ECLI:NL:RBROT:2024:13802

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
C/10/661242 / FA RK 23-4744
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake familierechtelijke betrekking tussen minderjarige en biologische vader

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenbeschikking gegeven in een zaak die draait om de familierechtelijke relatie tussen een minderjarige en zijn biologische vader. De vrouw, die eerder met de man was getrouwd, heeft het verzoek ingediend om de biologische vader te erkennen als de juridische vader van de minderjarige. De man, die niet in de procedure is verschenen, is de juridische vader volgens de geboorteakte, maar het huwelijk tussen de vrouw en de man is in de Filipijnen nietig verklaard. De rechtbank heeft besloten het verzoek inhoudelijk te behandelen, ondanks dat er nog geen zes maanden zijn verstreken sinds de verzending van de stukken naar de Filipijnen. Dit is gedaan in het belang van de minderjarige, die anders niet kan worden ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en niet kan worden verzekerd. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Gorinchem verzocht om binnen zes weken te reageren op de vragen die in de beschikking zijn gesteld, en houdt verdere beslissingen aan totdat deze reactie is ontvangen. De zaak is complex door de internationale aspecten en de noodzaak om de juridische status van de minderjarige te verduidelijken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/661242 / FA RK 23-4744
Beschikking van 24 december 2024 over akte van de burgerlijke stand
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
ten tijde van de mondelinge behandeling vertegenwoordigd door advocaat mr. E.R. Boertje te Den Haag en nadien vertegenwoordigd door advocaat mr. S.L.A. Verburgt te Den Haag.
In deze zaak zijn belanghebbenden bij het verzoek:
[naam man], hierna: de man,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
laatst bekende woonplaats: [woonplaats 2] ( [land] ),
en
[biologische vader], hierna: de biologische vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
en
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Gorinchem, hierna: de ABS,
gevestigd te Gorinchem.
De zaak gaat over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023, hierna: de minderjarige,
vertegenwoordigd door:
mr. W.A. Berghuis, advocaat te Dordrecht, in de hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige, hierna: de bijzondere curator.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de tussenbeschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2023, waarbij mr. W.A. Berghuis als bijzondere curator over de minderjarige is benoemd;
  • het verslag van bevindingen met bijlagen van de bijzondere curator van
20 oktober 2023;
  • de reactie van de vrouw op het verslag van de bijzondere curator tevens het gewijzigde verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 7 november 2023;
  • de berichten met bijlagen van de vrouw van 29 januari 2024, 21 februari 2024, 19 juli 2024 en 13 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 19 november 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de biologische vader;
  • de bijzondere curator.
De man is niet verschenen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De vrouw en de man zijn op [huwelijksdatum] 2005 te Banga, South Cotabato (Filipijnen) met elkaar gehuwd.
2.2.
In september 2009 heeft de vrouw de man verlaten.
2.3.
Sinds 2017 hebben de vrouw en de biologische vader een affectieve relatie met elkaar.
2.4.
Op [geboortedatum] 2023 is te [geboorteplaats] uit de vrouw geboren:
[minderjarige] , hierna: de minderjarige.
2.5.
Op de (Nederlandse) geboorteakte van de minderjarige staan de vrouw en de man vermeld als de juridische ouders van de minderjarige.
2.6.
In de door de vrouw overgelegde uitspraak van het Regional Trial Court in Surallah, South Cotabato (Filipijnen) van 18 september 2023, voorzien van een apostille, staat: ‘
the marriage between petitioner [naam vrouw] and respondent [naam man] , is declared NULL and VOID under Art. 36 of the Family Code, as amended.
2.7.
Verilabs heeft op 11 november 2024 een (DNA-)verwantschapsonderzoek uitgevoerd. De conclusie van dat onderzoek luidt dat met een waarschijnlijkheid van meer dan 99,99% is aangetoond dat [biologische vader] de biologische vader van de minderjarige is.
2.8.
De vrouw, de man en de minderjarige hebben de Filipijnse nationaliteit. De biologische vader heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.9.
De vrouw staat ingeschreven in de Nederlandse Basisregistratie Personen (hierna: BRP). Volgens de BRP staat zij sinds 24 juli 2023 op hetzelfde woonadres als de biologische vader ingeschreven. Feitelijk verbleef de vrouw al sinds 11 december 2022 in Nederland.
2.10.
De minderjarige staat niet ingeschreven in de BRP.

3.De beoordeling

3.1.
