ECLI:NL:RBROT:2024:1926

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
C/10/673118 / KG ZA 24-99
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de ontbinding van een koopovereenkomst betreffende een bedrijfspand en inventaris

In deze zaak heeft eiseres, IRIKS MIDDELHARNIS ONROEREND GOED B.V., een koopovereenkomst gesloten met de V.O.F. Leeuwman Automotive, vertegenwoordigd door de vennoten [eisers01]. De overeenkomst betreft de verkoop van een bedrijfspand met bijbehorende inventaris. Na meerdere uitstel van de levering door financieringsproblemen aan de zijde van de V.O.F., ontstond er een geschil over de staat van het bedrijfspand en de inventaris. Eiseres vorderde nakoming van de koopovereenkomst, terwijl de V.O.F. de overeenkomst buitengerechtelijk ontbond, stellende dat het pand en de inventaris gebreken vertoonden.

De voorzieningenrechter heeft in kort geding geoordeeld dat de vraag of de koopovereenkomst nog bestaat of is geëindigd door ontbinding niet in dit kort geding kan worden vastgesteld. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te bepalen welke partij gelijk had en dat dit in een bodemprocedure verder onderzocht moet worden. De vorderingen van beide partijen werden afgewezen, waarbij de proceskosten voor de in het ongelijk gestelde partijen werden toegewezen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een gedegen bewijsvoering in geschillen over de staat van onroerend goed en de verplichtingen van partijen bij de uitvoering van koopovereenkomsten. De rechter heeft ook gewezen op de mededelingsplicht van de verkoper en de onderzoeksplicht van de koper, en hoe deze elkaar kunnen beïnvloeden in het geval van gebreken aan het verkochte goed.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/673118 / KG ZA 24-99
Vonnis in kort geding van 7 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IRIKS MIDDELHARNIS ONROEREND GOED B.V.,
gevestigd te Middelharnis,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. J.J. Blok en mr. S. Herlitschek te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde01] ,

2.
[gedaagde02],
beiden wonende te Capelle aan den IJssel,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. H.M. Hueting te Brielle.
Partijen worden hierna Iriks en [eisers01] genoemd.

1.De zaak in het kort

Iriks heeft met [eisers01] (althans hun inmiddels uit het handelsregister uitgeschreven vennootschap onder firma) een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het bedrijfspand met inventaris van Iriks. Vervolgens is de geplande levering enkele malen uitgesteld omdat [eisers01] de financiering niet rond kregen en hebben partijen een discussie gevoerd over de staat van het bedrijfspand en de inventaris. Iriks vordert in conventie nakoming van de koopovereenkomst en betaling van contractuele boete door [eisers01] Daartegenover staat dat [eisers01] de koopovereenkomst buitengerechtelijk hebben ontbonden, omdat zij menen dat het bedrijfspand en de inventaris teveel gebreken vertonen en Iriks deze ook na sommatie niet heeft hersteld. [eisers01] vorderen in reconventie te bepalen dat de waarborgsom bij de notaris aan [eisers01] toekomt en betaling door Iriks van contractuele boete. De vraag is of de koopovereenkomst nog bestaat of is geëindigd door ontbinding. Daarvoor moet worden beoordeeld wat de staat van het bedrijfspand en de inventaris was ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst. In kort geding kan dit echter niet worden vastgesteld, dat moet in een bodemprocedure worden opgehelderd. De vorderingen van partijen worden, in conventie en in reconventie, afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 14 februari 2024, met 4 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met 47 producties;
  • de 2 aanvullende producties van Iriks;
  • de mondelinge behandeling op 22 februari 2024;
  • de pleitnota van Iriks;
  • de pleitnota van [eisers01]

