Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 november 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de e-mail van de gemachtigde van Woonbron van 6 december 2023.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft Stichting Woonbron, vertegenwoordigd door mr. E. Piepers-Westermeijer, een vordering ingesteld tegen een huurder, vertegenwoordigd door mr. C.A.M.H. Vink, met betrekking tot de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De aanleiding voor deze vorderingen was het aantreffen van zaken in het gehuurde die mogelijk gebruikt konden worden voor een hennepkwekerij, alsook de vermeende overlast door wietgebruik van de partner van de huurder. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 10 november 2023 al geoordeeld dat de huurovereenkomst niet ontbonden kan worden op basis van de aangetroffen zaken, en dat de boete van € 2.500,- niet toewijsbaar is vanwege een oneerlijk beding. Woonbron werd toegelaten om bewijs te leveren van de gestelde overlast.
Echter, in de uiteindelijke uitspraak op 5 januari 2024 heeft de kantonrechter geoordeeld dat Woonbron geen bewijs heeft kunnen leveren van de overlast. De gemachtigde van Woonbron heeft aangegeven dat er momenteel geen overlastmeldingen zijn, omdat de ramen van de woningen gesloten zijn vanwege de kou. De kantonrechter concludeert dat de anonieme verklaringen niet voldoende zijn om vast te stellen dat er sprake is van ontoelaatbare overlast. De verklaringen zijn niet te verifiëren en er is onvoldoende bewijs dat de huurder verantwoordelijk is voor de overlast.
Daarom heeft de kantonrechter alle vorderingen van Woonbron afgewezen en Woonbron veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 510,-. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventuele hoger beroep.