ECLI:NL:RBROT:2024:1545

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10669048 CV EXPL 23-23250
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsvermoeden bij non-conformiteit van tweedehands auto en gevolgen voor ontbinding koopovereenkomst

In deze zaak heeft eiseres op 2 maart 2022 een tweedehands auto gekocht van gedaagde voor € 11.950,-. Na de aankoop heeft eiseres meerdere gebreken aan de auto gemeld, maar gedaagde heeft geen herstel aangeboden. Eiseres heeft de koopovereenkomst op 3 maart 2023 buitengerechtelijk ontbonden en vordert terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding voor gemaakte kosten. De kantonrechter oordeelt dat het bewijsvermoeden van zes maanden van toepassing is, omdat de koopovereenkomst vóór 27 april 2022 is gesloten. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de gebreken al bij de aankoop aanwezig waren. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiseres grotendeels af, maar erkent dat eiseres recht heeft op schadevergoeding voor de kosten van reparaties die binnen de termijn van zes maanden zijn gemeld. De zaak wordt verwezen naar een rolzitting voor verdere specificatie van de kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10669048 CV EXPL 23-23250
datum uitspraak: 2 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
wonende te [woonplaats01],
eiseres,
gemachtigde: mr. J. Wagenmakers (De Rechtsagent B.V. te Spijkenisse),
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam [handelsnaam01] ,
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: zijn vader, [naam01] .
Partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 augustus 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 19 december 2023 van [eiseres01] , met bijlagen;
  • de brief van 26 december 2023 van [gedaagde01] ;
  • de e-mail van 2 januari 2024 van [gedaagde01] ;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiseres01] , met één bijlage.
1.2.
Op 4 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [eiseres01] met haar partner en haar gemachtigde;
  • [gedaagde01] met [naam01] (zijn vader) als gemachtigde.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiseres01] heeft op 2 maart 2022 van [gedaagde01] een tweedehands auto gekocht (een BMW X1, met kenteken [kenteken01] ) voor een bedrag van € 11.950,-. Volgens [eiseres01] zijn er korte tijd na de aankoop meerdere gebreken ontstaan aan de auto. [eiseres01] stelt dat zij de gebreken aan de auto op tijd aan [gedaagde01] heeft gemeld en [gedaagde01] heeft verzocht om tot herstel over te gaan. Omdat [gedaagde01] niet tot herstel is overgegaan, heeft [eiseres01] op 3 maart 2023 de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. [gedaagde01] heeft iedere aansprakelijkheid afgewezen. [eiseres01] vordert daarom in deze procedure dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk op goede gronden is ontbonden en [gedaagde01] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom van de auto met rente. Voor het geval de verklaring voor recht wordt afgewezen, vraagt [eiseres01] aan de kantonrechter om de koopovereenkomst alsnog te ontbinden. Daarnaast vordert [eiseres01] dat [gedaagde01] wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.800,- voor de kosten die [eiseres01] heeft moeten maken voor diverse reparaties aan de auto, de premie- en verzekeringskosten, wegenbelasting en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wijst de eis van [eiseres01] (grotendeels) af. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Voor het bewijsvermoeden ex artikel 7:18a lid 2 BW geldt een termijn van zes maanden
2.2.
Volgens [eiseres01] is sprake van non-conformiteit van de auto. De hoofdregel is dat als een koper (consument) van mening is dat de aankoop niet de eigenschappen heeft die mochten worden verwacht op grond van de koopovereenkomst (en de aankoop dus non-conform is), dat dan de koper (consument) moet aantonen/bewijzen dat de aankoop niet voldoet.
2.3.
Omdat het voor een koper vaak lastig kan zijn om aan te tonen dat er al iets niet goed was op het moment van de aankoop, wordt aan kopers tegemoet gekomen door de bewijslast om te draaien. Tot 27 april 2022 gold op grond van artikel 7:18a lid 2 BW dat als binnen zes maanden na aflevering van de zaak blijkt dat de aankoop afwijkt van datgene dat tussen partijen is overeengekomen, het vermoeden geldt dat de aankoop al bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordde, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. In de wetswijziging van artikel 7:18a lid 2 BW is de termijn van zes maanden verlengd naar een termijn van twaalf maanden.
2.4.
Anders dan [eiseres01] heeft betoogd, geldt de verlengde termijn van twaalf maanden pas voor overeenkomsten die zijn aangegaan ná 27 april 2022. Dat is de datum waarop de nieuwe wet inwerking is getreden. De verwijzing van [eiseres01] naar artikel 24 lid 2 van Richtlijn 2019/770 waarin volgens haar is bepaald dat de termijn van twaalf maanden geldt voor overeenkomsten die zijn aangegaan vanaf 1 januari 2022, ziet op de omzetting van de bepalingen uit die richtlijn naar nationaal recht. De Nederlandse wetgever heeft ervoor gekozen om de nieuwe regels van toepassing te laten zijn op overeenkomsten die zijn gesloten ná de inwerkingtreding van die wet, dus op 27 april 2023. Aangezien de koopovereenkomst tussen [eiseres01] en [gedaagde01] is gesloten op 2 maart 2022, geldt in deze zaak het bewijsvermoeden van zes maanden, welke periode dus loopt tot 2 september 2022.