3.De feiten

3.1.
Op 22 juni 2023 heeft Iriks met de V.O.F. Leeuwman Automotive (hierna: de VOF) een koopovereenkomst gesloten. [eisers01] waren toen de vennoten van de VOF.
3.2.
In de koopovereenkomst is overeengekomen dat Iriks het bedrijfspand met showroom, werkplaats en verhard buitenterrein, gelegen aan [adres01] te [plaats01] (hierna: het bedrijfspand), verkoopt en levert aan de VOF tegen een koopsom van € 1.262.500,00. In de koopsom is een bedrag van € 62.500,00 opgenomen voor de overname van roerende zaken. Een lijst van de over te nemen inventaris is bij de koopovereenkomst gevoegd.
3.3.
De VOF heeft een bedrag van € 126.250,00 ter zake van waarborgsom gestort op de derdenrekening van Benschop & Sterling Netwerk Notarissen.
3.4.
De geplande levering van het bedrijfspand op 30 augustus 2023 is enkele malen uitgesteld, omdat [eisers01] (namens de VOF) de financiering nog niet rond hadden.
3.5.
Bij e-mail van 30 oktober 2023 hebben [eisers01] aan de makelaar van Iriks verzocht:
- het elektriciteitssysteem en alle apparatuur van het bedrijfspand te laten keuren;
- alle deuren te controleren op hun functionaliteit;
- de verlichting te controleren;
- de krikken van de vierkoloms-bruggen terug te plaatsen.
3.6.
Bij antwoordmail van 31 oktober 2023 heeft de makelaar van Iriks meegedeeld dat:
  • het inspectierapport voor de elektrische installatie bij de mail is gevoegd;
  • een keuringsrapport voor de apparaten niet door Iriks zal worden uitgevoerd;
  • hij de kwestie van de schuifdeur en de verlichting bij Iriks heeft aangegeven;
  • de krikken van de bruggen en de tekening voor de vloerverwarming aanwezig zullen zijn voor de oplevering.
3.7.
Nadat [eisers01] de financiering van het bedrijfspand rond hadden, zijn zij met Iriks overeengekomen om de levering van het bedrijfspand op 19 januari 2024 te laten plaatsvinden.
3.8.
Bij e-mail van 19 januari 2024 hebben [eisers01] (via hun adviseur) aan de makelaar van Iriks laten weten dat:
  • het inspectierapport voor de elektrische installatie niet is ontvangen;
  • er geen keuringsrapporten voor de apparatuur zijn;
  • de twee roldeuren en de schuifdeur in de showroom nog steeds defect zijn;
  • de eerder gemelde problemen aan de verlichting niet zijn verholpen;
  • de krikken niet zijn teruggeplaatst en de bruggen niet correct functioneren;
  • computers zijn verdwenen en twee roldeuren beschadigd zijn.
3.9.
Bij antwoordmail van 19 januari 2024 heeft de makelaar van Iriks meegedeeld dat:
  • het inspectierapport voor de elektrische installatie op 31 oktober 2023 naar [eisers01] is gemaild;
  • de roldeuren zijn getest en werkzaam zijn;
  • de schuifdeur en de verlichting niet meer zijn nagekeken, vanwege de vertraging in de nakoming van de koopovereenkomst door [eisers01] en de extra kosten voor Iriks;
  • Iriks heeft bevestigd dat de krikken worden teruggebracht en de bruggen functioneren bij aansluiting op de luchtdruk;
  • Iriks heeft bevestigd dat computers, pinapparaat en bureaustoel worden teruggebracht;
  • deuren, zoals bij bezichtigen en eerdere inspecties, ongewijzigd zijn gebleven.
3.10.
Bij e-mail van 25 januari 2024 heeft de makelaar van [eisers01] aan de makelaar van Iriks laten weten dat [eisers01] tijdens de inspectie van 24 januari 2024 hebben geconstateerd dat de eerder gemelde gebreken niet zijn opgelost en dat er nieuwe gebreken bij zijn gekomen. Deze gebreken zijn zodanig dat het normale gebruik en de veiligheid van het bedrijfspand onvoldoende zijn. [eisers01] wensen met Iriks in gesprek te gaan over beëindiging van de koopovereenkomst.
3.11.
Bij e-mail van 26 januari 2024 heeft Iriks aan [eisers01] laten weten de koopovereenkomst niet te willen beëindigen en haar gesommeerd om de koopovereenkomst na te komen.
3.12.
Op 14 februari 2024 is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de VOF is opgeheven met ingang van 30 januari 2024.
3.13.
Bij brief van 19 februari 2024 hebben [eisers01] , mede handelend namens de VOF, aan de advocaat van Iriks meegedeeld de koopovereenkomst te ontbinden.

