Beoordeling door de rechtbank
2. Eiseres heeft een koopwoning en ontvangt een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Daarnaast ontvangt zij sinds april 2016 woonkostentoeslag.
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres in aanmerking komt voor een woonkostentoeslag van € 155,39 per maand. Volgens verweerder is de woonkostentoeslag overeenkomstig de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 op de juiste wijze berekend.
4.
Eiseres stelt zich – samengevat – op het standpunt dat verweerder de woonkostentoeslag niet juist heeft berekend. Verweerder is uitgegaan van een onjuist breukdeel voor de opstalverzekering en de kosten voor de lift- en de cv-installatie zijn ten onrechte niet opgenomen in de rekenhuur. Verder heeft verweerder niet het volledige bedrag aan waterschapslasten in aanmerking genomen en is de woonkostentoeslag ten onrechte niet per 1 juli 2022 geïndexeerd. Omdat de huurtoeslag wel jaarlijks per 1 juli wordt geïndexeerd, is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met de gegevens die eiseres over haar leningen heeft overgelegd. Eisers is van mening dat er geen deugdelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden en dat verweerder geen maatwerk heeft geleverd. Eiseres stelt dat verweerder niet alle voor de procedure relevante stukken heeft overgelegd. Verder vordert eiseres een immateriële schadevergoeding omdat verweerder haar persoonsgegevens niet conform de daarvoor op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en Europees en internationaal geldend recht geldende regels heeft verwerkt.
5. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) heeft de alleenstaande, onverminderd paragraaf 2.2, recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
Artikel 4.3, eerste lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 (Beleidsregels) bepaalt dat bij de vaststelling van de bijzondere bijstand aan woningeigenaren bij het bepalen van de woonkosten, met uitzondering van de toepasselijke basishuur als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, in aanmerking worden genomen:
a. de hypotheekrente, niet zijnde de aflossing of de premie van een spaarhypotheek;
b. de hypotheekrente als voorfinanciering van de subsidie volgens de Beschikking geldelijke steun eigen woningen 1984;
c. de onroerende zaakbelasting voor zover het de aanslag betreft van het eigendom;
e. de waterschapslasten over het eigendom voor zover geen kwijtschelding is verleend;
f. de afvalstoffenheffing voor zover geen kwijtschelding is verleend;
i. andere zakelijke lasten die op de onroerende zaak drukken waaronder de noodzakelijke administratiekosten voor een vereniging van huiseigenaren tot een maximum van € 12,67 per maand; en
j. een forfaitair bedrag voor normale periodieke onderhoudskosten met een maximum van
€ 616,00 per jaar.
6.
Uit verweerders berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag volgt dat verweerder rekening heeft gehouden met de in artikel 4.3, eerste lid, van de Beleidsregels genoemde vaste woonlasten. In de berekening zijn immers bedragen opgenomen ten aanzien van de afvalstoffenheffing, de onroerende zaakbelasting, het rioolrecht, de waterschapslasten en de opstalverzekering en onderhoudskosten. In het verweerschrift heeft verweerder, onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 augustus 2023 op een aantal hoger beroepen van eiseres, het breukdeel voor de opstalverzekering aangepast en een volledige herberekening gemaakt van de woonkostentoeslag. Dit heeft geresulteerd in een lager bedrag aan woonkostentoeslag dan met het bestreden besluit is toegekend, te weten € 154,71. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat verweerder bij de in het verweerschrift opgenomen berekening van onjuiste bedragen is uitgegaan. Op grond van de Beleidsregels wordt alleen het eigenaarsdeel van de waterschapslasten in de berekening van de woonkostentoeslag in aanmerking genomen. Daarnaast zijn kosten voor de cv-installatie en de lift in aanmerking genomen voor de berekening van de rekenhuur. De Beleidsregels voorzien niet in een indexering per 1 juli, zodat verweerder niet gehouden was de woonkostentoeslag te verhogen. Anders dan eiseres stelt, is dit niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De situatie van eiseres is een andere dan de situatie van huurders die huurtoeslag ontvangen, zodat van gelijke gevallen geen sprake is.
7. Dat verweerder de door eiseres gestelde leningen niet bij de beoordeling heeft betrokken, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft bij het berekenen van de draagkracht van eiseres uitsluitend naar de draagkracht uit inkomen gekeken en niet naar de draagkracht uit vermogen. Eventuele leningen en/of schulden zijn dan ook niet relevant voor de berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag.
8. Verder is niet gebleken dat verweerder niet alle voor de besluitvorming van belang zijnde stukken heeft ingediend. Daarnaast heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij de gegevens die volgens haar aanvankelijk ontbraken, alsnog heeft ontvangen in een hoger beroepsprocedure.
9. Het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet. Niet gebleken is dat het bestreden besluit disproportionele gevolgen voor eiseres heeft. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder zijn beleid in het geval van eiseres niet onverkort heeft mogen toepassen.
10. Uit rechtsoverweging 6. volgt dat de woonkostentoeslag in het bestreden besluit te hoog is vastgesteld. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht te passeren, omdat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Het bestreden besluit was immers effectief in het voordeel van eiseres.
11. Eiseres heeft verzocht om toekenning van een schadevergoeding. Nog daargelaten dat eiseres de door haar gestelde schade niet (met objectief verifieerbare stukken) heeft onderbouwd, is er, nu het beroep ongegrond wordt verklaard, geen sprake van een onrechtmatig besluit en bestaat dus geen aanleiding voor het toekennen van een schadevergoeding.