ECLI:NL:RBROT:2024:174

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
10485324 CV EXPL 23-12289
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en overlast door wietgebruik

In deze zaak heeft Stichting Woonbron, vertegenwoordigd door mr. E. Piepers-Westermeijer, een vordering ingesteld tegen een huurder, vertegenwoordigd door mr. C.A.M.H. Vink, met betrekking tot de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De aanleiding voor deze vorderingen was het aantreffen van zaken in het gehuurde die mogelijk gebruikt konden worden voor een hennepkwekerij, alsook de vermeende overlast door wietgebruik van de partner van de huurder. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 10 november 2023 al geoordeeld dat de huurovereenkomst niet ontbonden kan worden op basis van de aangetroffen zaken, en dat de boete van € 2.500,- niet toewijsbaar is vanwege een oneerlijk beding. Woonbron werd toegelaten om bewijs te leveren van de gestelde overlast.

Echter, in de uiteindelijke uitspraak op 5 januari 2024 heeft de kantonrechter geoordeeld dat Woonbron geen bewijs heeft kunnen leveren van de overlast. De gemachtigde van Woonbron heeft aangegeven dat er momenteel geen overlastmeldingen zijn, omdat de ramen van de woningen gesloten zijn vanwege de kou. De kantonrechter concludeert dat de anonieme verklaringen niet voldoende zijn om vast te stellen dat er sprake is van ontoelaatbare overlast. De verklaringen zijn niet te verifiëren en er is onvoldoende bewijs dat de huurder verantwoordelijk is voor de overlast.

Daarom heeft de kantonrechter alle vorderingen van Woonbron afgewezen en Woonbron veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 510,-. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10485324 CV EXPL 23-12289
datum uitspraak: 5 januari 2024 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E. Piepers-Westermeijer, advocaat te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.A.M.H. Vink, advocaat te ’s-Hertogenbosch.
Partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 10 november 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de e-mail van de gemachtigde van Woonbron van 6 december 2023.
De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging door de kantonrechter bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Woonbron heeft in deze procedure ontbinding van de huurovereenkomst tussen haar en [gedaagde01] gevorderd en in verband daarmee ontruiming van het gehuurde en de daarbij behorende parkeerplaats. Ook heeft Woonbron aanspraak gemaakt op betaling van een boete van € 2.500,-. Aanleiding voor deze vorderingen was het aantreffen van zaken in het gehuurde die kunnen worden gebruikt voor het opzetten van een hennepkwekerij. Daarnaast heeft Woonbron gesteld dat er sprake is van (ontoelaatbare) overlast die wordt veroorzaakt aan omwonenden door het wietgebruik van [naam01] , de partner van [gedaagde01] .
2.2.
In het tussenvonnis van 10 november 2023 heeft de kantonrechter al beslist dat de huurovereenkomst niet zal worden ontbonden vanwege de zaken die zijn aangetroffen in het gehuurde, ook niet voorwaardelijk. Ook is overwogen dat de boete niet toewijsbaar is, omdat sprake is van een oneerlijk beding. Woonbron is toegelaten om bewijs te leveren van haar stelling dat sprake is van ontoelaatbare overlast door het wietgebruik van [naam01] , zodat de kantonrechter op basis van dit (nadere) bewijs kan beoordelen of er reden is om daarom de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen.
2.3.
Woonbron heeft bij e-mail van haar gemachtigde van 6 december 2023 laten weten dat zij geen bewijs kan leveren van de overlast waarover eerder door omwonenden is geklaagd, omdat er op dit moment geen overlastmeldingen zijn in verband met het feit dat de ramen van de woningen gesloten zijn in verband met de kou. De kantonrechter oordeelt dat op basis van de door Woonbron overgelegde (anonieme) verklaringen niet kan worden vastgesteld dat sprake is van ontoelaatbare overlast die moet leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. Uit de overgelegde verklaringen blijkt immers niet van welke omwonenden deze afkomstig (zouden) zijn, er is maar één logboek overgelegd over een heel beperkte periode, namelijk de maand juli 2023, en hoewel op de formulieren (die allemaal in hetzelfde handschrift zijn ingevuld) staat dat [gedaagde01] de veroorzaker is van de overlast, kan de kantonrechter dat niet verifiëren, omdat geen van deze bewoners kennelijk als getuige wil worden gehoord. [naam01] heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat de wietgeur zich niet in het complex kan verspreiden en dat er andere rokers zijn die voor de overlast zouden kunnen zorgen (bezoekers die buiten het complex joints roken).
2.4.
Omdat ook de gestelde overlast niet tot ontbinding van de huurovereenkomst kan leiden, worden alle vorderingen van Woonbron afgewezen.
Proceskosten
2.5.
Woonbron wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 204,-) en € 102,- aan nakosten (1/2 punt × € 204,-). Dit is totaal € 510,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt Woonbron in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 510,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
51909