4.Het geschil in conventie

4.1.
Iriks vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [eisers01] hoofdelijk te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst d.d. 22 juni 2023, door alle vereiste medewerking te verlenen aan de levering door Iriks aan [eisers01] van het door hen gekochte bedrijfspand te [plaats01] aan [adres01] , een en ander binnen zeven dagen na het te wijzen vonnis en op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 per dag dat [eisers01] niet aan deze veroordeling voldoen;
II. [eisers01] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de koopsom van € 1.262.500,00 door voldoening van voormeld bedrag op derdenrekening van de gekozen notaris, eveneens binnen zeven dagen na het te wijzen vonnis;
III. [eisers01] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Iriks van de contractuele boete van € 3.787,50 per dag vanaf 3 februari 2024 (heden een bedrag van € 45.450,00) tot aan de dag der volledige nakoming van de koopovereenkomst tussen partijen, zulks met een maximum van € 126.250,00;
IV. [eisers01] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
4.2.
[eisers01] concluderen tot niet-ontvankelijk verklaring van Iriks in haar vorderingen althans de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van Iriks in de kosten van de procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil in reconventie

5.1.
[eisers01] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de waarborgsom ad € 126.250,00 als gestort door [eisers01] op de kwaliteitsrekening van notariskantoor Benschop & Sterling Netwerk Notarissen aan [eisers01] toekomt;
II. Iriks te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 126.250,00 aan [eisers01] ;
III. Iriks te veroordelen in de kosten van dit geding.
5.2.
Iriks concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers01] in de kosten van de procedure.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in conventie

