ECLI:NL:RBROT:2024:1914

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10737639
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling zorgpremie en opschorting bij gebrek aan factuur

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De gedaagde heeft de zorgpremies voor oktober en november 2022 niet betaald, omdat hij stelt geen papieren factuur te hebben ontvangen. Menzis vordert betaling van € 287,50, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde beroept zich op opschorting van zijn betalingsverplichting, maar de kantonrechter oordeelt dat dit beroep niet slaagt. De premie is een brengschuld, wat betekent dat de gedaagde verplicht is om de premie op tijd te betalen, ongeacht het ontbreken van een papieren factuur. De kantonrechter wijst de vordering van Menzis toe en legt de gedaagde de verplichting op om het verschuldigde bedrag te betalen, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van Menzis worden begroot op € 463,49. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10737639 CV EXPL 23-27141
datum uitspraak: 1 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Menzis Zorgverzekeraar N.V.,
vestigingsplaats: Wageningen,
eiseres
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Menzis’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 augustus 2023, met bijlage;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 8 januari 2024 van Menzis, met bijlagen.
1.2.
Op 26 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren mr. D. de Waard (namens de gemachtigde van Menzis) en [gedaagde01] aanwezig.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde01] heeft een zorgverzekering bij Menzis. Hij heeft de premies voor oktober en november 2022 niet betaald (twee keer € 143,75). Menzis eist dat [gedaagde01] € 287,50 aan haar betaalt, met rente en kosten. [gedaagde01] stelt zich op het standpunt dat hij de premies nog niet hoeft te betalen, omdat hij daarvoor geen papieren factuur van Menzis heeft ontvangen. De rechter wijst de eis van Menzis toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde01] kan zich niet beroepen op opschorting
2.2.
Het verweer van [gedaagde01] begrijpt de kantonrechter zo dat hij zich beroept op opschorting van zijn betalingsverplichting. [gedaagde01] erkent namelijk dat hij de premies nog aan Menzis moet betalen, maar dat wil hij pas doen als hij een papieren factuur heeft ontvangen van Menzis. Het beroep op opschorting slaagt echter niet en [gedaagde01] moet het bedrag van € 287,50 aan Menzis betalen.
2.3.
Weliswaar staat vast dat [gedaagde01] tot oktober 2022 de facturen voor de premies maandelijks per post ontving en dat Menzis daarna zonder toestemming van [gedaagde01] twee maanden lang over is gegaan op het verzenden van de facturen per e-mail, maar dat betekent niet dat [gedaagde01] de maandpremies nog niet hoeft te betalen. De premie is namelijk een brengschuld (artikel A12 van de algemene voorwaarden van Menzis). Dat betekent dat [gedaagde01] verplicht is de premie op tijd te betalen, ook zonder (papieren) factuur van Menzis. [gedaagde01] heeft niet duidelijk gemaakt waarom hij vindt dat Menzis verplicht is om hem papieren facturen te sturen. Maar ook als Menzis daartoe verplicht zou zijn, rechtvaardigt die (eventuele) tekortkoming van Menzis niet dat [gedaagde01] betaling van de gehele premie opschort.
Rente
2.4.
De rente wordt toegewezen, omdat Menzis genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.5.
De incassokosten van € 52,19 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Menzis hoeft geen vergoeding aan [gedaagde01] te betalen
2.6.
[gedaagde01] verzoekt in zijn antwoord om een vergoeding van € 262,68 voor het voeren van niet-gebruikelijke correspondentie met Menzis. Dat verzoek is niet toewijsbaar, omdat voor toewijzing van die vergoeding geen grondslag is.
Proceskosten
2.7.
[gedaagde01] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Menzis op € 130,49 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht, € 164,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 82,-) en € 41,- aan nakosten. Dat is in totaal € 463,49. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Menzis te betalen € 346,86 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 287,50 vanaf 28 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Menzis worden begroot op € 463,49;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
49039