ECLI:NL:RBROT:2024:1498

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/10/651139 / HA ZA 23-61
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten voor funderingswerkzaamheden door VvE aan Marcan Vastgoed B.V.

In deze zaak heeft Marcan Vastgoed B.V. (hierna: Marcan) een vordering ingesteld tegen de Vereniging van Eigenaren (hierna: VvE) voor betaling van kosten die zijn gemaakt voor funderingswerkzaamheden aan het gebouw waarvan de VvE lid is. De partijen waren overeengekomen dat de VvE 37,5% van de kosten zou dragen, met een eenmalige betaling van € 100.000,00 en een lening voor het resterende bedrag tegen 3% rente per jaar. Marcan vorderde in deze procedure een bedrag van € 67.059,00 en maandelijkse termijnbedragen van € 2.619,88 vanaf augustus 2023.

De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 11 oktober 2023 geoordeeld dat de VvE op grond van de overeenkomst € 181.425,88 aan kosten aan Marcan moet betalen, waarvan € 100.000,00 in één keer en het resterende bedrag als lening. De VvE moest vanaf 1 april 2021 rente en aflossing betalen. In het eindvonnis van 21 februari 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat de VvE nog € 56.868,82 aan Marcan moet betalen, en heeft de vordering tot betaling van de termijnbedragen afgewezen. Daarnaast heeft Marcan een vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen tot een bedrag van € 921,82.

De rechtbank heeft de VvE veroordeeld om de verschuldigde bedragen aan Marcan te betalen en de proceskosten te compenseren, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/651139 / HA ZA 23-61
Vonnis van 21 februari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARCAN VASTGOED B.V.,
gevestigd te Barendrecht ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. Th.C. Visser te Rotterdam,
tegen
de vereniging
DE VERENIGING VAN EIGENAARS [naam VvE],
gevestigd te Rotterdam ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D.R.J.M. van Luyken te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Marcan en de VvE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van Marcan van 8 november 2023, met producties 13 en 14;
  • de akte van de VvE van 6 december 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Marcan heeft funderingswerkzaamheden laten uitvoeren aan het gebouw van de VvE, waarvan zij lid is, en heeft de kosten daarvan betaald. Partijen zijn overeengekomen dat de VvE 37,5% van die kosten zou dragen. Daarvan zou de VvE € 100.00,00 in één keer aan Marcan betalen. Het resterende bedrag zou de VvE van Marcan lenen tegen 3% rente per jaar en binnen drie jaar terugbetalen. De VvE zou (daartoe) ieder kwartaal rente en aflossing (een termijnbedrag) voldoen.
2.2.
In deze procedure vordert Marcan dat de VvE, bij wijze van nakoming van de overeenkomst, ( I. ) € 67.059,00 betaalt en (II.) de termijnbedragen van € 2.619,88 per maand vanaf augustus 2023 totdat de lening zou zijn voldaan. Tussen partijen bestond discussie over (i) aan welk bedrag van het funderingsherstel de VvE moest meebetalen en (ii) vanaf wanneer de VvE rente en aflossing moest betalen. In het tussenvonnis van 11 oktober 2023 heeft de rechtbank, voor zover van belang, geoordeeld dat:
  • de VvE op grond van de overeenkomst € 181.425,88 aan kosten aan Marcan moet betalen, waarvan € 100.000,00 in één keer en zij € 81.425,88 leende (overweging 4.15);
  • de VvE vanaf 1 april 2021 rente en aflossing moest betalen, op de aflossingsdata uit het schema bij de e-mail van Marcan ’s advocaat van 27 oktober 2020 (overweging 4.26).
De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich op basis van dit oordeel uit te laten over het door de VvE verschuldigde en betaalde bedrag (overweging 4.27), om op de vorderingen van Marcan te kunnen beslissen. Partijen hebben hierover aktes ingediend.

3.De verdere beoordeling

in conventie

De VvE moet € 56.868,82 aan Marcan betalen
3.1.
Het laatste termijnbedrag van de lening moest op 1 januari 2024 worden betaald (zie productie 7 van Marcan ). Dat betekent dat het volledige bedrag dat de VvE op grond van de overeenkomst aan Marcan moet betalen, inmiddels opeisbaar is.
3.2.
Partijen zijn het erover eens dat de VvE in totaal € 185.248,00 aan Marcan moest betalen. Marcan heeft in haar akte van 8 november 2023 aangevoerd dat de VvE
€ 128.379,18 aan haar heeft betaald. De VvE heeft dit in haar akte van 6 december 2023 erkend. Nu niet gesteld of gebleken is dat de VvE sindsdien nog betalingen heeft verricht, wordt uitgegaan van het hiervoor genoemde bedrag. De VvE moet dus nog € 56.868,82 aan Marcan betalen en wordt daartoe veroordeeld. De rechtbank begrijpt de door Marcan gevorderde betalingstermijn van vijf dagen als betaling uiterlijk op de vijfde werkdag na betekening van het vonnis en zal de gevorderde termijn in die zin toewijzen.
3.3.
Omdat alle onbetaald gelaten termijnbedragen in het onder 3.2 toegewezen bedrag van € 56.868,82 verdisconteerd zijn, wordt de vordering onder II. afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
3.4.
Marcan vordert een vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 2.045,00. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het besluit) is hier van toepassing, omdat het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. Marcan heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De advocaat van Marcan heeft de advocaat van de VvE immers op 27 december 2022 per e-mail een sommatie gestuurd. Marcan heeft de hoogte van haar vordering ten onrechte gebaseerd op het bedrag dat de VvE nog aan Marcan moest betalen. De VvE heeft namelijk erkend dat zij € 166.744,15 van de kosten van het funderingsherstel moest dragen en heeft ook een bedrag aan Marcan betaald. Omdat is geoordeeld dat de VvE € 181.425,88 van de kosten moest betalen, is het in dit geval redelijk om de buitengerechtelijke kosten te berekenen over het verschil tussen deze bedragen – oftewel: het door de VvE betwiste, maar door de rechtbank toegewezen bedrag – dus over € 14.681,73. De rechtbank wijst aan buitengerechtelijke kosten dan ook een bedrag van € 921,82 toe, het in het besluit bepaalde tarief. De VvE wordt veroordeeld om dat bedrag uiterlijk op de vijfde werkdag na betekening van het vonnis (zie 3.2) aan Marcan te betalen.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
veroordeelt de VvE om uiterlijk op de vijfde werkdag na betekening van dit vonnis € 56.868,82 aan Marcan te betalen;
4.2.
veroordeelt de VvE om uiterlijk op de vijfde werkdag na betekening van dit vonnis € 921,82 aan Marcan te betalen aan buitengerechtelijke kosten;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
4.6.
wijst de vorderingen af;
4.7.
veroordeelt de VvE in de proceskosten, aan de zijde van Marcan begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.
3726 / 2294