De omstandigheden rechtvaardigen geen ontbinding van de koopovereenkomst
2.5.
De eerste melding van een gebrek is door [eiseres01] in mei 2022 aan [gedaagde01] gedaan. Het zou volgens haar gaan om problemen met de aandrijfsas. Zij heeft dit probleem zelf laten verhelpen (door een andere garage) en heeft de kosten hiervoor ook zelf betaald.
2.6.
Vervolgens heeft op 7 juni 2022 het volgende WhatsApp-gesprek tussen partijen plaatsgevonden:
[eiseres01] aan [gedaagde01]:
“Hallo [gedaagde01] . De auto is nog steeds in onderzoek en verwachte dat het de differentieel is. Ook hele mooie kosten. 4000 … Ik ben al 3 weken aan het huilen van ellende.”
[gedaagde01] aan [eiseres01]:
“Ik vind dit heel vervelend om te horen dat dit nog steeds niet is opgelost. Ben je al naar een goede garage geweest?”
[eiseres01] aan [gedaagde01]:
“Ben al naar 4 garages geweest”
[gedaagde01] aan [eiseres01]:
“zegen ze alle 4 hetzelfde?”
[eiseres01] aan [gedaagde01]:
“Nee. Morgen gaat hij naar iemand die hopelijk duidelijkheid kan geven”
(…)”
2.7.
[eiseres01] heeft dus op 7 juni 2022 wel (weer) melding gemaakt van een gebrek aan de auto. Zij zegt dat ze bij wel vier verschillende garages is geweest, maar dat daar geen eenduidige diagnose uit is gekomen. Zij laat dan vervolgens weten dat ze de auto ‘morgen’ naar een garage brengt om meer duidelijkheid te krijgen. Niet is echter gebleken dat er meer duidelijk is geworden over de oorzaak van het gebrek en dat zij na dat laatste bericht nog contact heeft opgenomen met [gedaagde01] om hem daarover in te lichten. Dat er telefonisch met [gedaagde01] is gesproken wordt door [gedaagde01] betwist.
2.8.
[eiseres01] heeft een verklaring van de heer [naam02] (hierna: [naam02] ), werkzaam bij Profile 010, van 5 juli 2023 in het geding gebracht, maar ook uit deze verklaring blijkt niet dat er een duidelijke diagnose is gesteld. Volgens die verklaring heeft [naam02] enkel waargenomen dat er olie in het koelsysteem zat. Ook uit de verklaring van [bedrijf01] volgt dat
“waarschijnlijk”de blokken zijn gescheurd waardoor er olie in het koelsysteem verloopt, maar ook hieruit volgt geen duidelijke diagnose. Overigens is niet gebleken dat [gedaagde01] van die bevindingen op de hoogte is gebracht door [eiseres01] .
2.9.
[eiseres01] heeft dus binnen een termijn van zes maanden eerst gemeld dat er een probleem was met de aandrijfas van de auto en vervolgens in juni 2022 gemeld dat er een ander probleem was met de BMW, zonder dat zij binnen die termijn van zes maanden duidelijkheid heeft verschaft over de vraag wat dan precies het probleem was. Niet gebleken is dat [eiseres01] [gedaagde01] de gelegenheid heeft geboden om zelf een diagnose te stellen. Wel heeft zij gezien het hiervoor geciteerde WhatsApp verkeer [gedaagde01] in kennis gesteld van de nieuwe problemen met de auto en heeft [gedaagde01] van zijn kant ook niet voorgesteld dat [eiseres01] de auto naar Maastricht zou brengen, zodat hij ter plekke kon onderzoeken wat er met de auto aan de hand was. Niet gebleken is dat er in de periode van
7 juni 2022 tot 30 januari 2023 nog contact is geweest tussen partijen.
2.10.
Op 30 januari 2023 heeft [eiseres01] per WhatsApp aan [gedaagde01] laten weten dat het gehele (motor)blok kapot blijkt te zijn. Omdat deze melding bijna tien maanden na de aankoop van de auto is gedaan, geldt gelet op het voorgaande het bewijsvermoeden niet dat het gebrek – voor zover daarvan al sprake is – al bestond op het moment van de aankoop van de auto. Dit betekent dat [eiseres01] moet bewijzen dat het motorblok al kapot was ten tijde van de aankoop van de auto. Zij heeft daarvan echter geen enkel bewijs geleverd, terwijl de kantonrechter ook onvoldoende aanleiding ziet om [eiseres01] op dat punt alsnog tot bewijslevering toe te laten, aangezien [eiseres01] geen concreet en voldoende onderbouwd bewijsaanbod heeft gedaan. Voor kosten die zij heeft moeten maken voor de reparatie van het motorblok, kan [gedaagde01] daarom niet aansprakelijk gehouden worden.