Vooraf
3.1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat het (gewijzigde) verzoek van de vrouw tot doel heeft dat de biologische vader de minderjarige kan erkennen als zijn kind, zodat zij (juridisch) in familierechtelijke betrekking tot elkaar komen te staan. Omdat de man (de juridische vader van de minderjarige) niet in de procedure is verschenen, zal de rechtbank eerst oordelen of de man op de juiste manier is opgeroepen, alvorens tot een inhoudelijke beoordeling wordt overgegaan.
3.2.
Oproeping man
3.2.1.
De rechtbank heeft de man via drie verschillende routes opgeroepen voor de mondelinge behandeling.
Allereerst heeft de rechtbank op 12 september 2024 – met het oog op betekening via het Haags Betekeningsverdrag 1965 – een oproep en twee exemplaren van het verzoekschrift in de Engelse taal en de laatst bekende adresgegevens van de man in de Filipijnen naar het Openbaar Ministerie gezonden, met het verzoek deze stukken door te sturen aan de centrale autoriteit in de Filipijnen en met het verzoek de verklaring van deze autoriteit waaruit blijkt dat aan aanvraag uitvoering is gegeven, de vorm waarin, de plaats en tijdstip en de persoon aan wie het stuk is afgegeven, zo spoedig mogelijk aan de rechtbank te sturen.
Daarnaast heeft de rechtbank bij gewone brief de oproep in de Engelse taal rechtstreeks naar de laatst bekende woonplaats van de man in de Filipijnen gezonden.
Tot slot is de man openbaar opgeroepen via de Staatscourant.
3.2.2.
Artikel 15 lid 1 van het Haags Betekeningsverdrag 1965 bepaalt dat wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmede gelijk te stellen stuk ter betekening of kennisgeving overeenkomstig de bepalingen van dit verdrag, naar het buitenland moest worden gezonden en de verweerder niet is verschenen, de rechter de beslissing aanhoudt totdat is gebleken dat:
hetzij van het stuk betekening of kennisgeving is gedaan met inachtneming van de vormen in de wetgeving van de aangezochte Staat voorgeschreven voor de betekening of de kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en bestemd zijn voor zich op het grondgebied van dat land bevindende personen,
hetzij het stuk aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats is afgegeven op een andere in dit Verdrag geregelde wijze, en dat de betekening of de kennisgeving, onderscheidenlijk de afgifte zo tijdig is geschied dat de verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.
3.2.3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 1 Haags Betekeningsverdrag 1965 kan de Nederlandse rechter op grond van artikel 15 lid 2 van het Haags Betekeningsverdrag 1965 in samenhang met artikel 10 Uitvoeringswet Haags Betekeningsverdrag 1965 een beslissing geven, ook als geen bewijs, hetzij van betekening of kennisgeving, hetzij van afgifte is ontvangen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
het stuk is toegezonden op een van de in dit Verdrag geregelde wijzen,
sedert het tijdstip van toezending van het stuk een termijn is verlopen die door de rechter voor elk afzonderlijk geval zal worden vastgesteld, doch die ten minste zes maanden zal bedragen,
in weerwil van alle daartoe bij de bevoegde autoriteiten aangewende pogingen geen bewijs kon worden verkregen.
3.2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zowel de advocaat van de vrouw als het Openbaar Ministerie geen verklaring van de Filipijnse centrale autoriteit heeft ontvangen. Uit telefonische navraag bij het Openbaar Ministerie na de mondelinge behandeling is gebleken dat het Openbaar Ministerie de stukken op 18 september 2024 naar de Filipijnse centrale autoriteit heeft gezonden.
3.2.5.
In een geval, waarin geen bewijs is ontvangen en dus niet is voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden, kan de rechter, al of niet na verloop van een door hem vast te stellen termijn, zo hij daartoe gronden aanwezig acht, het verzoekschrift in behandeling nemen (zie artikel 10 lid 2 Uitvoeringswet Haags Betekeningsverdrag 1965). Dit is om te voorkomen dat een zaak voor onbepaalde tijd aangehouden. De Memorie van Toelichting bij de Goedkeuringswet van het Haags Betekeningsverdrag 1965 vermeldt ten aanzien van artikel 15 lid 2 van voornoemd verdrag het volgende:

Afgezien van deze minimumtermijn is het derhalve geheel overgelaten aan het oordeel van de rechter, wanneer hij zich gerechtigd kan achten toch een beslissing te geven. Aldus zal de rechter in elk afzonderlijk geval bijvoorbeeld rekening kunnen houden met de wijze waarop de toezending van het stuk heeft plaats gevonden, met de omstandigheid dat een eventueel door hem bevolen andere wijze van toezending evenmin resultaat heeft opgeleverd, alsmede met de eventueel gebleken houding van de verweerder (onttrekking aan een betekening of kennisgeving dan wel afgifte).’
