ECLI:NL:RBROT:2024:1533
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen informatieve brief van college over vakantiegeld en openstaande vorderingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke kwestie tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Albrandswaard. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een brief van het college, waarin een vraag over het niet uitbetalen van vakantiegeld in 2022 werd beantwoord. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk, omdat de brief geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zou zijn. De eiser ging hiertegen in beroep.
De rechtbank heeft beoordeeld of het college terecht had bepaald dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De rechtbank concludeerde dat de brief van 22 augustus 2022 enkel informatief was en geen rechtsgevolg met zich meebracht. De rechtbank stelde vast dat onder een besluit in de zin van de Awb een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan moet worden verstaan, die inhoudt dat er een publiekrechtelijke rechtshandeling plaatsvindt. Aangezien de brief enkel mededeelde dat gereserveerd vakantiegeld was verrekend met openstaande vorderingen, was er geen sprake van een besluit.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser kennelijk ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit van het college in stand blijft. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.