6.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een overeenkomst met een vennootschap onder firma (v.o.f.), die geen rechtspersoonlijkheid heeft, wordt aangemerkt als een overeenkomst met de gezamenlijke vennoten in hun hoedanigheid van vennoten. Ieder van de vennoten is ingevolge artikel 18 Wetboek van Koophandel (WvK) hoofdelijk verbonden wegens de verbintenissen van de vennootschap. Een schuldeiser van de v.o.f. heeft een vorderingsrecht jegens de v.o.f., dat verhaalbaar is op het afgescheiden vermogen van de v.o.f., en één jegens iedere vennoot persoonlijk, dat verhaalbaar is op het privévermogen van deze vennoot (vgl. HR 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:649, r.o. 3.4.2. t/m 3.4.4.). Uit artikel 32 WvK volgt dat een v.o.f. ook na ontbinding als procespartij, zowel eisend als verwerend, kan blijven optreden. De voorzieningenrechter begrijpt dat Iriks in dit kort geding alleen de vennoten (persoonlijk) aanspreekt.
6.2.
Iriks legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [eisers01] , als vennoten van de VOF, de koopovereenkomst dienen na te komen door het bedrijfspand af te nemen en de overeengekomen koopsom te voldoen. Nu [eisers01] toerekenbaar tekort zijn geschoten in de (tijdige) nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst, zijn zij in verzuim en maakt Iriks aanspraak op contractuele boete, aldus Iriks.
6.3.
[eisers01] voeren aan dat zij het bedrijfspand met inventaris hebben gekocht, zodat zij geen nieuwe investeringen hoefden te plegen en hun garagebedrijf in het bedrijfspand direct konden voortzetten. Het bedrijfspand en de roerende zaken vertonen echter zodanige gebreken dat deze niet overeenstemmen met wat tussen partijen is overeengekomen. Zij hebben Iriks met de e-mail van 30 oktober 2023 in gebreke gesteld. Ook daarna zijn er sommaties geweest en zijn nog eens extra gebreken aan het licht gekomen. Iriks heeft deze gebreken niet hersteld, zodat zij in (schuldeisers)verzuim is komen te verkeren. Op grond daarvan hadden [eisers01] de bevoegdheid om ingevolge artikel 6:59 BW hun verplichting tot het afnemen van het bedrijfspand op te schorten.
Bovendien heeft Iriks haar zorgplicht in de zin van artikel 6:27 BW geschonden door onzorgvuldig om te gaan met het verkoopobject tussen de verkoop- en leveringsdatum. [eisers01] hebben de koopovereenkomst rechtsgeldig ontbonden, zodat zij niet meer zijn verplicht tot nakoming ervan, aldus [eisers01]
6.4.
De vraag is of de koopovereenkomst nog bestaat of is geëindigd door ontbinding. In artikel 6.1 van de koopovereenkomst is, voor zover relevant, bepaald dat het bedrijfspand wordt overgedragen in de staat waarin deze zich bevindt bij het tot stand komen van de koopovereenkomst, waaronder alle zichtbare en onzichtbare gebreken, en dat de VOF deze staat aanvaardt. De koopovereenkomst is op 22 juni 2023 gesloten. Aldus moet worden beoordeeld wat de staat van het bedrijfspand en de inventaris was op die datum en of die staat overeenstemt met wat partijen zijn overeengekomen en wat [eisers01] er redelijkerwijs van mochten verwachten.
6.5.
Partijen verschillen van mening over de staat van het bedrijfspand met inventaris ten tijde van de koop. De stelling van [eisers01] dat er sprake is van diverse gebreken die bij het aangaan van de koop nog niet aanwezig waren, wordt door Iriks betwist. Volgens Iriks dateren de gebreken van vóór de totstandkoming van de koop en, voor zover [eisers01] de gebreken niet hebben gezien, lag op hen een onderzoeksplicht. Volgens Iriks staan eventuele gebreken, indien daar al sprake van is, aan het normale gebruik van het bedrijfspand niet in de weg, zodat de ontbinding door [eisers01] niet rechtsgeldig is.
6.6.
[eisers01] hebben een behoorlijke lijst met gebreken aan zowel het bedrijfspand als de over te nemen roerende zaken overgelegd, waaronder niet deugdelijk werkende roldeuren en schuifdeur, beschadiging aan een roldeur, lekkages en waterschade op verschillende plaatsen en een Bosch machine en bruggen die niet functioneren. Anders dan Iriks meent, gaat het niet om gebreken van geringe betekenis. Indien de gestelde gebreken komen vast te staan, is aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat die gebreken bij elkaar genomen een ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigen.
6.7.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat beide partijen hebben nagelaten hun standpunten gedegen te onderbouwen. Hoewel op [eisers01] de bewijslast rust van de gestelde gebreken, valt op dat Iriks niet concreet ingaat op de gebreken en volstaat met een blote betwisting. Verder roepen de stukken die zijn overgelegd en de gedragingen van partijen in het kader van de koop van het bedrijfspand vragen op. Het huidige standpunt van Iriks dat de krikken niet onder de over te nemen zaken vallen, rijmt niet met de eerdere toezeggingen van (de makelaar van) Iriks dat de krikken zullen worden teruggebracht (zie r.o. 3.6. en 3.9.). De makelaar heeft meegedeeld dat Iriks de schuifdeur en de verlichting niet meer heeft nagekeken vanwege de vertraging in de nakoming van de koopovereenkomst door [eisers01] Dat lijkt erop te duiden dat een werkende schuifdeur en verlichting onderdeel vormen van de overeenkomst. Voor zover de makelaar met de vertraging in de nakoming door [eisers01] heeft bedoeld dat de levering enkele malen is uitgesteld omdat de financiering aan de zijde van [eisers01] nog niet rond was, is dat geen geldige reden voor Iriks om niet te voldoen aan bepaalde verplichtingen aan haar kant. Het uitstel van de leveringsdatum is in onderling overleg gegaan, zodat dat geen tekortkoming oplevert aan de zijde van [eisers01] Verder is het vreemd dat Iriks diverse zaken die als inventaris zouden worden overgenomen – zoals desktop computers, het pinapparaat, de bureaustoel en de tekening van de vloerverwarming – heeft meegenomen uit het bedrijfspand zonder [eisers01] daarvan in kennis te stellen. De enige verklaring die Iriks daarvoor heeft gegeven, namelijk dat de informatie op de computers moesten worden gewist, is niet alleen mager maar ook onvolledig. Tussen partijen speelt nog een discussie over de functionaliteit van de over te nemen bruggen en apparaten. Met de voorliggende stukken kan niet worden beoordeeld of deze zaken defect zijn (volgens [eisers01] wel, volgens Iriks niet).
6.8.
Daarnaast is onduidelijk wat partijen voorafgaand aan de koop hebben besproken over het door [eisers01] beoogde gebruik van het bedrijfspand. Indien komt vast te staan dat [eisers01] , zoals zij stellen, hebben bedoeld een werkend garagebedrijf over te nemen en dit voor Iriks duidelijk was, lag op Iriks een mededelingsplicht op dat punt – nu zij stelt dat er met bepaalde zaken, waaronder de bruggen, al een aantal jaren niet meer werd gewerkt – en kan zij zich niet zonder meer beroepen op een onderzoeksplicht aan de kant van [eisers01]
6.9.
De conclusie is dat in dit kort geding niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld welke partij het gelijk aan haar zijde heeft. In een bodemprocedure, waar partijen de gelegenheid hebben om nader bewijs te leveren, kan worden opgehelderd wat [eisers01] bij het aangaan van de koopovereenkomst – mede op basis van, naar aanleiding van vragen en uitlatingen over het beoogde gebruik, verstrekte informatie – mochten verwachten van de staat van het bedrijfspand met inventaris, welke gebreken er al dan niet waren bij de totstandkoming van de koopovereenkomst en of de gebreken die daarna zijn ontstaan (waarvan Iriks weigert om die te herstellen) het beoogde gebruik van het bedrijfspand in de weg staan. Alleen dan kan worden beoordeeld of [eisers01] de koopovereenkomst rechtsgeldig hebben ontbonden en of Iriks gehouden is om tot herstel van gebreken over te gaan.
6.10.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Iriks heeft niet geconcretiseerd of onderbouwd dat zij een zodanig spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de gevraagde voorzieningen dat zij een beslissing in de bodemprocedure niet kan afwachten.
6.11.
De vordering van Iriks wordt op alle onderdelen afgewezen.
6.12.
Iriks wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
De kosten aan de zijde van [eisers01] worden begroot op:
- griffierecht € 2.626,00
- salaris advocaat
€ 1.107,00
Totaal € 3.733,00

