Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, met betrekking tot een betrokkene die in Antes te Poortugaal verblijft. De betrokkene, geboren in 1992, werkt vrijwillig mee aan zijn opname en behandeling en staat open voor gesprekken met behandelaars over zijn medicatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2024 werd duidelijk dat de betrokkene geen verzet vertoont tegen de zorg, maar dat er zorgen zijn over zijn achterdocht en het gebruik van medicatie. De behandelaars gaven aan dat een nieuwe zorgmachtiging noodzakelijk is om te voorkomen dat de betrokkene stopt met medicatie en om te waarborgen dat hij in contact blijft met begeleiding, ook na verhuizing naar een eigen woning.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de betrokkene op dit moment voldoende meewerkt aan zijn behandeling en dat de noodzaak voor gedwongen zorg niet is aangetoond. De rechtbank concludeert dat de huidige zorg voldoende is om de dreigende nadelen te ondervangen en dat er geen verzet is tegen de zorg. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om zorgmachtiging afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter J.M.L. van Mulbregt en schriftelijk uitgewerkt op 21 februari 2024.