ECLI:NL:RBROT:2024:13667

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/10/684100 / JE RK 24-1773 & C/10/690858 / JE RK 24-2646
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 19 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in twee zaken betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] verlengd tot 28 februari 2025, terwijl voor [minderjarige 1] een nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing is verleend, die loopt tot 24 oktober 2025. De zaken zijn behandeld in het kader van de jeugdbescherming, waarbij de betrokken partijen, waaronder de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en de Raad voor de Kinderbescherming, hun standpunten hebben toegelicht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie van beide minderjarigen onveilig is en dat er ernstige zorgen zijn over hun welzijn. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie tussen hen is problematisch, wat leidt tot een onveilige omgeving voor de kinderen. De kinderrechter heeft de noodzaak van de uithuisplaatsingen onderbouwd met de feiten en omstandigheden die tijdens de zitting zijn gepresenteerd, waaronder de overbelasting van de moeder en de afwezigheid van de vader.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team jeugd
Zaaknummer: C/10/684100 / JE RK 24-1773 & C/10/690858 / JE RK 24-2646
Datum uitspraak: 19 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI,
en
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
Rotterdam,
hierna te noemen: de Raad.
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J. Oversluizen te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. N.J.R.M. Elings te Molenschot.
Tevens merkt de kinderrechter in de zaak C/10/690858 / JE RK 24-2646 als informant aan:
de Raad, voornoemd.
Tevens merkt de kinderrechter in de zaak C/10/684100 / JE RK 24-1773 als informant aan:
de GI, voornoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 30 augustus 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het aanvullende onderzoek van de Raad van 22 november 2024;
  • het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 11 december 2024;
- het bericht van de moeder met bijlagen van 15 december 2024;
- het bericht van mr. N.J.R.M. Elings met een bijlage van 17 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 1] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 2] en [naam 3] .
Mr. N.J.R.M. Elings is niet verschenen. Bij bericht van 17 december 2024 heeft mr. N.J.R.M. Elings aangegeven dat zij ter zitting niet aanwezig zal zijn.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] woont bij haar moeder. [minderjarige 2] verblijft bij [naam instelling] .
2.3.
Bij beschikking van 30 augustus 2024 is [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 30 augustus 2025. Tevens is bij deze beschikking een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder gevolgd door een netwerkplaatsing bij grootmoeder vaderszijde verleend tot 30 december 2024 en is de beslissing voor het overige aangehouden.
2.4.
Bij beschikking van 24 oktober 2024 is [minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 24 oktober 2025.

