ECLI:NL:RBROT:2024:1555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10801730 CV EXPL 23-30854
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde zorgpremie met bijkomende kosten

In deze zaak vordert Menzis Zorgverzekeraar N.V. betaling van een onbetaalde zorgpremie van € 126,59 voor de maand november 2022 van gedaagde, die zelf procedeert. Menzis stelt dat de premie niet is betaald, terwijl gedaagde betoogt dat er diverse bedragen van haar rekening zijn afgeschreven, waarvan zij meent dat deze ook de premie voor november 2022 omvatten. Menzis heeft echter gereageerd op de stellingen van gedaagde en aangevoerd dat de genoemde betalingen betrekking hebben op andere declaraties en dat de automatische incasso van de premie voor november 2022 twee keer is gestorneerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet meer heeft gereageerd op de nadere stellingen van Menzis, waardoor de stelling van Menzis als juist wordt aangenomen. De kantonrechter heeft de eis van Menzis toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 126,59, alsook tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40 en de proceskosten, die zijn begroot op € 358,49. Tevens is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beslissing van de kantonrechter is als volgt: gedaagde wordt veroordeeld om aan Menzis te betalen een totaalbedrag van € 179,05, inclusief wettelijke rente, en de proceskosten van € 358,49. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F. Aukema-Hartog op 16 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10801730 CV EXPL 23-30854
datum uitspraak: 16 februari 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Menzis Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Wageningen,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Menzis’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 september 2023, met een bijlage;
  • het antwoord;
  • de repliek, met bijlagen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde01] had in 2022 een zorgverzekering bij Menzis. Voor de maand november 2022 moest [gedaagde01] € 126,59 aan premie betalen, maar dat heeft ze volgens Menzis niet gedaan. Menzis eist in deze procedure betaling van dit bedrag met bijkomende kosten.
2.2.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis. Op 29 september, 4 november, 19 november en 29 november 2022 heeft Menzis diverse bedragen van haar rekening afgeschreven. Daar zal de premie van november 2022 wel bij zitten, aldus [gedaagde01] .
2.3.
Menzis heeft gereageerd op het antwoord van [gedaagde01] . Zij voert aan dat de door [gedaagde01] genoemde betalingen betrekking hebben op andere declaraties. De premie van november 2022 niet is betaald, omdat de automatische incasso twee keer is gestorneerd.
2.4.
[gedaagde01] heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer gereageerd op de nadere stellingen van Menzis.
De uitkomst
2.5.
De eis van Menzis wordt toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Premie november 2022 moet nog worden betaald
2.6.
De hoofdsom van € 126,59 wordt toegewezen. De kantonrechter gaat uit van de juistheid van de bij repliek ingenomen stelling van Menzis dat de automatische incasso van de premie voor de maand november 2022 tot twee keer toe werd gestorneerd, omdat [gedaagde01] op die stelling niet meer heeft gereageerd. In deze zaak staat daarom vast dat [gedaagde01] de premie over de maand november 2022 niet heeft betaald. Zij moet dit alsnog doen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.7.
De incassokosten van € 48,40 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Rente
2.8.
De rente wordt toegewezen, omdat Menzis genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
2.9.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Menzis op € 130,49 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht, € 80,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 40,-) en € 20,- aan nakosten. Dat is in totaal € 358,49. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Menzis te betalen € 179,05 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 126,59 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Menzis worden begroot op € 358,49;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
43416