Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
5.De beoordeling
6.De beslissing
mr. N.E. Moerkerken als griffiers, en op schrift gesteld op 18 januari 2023.
Rechtbank Rotterdam
Op 8 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden te verlengen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2024 was de vader, zijn advocaat mr. S. Burger, en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig, terwijl de moeder niet verscheen, ondanks een correcte oproeping. De minderjarigen hadden hun mening schriftelijk kenbaar gemaakt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarigen bij hun moeder wonen. Eerder was de ondertoezichtstelling verlengd tot 19 januari 2024. De GI heeft ter zitting aangegeven dat er onvoldoende gronden zijn om de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat er geen directe zorgen over de kinderen zijn en de omgang met de vader nog niet tot stand is gekomen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft echter betoogd dat verlenging noodzakelijk is voor contactherstel.
Na beoordeling van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting, concludeert de kinderrechter dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn. Er zijn geen signalen dat de kinderen lijden onder het gebrek aan omgang met hun vader, en de kinderrechter wijst het verzoek van de GI af. Wel wordt het belang van het voortzetten van het traject bij Enver benadrukt. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 18 januari 2023.