ECLI:NL:RBROT:2024:13784
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot onderbewindstelling wegens eerdere beëindigingen en dreigend gedrag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot onderbewindstelling van een betrokkene, geboren in 1975. Het verzoekschrift was op 4 augustus 2023 ingediend en de zaak is behandeld op de zitting van 18 december 2023. De betrokkene verzocht om onderbewindstelling vanwege zijn geestelijke toestand, waarbij hij stelde niet in staat te zijn zijn vermogensrechtelijke belangen naar behoren waar te nemen. De voorgestelde bewindvoerder was de Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids- en Welzijnszorg.
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter de betrokkene en de voorgestelde bewindvoerder gehoord. De kantonrechter heeft ook de verklaring van De Hoop GGZ besproken, waarin werd aangegeven dat de betrokkene drie keer eerder onder bewind was gesteld, maar dat deze maatregelen voortijdig waren beëindigd vanwege bedreigingen aan de bewindvoerders. De betrokkene heeft deze verklaring ter zitting weersproken en zich op een dreigende toon uitgelaten over zijn hulpverleners, wat de kantonrechter aanleiding gaf om de zitting te beëindigen.
De kantonrechter heeft overwogen dat het slagen van een onderbewindstelling afhankelijk is van de eigen inzet van de betrokkene en dat een respectvolle houding naar bewindvoerders en hulpverleners essentieel is. Gezien het verloop van de eerdere bewinden en de houding van de betrokkene op de zitting, heeft de kantonrechter besloten dat het instellen van een nieuw bewind niet zinvol is en heeft zij het verzoek afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk, kantonrechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.