In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de man opheffing van het executoriaal loonbeslag dat door de vrouw is gelegd om partneralimentatie te innen. De man en de vrouw zijn in 2019 gescheiden, en de rechtbank had op 5 juli 2024 bepaald dat de man € 1.626,00 per maand aan alimentatie moet betalen. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing en vordert nu dat het loonbeslag wordt opgeheven en dat hij terugbetaling krijgt van de reeds geïnde bedragen. De rechtbank wijst de vorderingen van de man af, omdat er geen evidente juridische of feitelijke misslagen zijn vastgesteld in de eerdere beschikking. De belangenafweging valt in het nadeel van de man uit, onder andere omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen over zijn financiële situatie en de noodzaak van het opheffen van het beslag. De voorzieningenrechter concludeert dat de vrouw recht heeft op de alimentatie en dat het beslag gerechtvaardigd is. De proceskosten worden gecompenseerd, wat gebruikelijk is bij ex-echtgenoten.