3.6.Afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden
3.6.1.De rechtbank constateert dat partijen in artikel 1 van hun huwelijkse voorwaarden elke gemeenschap van goederen hebben uitgesloten. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen uitsluitend eenvoudige gemeenschappen bestaan ten aanzien van diverse vermogensbestanddelen.
De verdeling van de eenvoudige gemeenschappen
3.6.2.Partijen verzoeken over te gaan tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden op de door ieder van hen voorgestelde (van elkaar afwijkende) wijze zoals omschreven in hun processtukken. Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij desgevraagd verduidelijkt dat hun verzoeken moeten worden gelezen als verzoeken tot verdeling van de eenvoudige gemeenschappen, omdat er over en weer geen vermogen valt te verrekenen.
3.6.3.Partijen hebben geen (volledige) overeenstemming over de verdeling van deze eenvoudige gemeenschappen. De rechtbank zal conform de verzoeken de wijze van verdeling gelasten, rekening houdend naar billijkheid met zowel de belangen van partijen als het algemeen belang op grond van artikel 3:185 BW.
Peildatum samenstelling en omvang
3.6.4.Niet in geschil is dat 7 juli 2023, de datum van de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding, als de peildatum voor de samenstelling en omvang van de eenvoudige gemeenschappen geldt.
3.6.5.De eenvoudige gemeenschappen van partijen betreffen, volgens partijen of één van hen, de volgende vermogensbestanddelen:
saldo bij de Volksbank;
auto Toyota;
contant geld;
teruggave inkomstenbelasting 2022.
3.6.6.De vrouw heeft haar verzoeken over de zorgtoeslag en huurtoeslag ingetrokken. De rechtbank zal die verzoeken afwijzen.
3.6.7.De rechtbank gaat voor de waardering in beginsel uit van de datum van de feitelijke verdeling van het betreffende bestanddeel, tenzij partijen een andere datum zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aanvaard. Omdat hiervan niet dan wel onvoldoende is gebleken, moet de waarde van de bestanddelen worden vastgesteld op de datum van de feitelijke verdeling.
3.6.8.Saldi op bankrekeningen worden niet gewaardeerd. Uitgegaan wordt van de hoogte van het saldo op de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek.
Saldo bij de Volksbank (a.)
3.6.9.Partijen zijn het eens dat het saldo op de bankrekening bij de Volksbank van € 27.136,92 op 7 juli 2023 een eenvoudige gemeenschap betreft. Partijen zijn het ook eens dat dit saldo tussen partijen bij helfte zal worden verdeeld. De rechtbank zal deze overeenstemming als onderling getroffen regeling opnemen in de beschikking.
3.6.10.Partijen zijn het eens dat de auto een eenvoudige gemeenschap betreft en dat de waarde bij helfte zal worden verdeeld. Partijen zijn het echter niet eens wat de waarde van de auto is.
3.6.11.Partijen zijn het eens dat de waarde van de auto moet worden vastgesteld per de peildatum van 7 juli 2023. De rechtbank beslist dienovereenkomstig.
3.6.12.De rechtbank beslist verder dat de auto getaxeerd moet worden door een erkende Toyota-garagehouder. Als partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de aan te stellen garagehouder voor taxatie van de auto, bepaalt de rechtbank dat dit geschiedt op de volgende manier: binnen twee weken na deze beschikking selecteert de vrouw drie erkende Toyota-garagehouders en stuurt deze selectie naar de man. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week uit die selectie de taxerende garagehouder.
3.6.13.De rechtbank beslist verder dat de auto wordt toegedeeld aan de man. De man moet de helft van de taxatiewaarde (op de peildatum van 7 juli 2023) aan de vrouw betalen vanwege overbedeling. Het voorwaardelijke deel van het verzoek van de man, te weten dat als de auto een aanmerkelijke restwaarde heeft de auto wordt verkocht en de opbrengst bij helfte wordt verdeeld, wordt afgewezen omdat de rechtbank alleen de taxatiewaarde in de verdeling zal betrekken. Omdat de auto aan hem wordt toegedeeld, staat het de man vrij om de auto, ná de taxatie, te verkopen.
3.6.14.De man verzoekt, na wijziging, de vrouw te veroordelen om aan hem een bedrag van € 12.586,53,- te voldoen. De man stelt dat partijen € 25.173,05 aan contant geld in huis hadden en dat de vrouw zich dat bedrag heeft toegeëigend, terwijl de helft van dat bedrag aan de man toebehoort. De vrouw voert aan dat er geen contant geld (meer) in huis was, waardoor er niets te verdelen valt.
3.6.15.De rechtbank overweegt als volgt.
3.6.16.Vaststaat dat partijen eind 2019 € 37.000,- aan contant geld in huis hadden, als opbrengst van de verkoop van hun camper. Ook staat vast dat partijen van dat bedrag enkele grote uitgaven hebben gedaan, te weten een koel-/vriescombinatie, winterbanden, een bankstel, een gift aan de kleinzoon en een aanbetaling voor de auto, zodat minimaal resteerde € 25.173,05.
Volgens de vrouw is het resterende bedrag in de loop der jaren ook uitgegeven en niet meer aangevuld. Partijen hebben met het contante geld dagelijkse uitgaven gedaan als boodschappen en kleding en daarnaast hebben zij daarvan vakanties, giften en duurzame goederen als een wastafel, kasten en een smartphone betaald, aldus de vrouw.
De man voert echter onweersproken aan dat het reguliere bestedingspatroon van partijen ongewijzigd is gebleven na de verkoop van de camper. Zoals partijen ook vóór 2019 gewend waren, bleven zij maandelijks (dezelfde hoeveelheden) contant geld opnemen van hun rekening, met welk geld zij de dagelijkse uitgaven betaalden. De man weerspreekt daarnaast dat partijen extra uitgaven hebben gedaan aan vakanties, giften en duurzame goederen. Volgens de man is – na de verkoop van de camper – van vakanties en giften geen sprake geweest en zijn de uitgaven voor duurzame goederen waarnaar de vrouw verwijst weliswaar gedaan, maar ver voor de verkoop van de camper.
De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van de vrouw had gelegen om haar stelling over de uitgaven van het contante geld nader te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van betaalbewijzen van die uitgaven. Nu de vrouw dit heeft nagelaten, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw de stelling van de man onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
Dat leidt ertoe dat de rechtbank zal bepalen dat de vrouw in het kader van de verdeling van het contante geld een bedrag van € 12.586,53,- aan de man moet voldoen.
Teruggave inkomstenbelasting 2022 (d.)
3.6.17.Partijen zijn het eens dat de teruggave inkomstenbelasting 2022 van € 1.010,- een eenvoudige gemeenschap betreft en dat het bedrag bij helfte moet worden verdeeld. Dat betekent dat de man de helft van dit bedrag, zijnde € 505,-, zal betalen aan de vrouw.
Partijen zijn het ook eens dat, als de vrouw ook een bedrag aan teruggave inkomstenbelasting heeft ontvangen, zij de helft daarvan zal betalen aan de man.
De rechtbank zal deze overeenstemming als onderlinge regeling opnemen in deze beschikking.