3.De (aangehouden) verzoeken

ten aanzien van zaaknummer C/10/684100 / JE RK 24-1773:
3.1.
De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] voor de duur van een jaar. Hierover is al beslist. Tevens verzoekt de Raad een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, gevolgd door een netwerkplaatsing bij grootmoeder vaderszijde voor de duur van zes maanden. Over de periode tot 30 december 2024 is al beslist. Nu moet nog worden beslist over de periode tot 28 februari 2025.
3.2.
Bij aanvullend raadsonderzoek van 22 november 2024 wijzigt de Raad het aangehouden deel van het verzoek, in die zin dat wordt verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij [naam instelling] , voor de resterende duur van twee maanden.
ten aanzien van zaaknummer C/10/690858 / JE RK 24-2646:
3.3.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 24 oktober 2025, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft ter zitting het aangehouden verzoek met zaaknummer C/10/684100 / JE RK 24-1773 en licht het volgende toe. De Raad maakt zich grote zorgen over alle kinderen. De ouders zijn constant met elkaar in strijd en de kinderen zijn hiervan de dupe. [minderjarige 2] is momenteel voor een periode van zes maanden uit huis en de situatie tussen de ouders is niet veranderd. Op dit moment is er geen hulpverlening binnen het gezinssysteem en zijn de ouders niet in staat om [minderjarige 2] het nodige te bieden. De moeder is overbelast en de vader diskwalificeert de moeder. De kinderen zitten klem tussen de ouders en verkeren in een loyaliteitsconflict. Er is sprake van wachtlijstproblematiek, maar het probleem ligt bij de ouders. Het is van belang dat de ouders naar zichzelf gaan kijken en inzien dat zij met individuele hulpverlening aan de slag moeten gaan om de situatie te kunnen verwerken. Ten aanzien van het verzoek van de GI geeft de Raad aan dat zij achter het verzoek staat.
4.2.
De GI handhaaft ter zitting het verzoek met zaaknummer C/10/690858 / JE RK 24-2646 en licht het volgende toe. De GI heeft verzocht het verzoek versneld op zitting te behandelen, omdat [minderjarige 1] met ingang van vandaag, 19 december 2024, geplaatst kan worden op de fasegroep van Prokino. In de thuissituatie bij de moeder vinden escalaties plaats en het is van belang dat de veiligheid gewaarborgd wordt. Op de fasegroep zal gewerkt worden in vier fases, waarbij [minderjarige 1] ook de vrijheid heeft om naar de ouders te gaan. Daarnaast is het van belang dat [minderjarige 1] gaat starten met een passende behandeling. [minderjarige 1] heeft twee gesprekken gehad met een psycholoog van GGZ Delfland en is gemotiveerd om hier verder mee aan de slag te gaan. Er is momenteel veel onrust en onduidelijkheid. De scheidingsproblematiek van de ouders ligt op de voorgrond en het is belangrijk dat de ouders individueel aan de eigen problematiek gaan werken. De GI wil daarnaast passende hulpverleningstrajecten zoals MST-CAN of een KSCD-onderzoek in gang zetten, maar loopt tegen wachtlijsten aan. Over het aangehouden verzoek van de Raad betreffende [minderjarige 2] geeft de GI het volgende aan. De signalen over [minderjarige 2] vanuit [naam instelling] zijn positiever. De GI heeft zorgen over de sociaal emotionele ontwikkeling van [minderjarige 2] . Hij gaat momenteel al zes maanden niet naar school, omdat broer [naam 4] naar de school op het terrein van [naam instelling] gaat. Er hebben incidenten plaatsgevonden tussen [minderjarige 2] en zijn broer. Broer [naam 4] wil niet dat [minderjarige 2] naar dezelfde school gaat. Het is van belang dat de interactie tussen de broers geobserveerd wordt, zodat [minderjarige 2] zo snel mogelijk naar school kan. De GI zal hierover in januari in gesprek gaan met [naam instelling] .
4.3.
De vader wil dat [minderjarige 2] zo snel mogelijk bij de vader komt wonen en dat de andere vier kinderen bij hem komen wonen op het moment dat hij over het ouderlijk huis beschikt. De vader heeft momenteel geen eigen woning en baan, maar binnenkort zal er duidelijkheid komen over het ouderlijk huis. De vader heeft zich voorbereid en is klaar om de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen. Momenteel verblijven de kinderen van vrijdag tot zondag bij de vader. Het gaat slecht met de kinderen en de vader maakt zich grote zorgen over de kinderen in de thuissituatie bij de moeder. De rapporten bevatten verouderde informatie over de vader. De vader voelt zich niet gehoord. Het gaat goed met de vader. Het is fijn dat de advocaat van de vader en de advocaat van de moeder onderling goed kunnen overleggen.
4.4.
Door en namens de moeder wordt ter zitting geen verweer gevoerd tegen het aangehouden verzoek van de Raad en het verzoek van de GI. De moeder vindt het jammer dat de situatie op deze manier is gelopen. [minderjarige 1] houdt zich niet aan de regels thuis. Ze komt te laat thuis en blijft soms een nacht weg, zonder dat de moeder weet waar zij is. Daarnaast is er sprake van schoolverzuim. De moeder haalt [minderjarige 2] elke woensdag op en heeft tussendoor veel contact met [minderjarige 2] . Het gaat beter met [minderjarige 2] en hij is rustiger geworden. [minderjarige 2] wil wel graag naar huis. De moeder vindt het zorgelijk dat [minderjarige 2] niet naar school gaat. Het is fijn dat er in stapjes wordt toegewerkt naar het plaatsen van [minderjarige 2] op dezelfde school als broer [naam 4] . Momenteel heeft [minderjarige 2] een dagprogramma en is hij gestart met hondentraining voor zijn emotieregulatie. De moeder is overbelast en de vader is negatief over de moeder bij de kinderen. Het is van belang dat de ouders op een neutrale manier met elkaar gaan communiceren, maar de moeder wil ook haar eigen grenzen bewaken. De moeder is gestart met hulpverlening vanuit Fier.

