ECLI:NL:RBROT:2024:1766

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
C/10/674159 / KG ZA 24-148
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over verkoop woning en verhuizing met betrekking tot de zorg voor kinderen

Op 27 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam in een kort geding uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de verkoop van een woning en de verhuizing van de man. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Bredius, eiste dat de man, die ook een advocaat had (mr. M.M.M. Heesmans), op straffe van een dwangsom zou worden verboden zijn woning te verkopen en dat hij in zijn woning zou blijven wonen. De voorzieningenrechter, mr. C. Bouwman, heeft de zaak behandeld en na een korte schorsing mondeling uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen juridische grondslag was voor de primaire eisen van de vrouw. De man is eigenaar van de woning en heeft het recht deze te verkopen. De vrouw wilde de huidige situatie handhaven, maar de voorzieningenrechter stelde vast dat de man zich niet kon beroepen op de door de rechtbank verleende vervangende toestemming om met hun zoon naar Zoetermeer te verhuizen. De vrouw had onvoldoende juridische basis om de man te verplichten in zijn woning te blijven wonen.

Daarnaast wees de voorzieningenrechter ook de subsidiaire eis van de vrouw af, die de man wilde verplichten in de gemeente Molenlanden te blijven wonen. De man had al aangegeven dat hij van plan was in de gemeente te blijven wonen, zolang er geen vervangende toestemming was voor de verhuizing. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om de man te dwingen tot iets wat hij al van plan was te doen.

Tot slot werd ook de eis van beide partijen om de proceskosten te vergoeden afgewezen, met de beslissing dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter merkte op dat het niet gebruikelijk is om een ex-partner te dwingen in een bepaalde gemeente te blijven wonen, omdat dit de relatie tussen de ouders onder druk kan zetten en negatieve gevolgen kan hebben voor de kinderen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/674159 / KG ZA 24-148
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak in kort geding op grond van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 27 februari 2024
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. M. Bredius te Gorinchem,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
advocaat mr. M.M.M. Heesmans te Roosendaal.
De partijen worden hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank voor de behandeling van een kort geding.
Aanwezig zijn mr. C. Bouwman, voorzieningenrechter, en mr. R.W.H. van Rijkom, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de vrouw, met haar advocaat; en
  • de man, met zijn advocaat.
De partijen en hun advocaten hebben hun standpunten aan de hand van spreekaantekeningen toegelicht en op de standpunten van de andere partij gereageerd. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter aan partijen medegedeeld dat hij mondeling uitspraak zal doen. De zitting is daarvoor kort geschorst. Daarna heeft de voorzieningenrechter direct mondeling uitspraak gedaan.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Voor de primaire eisen van de vrouw (de man op straffe van een dwangsom te verbieden om zijn woning aan [adres01] in Hoornaar te verkopen en te gebieden in zijn woning te blijven wonen) bestaat geen juridische grondslag. De voorzieningenrechter begrijpt dat de vrouw wil dat de huidige situatie wordt gehandhaafd. In verband met het door de vrouw ingestelde hoger beroep kan de man zich op dit moment inderdaad niet beroepen op de door de rechtbank verleende vervangende toestemming om met [naam zoon01] naar Zoetermeer te verhuizen en [naam zoon01] daar in te schrijven. Er is echter geen juridische mogelijkheid om de man om die reden te verplichten zijn woning niet te verkopen of om hem te gebieden in zijn woning te blijven wonen. De woning is namelijk eigendom van de man en hij mag die woning verkopen als hij dat wil. De essentie van de afspraken die partijen hebben gemaakt, is dat het heel praktisch en fijn is als zij bij elkaar in de buurt blijven wonen in verband met de opvoeding van de kinderen van partijen. Maar dat bij elkaar in de buurt blijven wonen brengt niet mee dat noodzakelijk is dat de man in zijn woning blijft wonen en dat hij die woning niet verkoopt of overdraagt aan een derde. De primaire eisen van de vrouw zijn dus niet toewijsbaar.
1.2.
De subsidiaire eis van de vrouw (de man op straffe van een dwangsom te gebieden dat hij in de gemeente Molenlanden blijft wonen) is ook niet toewijsbaar. De man zegt dat hij in de gemeente Molenlanden blijft wonen zolang er geen (vervangende) toestemming is waar hij zich op kan beroepen om samen met [naam zoon01] naar Zoetermeer te verhuizen en [naam zoon01] daar in te schrijven. De man laat ook documenten zien dat hij stappen heeft ondernomen om voorlopig in de gemeente Molenlanden te blijven wonen en dat hij dat ook daadwerkelijk van plan is. Er bestaat geen reden om de man te gebieden om dat te doen wat hij zelf al zegt dat hij zal doen. De vrouw heeft op dit moment onvoldoende belang bij toewijzing van deze eis. Het zou in de toekomst zo kunnen zijn dat de man toch niet in de gemeente Molenlanden blijft wonen terwijl hij zich nog niet op (vervangende) toestemming kan beroepen om samen met [naam zoon01] naar Zoetermeer te verhuizen en [naam zoon01] daar in te schrijven, maar dan is er sprake van een nieuwe situatie.
1.3.
Beide partijen hebben geëist dat de andere partij in de proceskosten moet worden veroordeeld. Als geschillen echter voortvloeien uit een echtscheiding en partijen maken het nog niet al te bont, dan is het over het algemeen zo dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter zal dat ook beslissen.
1.4.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat het – nog los van het ontbreken van een deugdelijke juridische basis daarvoor – niet voor de hand ligt om een ex-partner op vordering van de ander te gebieden om op straffe van een dwangsom in een bepaalde gemeente te gaan of blijven wonen. Dat zou namelijk een gigantische druk leggen op de relatie tussen de ouders en de praktijk leert dat de ouders er dan niet toe in staat zijn om dat weg te houden van de kinderen.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst de primaire en subsidiaire eisen van de vrouw af;
2.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Waarvan proces-verbaal.