3.2.6.
Hoewel nog geen zes maanden zijn verstreken sinds de verzending van de stukken en de man niet in de procedure is verschenen, zal de rechtbank het verzoekschrift wel inhoudelijk behandelen. De rechtbank tilt zwaar aan het belang van de minderjarige bij een voortvarend verloop van deze procedure. De minderjarige ondervindt immers als gevolg van (het voortduren van) de huidige situatie (ook andere) nadelige gevolgen. Zo kan hij niet worden ingeschreven in de BRP en ook niet worden verzekerd.
3.2.7.
Om de hierboven genoemde redenen zal de rechtbank de procedure nu voortzetten zoals hieronder zal worden bepaald.
3.3.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.3.1.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) rechtsmacht, omdat de vrouw, de biologische vader en de minderjarige woonplaats in Nederland hebben.
3.3.2.
Omdat het verzoek strekt tot verbetering van een in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand opgenomen akte, wordt Nederlands recht toegepast.
3.4.
Verklaring voor recht en aanhouding
3.4.1.
De vrouw verzoekt – na wijziging – :
  • voor recht te verklaren dat het huwelijk tussen haar en de man niet voor erkenning in aanmerking komt, nu dit in de Filipijnen nietig is verklaard, mitsdien dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Gorinchem wordt gelast om op grond van artikel 1:24 lid 1 BW de registers van de burgerlijke stand te verbeteren, meer in het bijzonder de naam van de man op de geboorteakte van de minderjarige door te halen;
  • de verdere behandeling van de zaak aan te houden voor de duur van zes maanden om de biologische vader nogmaals in de gelegenheid te stellen bij de burgerlijke stand de minderjarige te erkennen als zijn kind waarna de vrouw de rechtbank hierover dient te informeren;
  • bij weigering door de ABS de biologische vader in de gelegenheid te stellen zich te voegen in deze procedure om een verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning te kunnen indienen bij de rechtbank.
3.4.2.
Op grond van artikel 1:24 lid 1 BW kan op verzoek van belanghebbenden of het Openbaar Ministerie de aanvulling van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding, doorhaling van een daarin ten onrechte voorkomende akte of latere vermelding, of verbetering van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat, worden gelast door de rechtbank.
3.4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken welke stappen zijn voorafgegaan aan het huidige verzoek en is van gedachten gewisseld over de vraag hoe het beoogde resultaat – dat de band tussen de biologische vader en de minderjarige juridisch wordt vastgesteld – kan worden bereikt.
3.4.4.
De biologische vader heeft desgevraagd verklaard dat hij destijds aangifte van de geboorte van de minderjarige heeft gedaan. Omdat in het paspoort van de vrouw stond dat zij gehuwd was, is vervolgens de man als vader op de geboorteakte van de minderjarige geregistreerd. De biologische vader wil de minderjarige graag erkennen, maar de registratie van de man als vader op de geboorteakte staat daaraan in de weg. Inschakeling van een notaris en contact met de gemeente Gorinchem heeft er niet toe geleid dat hij de minderjarige kan erkennen.
3.4.5.
Aanvankelijk heeft de vrouw in deze procedure verzocht om ontkenning van het vaderschap van de man en vaststelling van het vaderschap van de biologische vader. Hierop heeft de rechtbank de bijzondere curator benoemd. Nadien is het huwelijk van de vrouw en de man in de Filipijnen nietig verklaard. De bijzonder curator heeft vervolgens geconcludeerd dat het belangrijk is voor de minderjarige dat de biologische vader hem kan erkennen.
De vrouw heeft haar oorspronkelijke (afstammings)verzoek gewijzigd in een verzoek tot een verklaring voor recht dat het huwelijk tussen haar en de man niet voor erkenning in aanmerking komt als gevolg van de Filipijnse nietigverklaring. Volgens de advocaat van de vrouw en de bijzondere curator brengt de nietigverklaring ook met zich dat de man ten onrechte als vader op de geboorteakte van de minderjarige geregistreerd staat en dat zijn naam moet worden doorgehaald. Dit zou volgens de advocaat van de vrouw en de bijzondere curator voor de biologische vader de weg moeten openen naar de erkenning van de minderjarige.
3.4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de vraag of het gewijzigde verzoek tot het gewenste resultaat zal leiden. De registratie van de man als vader op de geboorteakte van de minderjarige lijkt immers het gevolg te zijn van de erkenning van het huwelijk tussen de vrouw en de man. In dat geval heeft de erkenning van dat huwelijk, dat het gewijzigde verzoek beoogt te voorkomen, al plaatsgevonden. De vervolgstap zou dan moeten zijn dat de (Filipijnse) nietigverklaring óók in Nederlandse registers moet worden ingeschreven.
