderjarige, die zich goed ontwikkelt in de huidige situatie. De ouders hebben nog steeds een rol, maar moeten hun problematiek onder ogen zien en transparant zijn naar de hulpverleners.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/688632 / JE RK 24-2377
Datum uitspraak: 11 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M.P. Kloppenburg, kantoorhoudende in Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
[naam oma] ,
hierna te noemen: de oma vaderszijde (vz), tevens de pleegmoeder,
wonende in [woonplaats 3] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt in de beoordeling het verzoekschrift met bijlagen van
21 oktober 2024, ontvangen op1 november 2024, mee.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de oma vz;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam] .
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de oma vz.
2.3.
Bij beschikking van 4 december 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 20 december 2024. Tevens is bij deze beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg verlengd tot 20 december 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlengen, met ingang van 20 december 2024 voor de duur een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. [minderjarige] heeft duidelijkheid nodig. Het is van belang dat de ouders de rol als ouders op afstand gaan accepteren. [minderjarige] verblijft momenteel één keer in de twee weken een nachtje bij de vader en heeft één keer in de twee weken een begeleid omgangsmoment met de moeder. De moeder reist samen met [minderjarige] naar het omgangsmoment. Dit is een uitbreiding van de omgang. Voor een mogelijke verdere uitbreiding van de omgang met de moeder heeft de GI stukken nodig van bijvoorbeeld Antes om inzicht te krijgen in de problematiek van de moeder. De GI staat open voor een uitbreiding van de omgang, maar moet de veiligheid van [minderjarige] waarborgen.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder ziet dat de oma vz goed voor [minderjarige] zorgt, maar wil dat de omgangsregeling uitgebreid wordt. De moeder wil net als de vader onbegeleid contact met [minderjarige] en dat [minderjarige] een nachtje bij haar komt slapen. De moeder heeft een eigen woning en de thuissituatie is goed. Er is nog onduidelijkheid over de problematiek van de moeder, waardoor zij nog geen stukken kan overleggen aan de GI.
4.3.
Door de oma vz wordt ter zitting naar voren gebracht dat het contact met de ouders wisselend is geweest, maar het momenteel beter gaat. De oma vz maakt zich zorgen over het kopieergedrag van [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
[minderjarige] wordt nog ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] is in het verleden getuige geweest van spanningen en agressie tussen de ouders. Beide ouders kampen met eigen problematiek, waarvoor behandeling noodzakelijk is. Positief is dat de ouders hiermee aan de slag zijn en er momenteel een structurele omgangsregeling is met beide ouders. Zorgelijk is dat de ouders, met name de vader, moeite blijven hebben met het accepteren van het perspectief van [minderjarige] bij de oma vz. De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft onderzoek gedaan naar een gezagsbeëindigende maatregel. In zijn rapport van
21 maart 2024 adviseert de Raad dat een gezagsbeëindigende maatregel niet noodzakelijk is, maar dat beide ouders het perspectief van [minderjarige] bij de oma vz moeten gaan accepteren en steunen. De kinderrechter is met de Raad en de GI van oordeel dat de ouders moeten berusten in de situatie. [minderjarige] heeft, ook op dit vlak, behoefte aan rust en duidelijkheid; het is van belang dat de ouders geen tegenstrijdige signalen aan haar geven. Ook is het van belang dat de ouders transparant zijn over hun problematiek richting de hulpverleners en de GI.
5.3.
Gezien vorenstaande is de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog noodzakelijk om als neutrale derde onder meer de ontwikkeling van [minderjarige] te volgen, haar belangen centraal te (laten) stellen en de omgangsregeling te monitoren.
5.4.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de verzochte duur van een jaar. [1]
5.5.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding. [2]
5.6.
[minderjarige] verblijft sinds 2019 bij de oma vz. Door de eigen problematiek zijn de ouders onvoldoende in staat om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] structureel op zich te nemen en is het perspectief van [minderjarige] al geruime tijd geleden bij de oma vz bepaald. [minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de oma vz. Zij gaat naar school en heeft structurele omgang met beide ouders. Bij de oma vz ontvangt [minderjarige] de continuïteit, stabiliteit, rust en ruimte die zij nodig heeft.
5.7.
De kinderrechter verlengt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de oma vz voor de duur van een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 20 december 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de oma vaderszijde, tot 20 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en
op schrift gesteld op 3 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.