2.11.
Gelet op het voorgaande geldt voor het wettelijk bewijsvermoeden alleen de melding met betrekking tot de aandrijfas en de melding van juni 2022. Omdat die meldingen binnen de termijn van zes maanden zijn gedaan, wordt vermoed dat deze gebreken al aanwezig waren ten tijde van de aankoop en dus in die zin sprake is van non-conformiteit.
2.12.
Op grond van artikel 7:22 lid 1 BW mag de koper de overeenkomst ontbinden indien sprake is van non-conformiteit, tenzij de afwijking van wat partijen zijn overeengekomen de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt gezien haar geringe betekenis.
2.13.
Hoewel dus vaststaat dat er ‘iets’ mis is/was met de auto in juni 2022, is de kantonrechter van oordeel dat gezien de hiervoor genoemde omstandigheden waarbij [eiseres01] wel melding heeft gemaakt van een gebrek maar hier vervolgens geen duidelijkheid over heeft gegeven terwijl daar wel om werd gevraagd door [gedaagde01] geen reden bestaat voor ontbinding van de koopovereenkomst. Dit betekent dat de verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden wordt afgewezen en dat de kantonrechter de koopovereenkomst ook niet alsnog zal ontbinden. Ook zal de vordering tot terugbetaling van de aankoopsom wordt afgewezen.
[gedaagde01] moet schadevergoeding betalen aan [eiseres01]
2.14.
Tegelijkertijd staat zoals gezegd wel vast dat er iets mis was met de auto en dat [eiseres01] hiervan binnen een termijn van zes maanden melding heeft gemaakt bij [gedaagde01] . [eiseres01] heeft dit gebrek moeten laten verhelpen en hier kosten voor moeten maken. Op grond van artikel 7:24 lid 1 BW heeft [eiseres01] recht op vergoeding van die schade. Op basis van de stukken die [eiseres01] tot dusverre heeft overgelegd kan de kantonrechter de hoogte van die kosten echter niet beoordelen. [eiseres01] heeft bij dagvaarding gesteld dat reparatie van de aandrijfas € 500,00 heeft gekost. Zij verwijst daarbij naar productie 2, doch op die rekening komt het bedrag van € 500,00 helemaal niet voor. De rekening, waarvan alleen pagina 2 is overgelegd, sluit op een totaal bedrag van € 951.98, doch waar die kosten betrekking op hebben, blijft onduidelijk, met name ook omdat [eiseres01] verzuimd heeft om pagina 1 van de rekening over te leggen.
Tevens wordt in de dagvaarding gesteld dat het verhelpen van de problemen met de koelmotor € 1.300,00 heeft gekost. In de dagvaarding is verwezen naar de factuur die als productie 3 overgelegd zou zijn, doch die productie heeft de kantonrechter niet aantroffen, ook niet in de set producties die [eiseres01] nadien nog in het geding heeft gebracht. De kantonrechter zal [eiseres01] in de gelegenheid stellen om alsnog de nodige duidelijkheid te verschaffen over bedoelde kosten. Daarbij wordt [eiseres01] er op gewezen dat het alleen gaat om de reparatiekosten met betrekking tot de aandrijfas en de koelmotor en dus niet om de kosten voor herstel van het gescheurde motorblok.
2.15.
Volgens [eiseres01] heeft zij de auto vanaf december 2022 niet meer kunnen gebruiken en moet [gedaagde01] daarom ook de verzekeringspremies en wegenbelasting aan [eiseres01] vergoeden. Deze kosten komen echter niet voor rekening van [gedaagde01] , omdat [eiseres01] volgens haar de auto niet meer kon gebruiken nadat het motorblok gescheurd was. Zoals hiervoor is overwogen kan [gedaagde01] voor dat gebrek – voor zover dat er is – niet aansprakelijk gehouden worden. Dit geldt dan ook voor de kosten die [eiseres01] als gevolg daarvan heeft moeten maken.
2.16.
De kantonrechter verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 27 februari 2024 zodat [eiseres01] een specificatie kan overleggen van de kosten die zij heeft moeten maken voor de reparatie van de gebreken die zich hebben voorgaan vóór 2 september 2022. Daarna wordt [gedaagde01] in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren.
2.17.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 27 februari 2024om
11:30 uurvoor een schriftelijke reactie van [eiseres01] , zoals bedoeld in rechtsoverweging 2.16.;
3.2.
bepaalt dat [gedaagde01] in de gelegenheid zal worden gesteld om zich op een nader te bepalen rolzitting schriftelijk uit te laten over de nadere stellingen van [eiseres01] ;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
37555