3.4.7.
De vervolgvraag of inschrijving van de nietigverklaring van het huwelijk er wél toe zal leiden dat de biologische vader de minderjarige kan erkennen, lijkt echter vanwege het bepaalde in artikel 1:77 BW ontkennend beantwoord te moeten worden. Het tweede lid van dit artikel bepaalt namelijk dat de nietigverklaring van het huwelijk terugwerkende kracht mist ten aanzien van de kinderen van de echtgenoten. Dat zou betekenen dat de minderjarige, ondanks (inschrijving van) de nietigverklaring van het huwelijk, in familierechtelijke betrekking tot de man blijft staan. In dat kader heeft de bijzondere curator tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij, indien nodig, voornemens is om namens de minderjarige een afstammingsverzoek in te dienen.
3.4.8.
Gelet op de onduidelijkheden en onzekerheden in deze zaak en omdat de ABS belanghebbende is bij verzoeken op grond van artikel 1:24 BW en niet eerder is opgeroepen, verzoekt de rechtbank de ABS van de gemeente Gorinchem binnen
zes wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk te reageren op de volgende vragen:
  • Op basis van welke gegevens of stukken is de man als vader op de geboorteakte van de minderjarige geregistreerd?
  • Is (daarmee) het Filipijnse huwelijk tussen de vrouw en de man op enig moment in Nederland erkend? Zo ja, op basis van welke gegevens of stukken en op welk moment?
  • Wat is de zienswijze van de ABS ten aanzien van het verzoek van de vrouw en dat wat in rechtsoverwegingen 3.4.6. en 3.4.7. is overwogen?
  • Kan de ABS de registers van de burgerlijke stand verbeteren, meer in het bijzonder de naam van de man op de geboorteakte van de minderjarige doorhalen, aan de hand van een verklaring voor recht dat het Filipijnse huwelijk tussen de vrouw en de man niet voor erkenning in aanmerking komt? Zo nee, wat is nodig voor de doorhaling van de naam van de man op de geboorteakte van de minderjarige?
  • Hoe beoordeelt de ABS een eventueel verzoek tot inschrijving van de Filipijnse nietigverklaring van het huwelijk in de BRP?
  • Zijn er andere bijzonderheden of implicaties waar de vrouw en/of de rechtbank volgens de ABS rekening mee moet(en) houden maar die in het voorgaande nog niet aan de orde zijn gekomen?
  • Welke eventuele andere gegevens of documenten heeft de ABS nodig om de zaak te kunnen beoordelen en een inhoudelijke reactie te geven?
3.4.9.
Na ontvangst van de schriftelijke reactie van de ABS krijgen de advocaat van de vrouw en de bijzondere curator allebei tegelijkertijd een termijn van
twee wekenom een schriftelijke reactie op het verslag van de ABS te geven, en daarbij aan te geven wat op dat moment de stand van zaken is en wat hun eventuele procedurele wensen zijn.
3.4.10.
De rechtbank streeft ernaar zonder nadere mondelinge behandeling een beschikking te geven binnen
vier wekenna ontvangst van de schriftelijke reactie van de advocaat van de vrouw en de bijzondere curator, tenzij een der partijen gemotiveerd bericht dat een mondelinge behandeling wenselijk is en/of de rechtbank aanleiding ziet om een mondelinge behandeling te gelasten.
3.5.
Proceskosten
3.5.1.
Omdat nog geen beslissing wordt genomen over het verzoek, wordt nu ook nog geen beslissing genomen over de proceskosten.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
draagt de griffier op een afschrift van het dossier en deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Gorinchem;
4.2.
verzoekt de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Gorinchem binnen zes weken na de datum van deze beschikking schriftelijk te reageren zoals is verzocht in rechtsoverweging 3.4.8.;
4.3.
draagt de griffier op na ontvangst daarvan een afschrift van het verslag van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Gorinchem onverwijld te zenden aan de advocaat van de vrouw, [biologische vader] en de bijzondere curator;
4.4.
stelt de advocaat van de vrouw, [biologische vader] en de bijzondere curator in de gelegenheid te reageren op het verslag van de ambtenaar binnen twee weken na ontvangst daarvan, en daarbij aan te geven wat op dat moment de stand van zaken is en wat de eventuele procedurele wensen zijn;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van Egmond, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.C.A. van 't Zelfde, griffier, op 24 december 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Verzoeker en verschenen belanghebbenden moeten het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden moeten het beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere manier bekend is geworden.