7.De beoordeling in reconventie

7.1.
[eisers01] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden, zodat de bij de notaris in depot gestorte waarborgsom van
€ 126.250,00 aan [eisers01] toekomt. Daarnaast heeft Iriks als gevolg van haar tekortkoming een contractuele boete verbeurd van 10% van de koopsom en dient zij dit bedrag van € 126.2502,00 te voldoen aan [eisers01]
7.2.
De vorderingen in reconventie zijn vanwege meerdere redenen niet toewijsbaar.
Uit de overwegingen in conventie vloeit voort dat de vorderingen in reconventie worden afgewezen. De vordering onder I. is declaratoir van aard, wat niet past bij het voorlopige karakter van een kort geding. Tot slot hebben [eisers01] geen spoedeisend belang gesteld bij hun vorderingen.
7.3.
[eisers01] worden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Iriks worden begroot op € 553,50 (factor 0,5 x tarief € 1.107,00).

8.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
8.1.
wijst de vorderingen af;
8.2.
veroordeelt Iriks in de proceskosten, aan de zijde van [eisers01] tot op heden begroot op € 3.733,00;
8.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
8.4.
wijst de vorderingen af;
8.5.
veroordeelt [eisers01] in de proceskosten, aan de zijde van Iriks tot op heden begroot op € 553,50;
8.6.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024.
2091 / 2009