5.De beoordeling

ten aanzien van zaaknummer C/10/684100 / JE RK 24-1773:
5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
Bij beschikking van 30 augustus 2024 is een machtiging verleend om [minderjarige 2] uit huis te plaatsen voor de duur van vier maanden en is de beslissing voor de resterende twee maanden aangehouden omdat er veel zorgen bestaan over de situatie. De verblijfsplek bij Bergse Bos bleek onvoldoende geschikt voor [minderjarige 2] en een plaatsing bij de grootmoeder vaderszijde moest onderzocht worden.
5.3.
[minderjarige 2] verblijft momenteel nog steeds bij [naam instelling] . Een plaatsing van [minderjarige 2] bij de grootmoeder vaderszijde is niet mogelijk gebleken. Ook kan [minderjarige 2] op dit moment niet bij de vader of de moeder wonen. De moeder is overbelast en de vader heeft geen eigen woning. [minderjarige 2] gaat wekelijks op de woensdagmiddag en -avond naar de moeder en verblijft in het weekend bij de vader. Hoewel de huidige plaatsing van [minderjarige 2] bij Bergse Bos niet ideaal is, komen er positieve signalen naar voren over [minderjarige 2] . [minderjarige 2] is rustiger geworden en niet meer opstandig tegenover de begeleiders. Problematisch is dat [minderjarige 2] al zes maanden niet naar school gaat. Het is van groot belang dat de GI in gesprek gaat met [naam instelling] om ervoor te zorgen dat [minderjarige 2] zo snel mogelijk weer naar school gaat. Daarnaast is het belangrijk dat de ouders hun eigen aandeel in het geheel erkennen en in het belang van [minderjarige 2] en de andere kinderen aan de slag gaan met de eigen problematiek.
5.4.
De kinderrechter verlengt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de resterende duur van twee maanden, te weten tot 28 februari 2025. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
ten aanzien van zaaknummer C/10/690858 / JE RK 24-2646:
5.5.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
5.6.
[minderjarige 1] woont bij de moeder, waar het niet goed gaat. Het is onrustig in de thuissituatie en er vinden regelmatig escalaties plaats. [minderjarige 1] en de moeder praten nauwelijks met elkaar. [minderjarige 1] zit klem tussen de ouders en wordt belast met volwassenproblematiek. De moeder is overbelast en [minderjarige 1] houdt zich niet aan de regels thuis. [minderjarige 1] komt laat thuis en blijft soms nachten weg, zonder dat de moeder weet waar zij is. Daarnaast is er sprake van ernstig schoolverzuim. Het lukt de moeder niet om [minderjarige 1] voldoende veiligheid en basale zorg te bieden. Ook kan [minderjarige 1] niet bij de vader wonen. Hij beschikt niet over een eigen woning. Daarnaast is het zorgelijk dat de vader de moeder diskwalificeert in het bijzijn van [minderjarige 1] en haar broertjes.
5.7.
Positief is dat er een passende plek is gevonden voor [minderjarige 1] op de fasegroep van Prokino, waar zij met ingang van heden kan gaan verblijven. [minderjarige 1] ziet in dat een verandering noodzakelijk is en staat achter een plaatsing op de fasegroep van Prokino. Daarnaast is [minderjarige 1] gemotiveerd voor behandeling en heeft zij twee gesprekken gehad met een psycholoog van GGZ Defland. Het is van belang dat [minderjarige 1] de komende maanden wordt begeleid naar de volwassenheid en stabiliteit ervaart, zodat zij kan groeien richting zelfstandigheid.
5.8.
De kinderrechter verleent daarom een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 24 oktober 2025. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van zaaknummer C/10/684100 / JE RK 24-1773:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 28 februari 2025;
ten aanzien van zaaknummer C/10/690858 / JE RK 24-2646:
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 19 december 2024 tot 24 oktober 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024 door mr. M.A. van der Laan-Kuijt, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.N. van Geest als griffier, en op schrift gesteld op 8 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.