ECLI:NL:RBROT:2024:1938

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
C/10/668971 / JE RK 23-2681
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een jeugdhulpaanbieder

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 5 januari 2024, wordt het verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering om een machtiging tot plaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind01], in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder aangehouden. De kinderrechter oordeelt dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 1:265i BW, en dat relevante informatie ontbreekt die op basis van een eerdere beschikking overgelegd had moeten worden. Tevens is het advies van de Raad voor de Kinderbescherming onvolledig. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengd tot 11 januari 2025, maar het verzoek om uithuisplaatsing wordt aangehouden tot een volgende zitting op 21 februari 2024.

De procedure begon met een verzoekschrift van de GI op 6 november 2023, en de mondelinge behandeling vond plaats op 5 januari 2024. De moeder van [kind01] heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ontwikkelingsbedreiging voor [kind01] is, en dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de GI verzocht om alle relevante informatie te overleggen en heeft de Raad als informant opgeroepen. De kinderrechter zal ook [kind01] uitnodigen voor een kindgesprek, gezien haar leeftijd en de duur van de verzochte machtiging.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/668971 / JE RK 23-2681
Datum uitspraak: 5 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2012 in [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01],
advocaat: mr. F. Pool, kantoorhoudende te Rotterdam.
[naam02],
hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
6 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op17 november 2023, en de brief van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de Raad, van 29 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam03].

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01].
2.2.
[kind01] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een Dushi-huis.
2.3.
Bij beschikking van 22 december 2022 is de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengd tot 11 januari 2024.
2.4.
Bij beschikking van 29 juni 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij [naam04], verlengd tot
11 januari 2024.

3.Het verzoek

De GI verzoekt een verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het toe. Op dit moment verblijft [kind01] in een Dushi-huis in de omgeving van Nijmegen. Deze plaatsing is het gevolg van een samenloop van omstandigheden. In juli heeft de pleegmoeder aangegeven niet langer de zorg voor [kind01] te willen dragen. Dit komt mede doordat de pleegmoeder, ondanks alle inspanning, geen verbetering zag in het gedrag van [kind01], waardoor zij de opvoeding niet meer trok. Er is gekeken naar een netwerkplaatsing, maar dit bleek niet mogelijk. De GI heeft geprobeerd een plek voor [kind01] te vinden dichter bij huis, maar dat is evenmin gelukt. De plaatsing van [kind01] in het Dushi-huis is geen reden om geen omgang tussen de moeder en de familie en [kind01] te laten plaatsvinden. Tegelijkertijd is de huidige omgangsregeling nog gebaseerd op de plaatsing bij de pleegmoeder. Over een aanpassing daarin wordt constant gepraat met [kind01]. Zij geeft aan dat de huidige frequentie voldoende is en dat zij soms angstig is voor een epileptische aanval van de moeder. De komende tijd moet opnieuw worden gekeken naar het vormgeven van de omgangsregeling en daar biedt het Dushi-huis ondersteuning bij.

5.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ingestemd met een verlenging van de ondertoezichtstelling, maar zij voert wel verweer tegen de machtiging tot uithuisplaatsing; zij verwijst naar haar verweer tijdens de zitting van 29 juni 2023. Allereerst ontbreekt op dit moment een machtiging om [kind01] in een Dushi-huis te plaatsen. Daarnaast is het handelen van de GI op dit moment gericht op de omstandigheid dat het perspectief van [kind01] al is bepaald, terwijl dit niet het geval is. De moeder wenst een terugplaatsing en het is van belang dat hiernaartoe gewerkt wordt. Daarom wil de moeder opvoedondersteuning en uitbreiding van de omgang, maar dit gebeurt niet. De vraag is waarom. Hierover heerst onduidelijkheid, mede vanwege het ontbreken van enige onderbouwing van de GI, zoals ook aangestipt tijdens de zitting van 29 juni 2023. De moeder voelt zich niet gehoord en niet serieus genomen in haar opvoedersrol. Het handelen van de GI heeft nu invloed op de hechtingsrelatie tussen de moeder en [kind01]. Daarnaast maakt de huidige plaatsing van [kind01] een uitvoering of uitbreiding van de omgangsregeling nog lastiger, omdat de moeder beperkte financiële middelen heeft. Terwijl het ontbreken van omgang niet bevorderlijk voor de situatie is, omdat de moeder dan niet de kans heeft om te laten zien dat zij kan opvoeden. Er zijn nu twee mogelijkheden. Ten eerste kan de GI de komende periode aan de slag gaan met de moeder door middel van het bieden van ondersteuning, waarbij wordt gekeken of een terugplaatsing mogelijk is. In de tweede plaats zou een perspectiefbesluit kunnen worden genomen, dat ter beoordeling aan de rechtbank dient te worden voorgelegd. Om een van deze mogelijkheden uit te voeren kan de moeder instemmen met een verlenging van de machtiging voor de duur van vier maanden.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er is nog altijd sprake van een ontwikkelingsbedreiging van [kind01]. [kind01] is een kwetsbaar meisje, dat al veel heeft meegemaakt in haar leven. De moeder kon vanwege eigen problematiek onvoldoende aansluiten bij de behoeftes van [kind01]. Daarnaast werd [kind01] belast met de problematiek van de moeder, als gevolg waarvan zij op jonge leeftijd vele verantwoordelijkheden heeft gekend. [kind01] is daarom vier jaar geleden bij de pleegmoeder geplaatst. Tot voor kort ging deze plaatsing goed. Het gedrag van [kind01] is echter, aldus de GI, onlangs negatief veranderd. De afgelopen periode is geprobeerd om het (negatieve) gedrag te veranderen, maar dit is niet gelukt. Als gevolg hiervan heeft de pleegmoeder aangegeven niet langer de verzorging en opvoeding van [kind01] te kunnen dragen, waardoor de GI haar recent in een Dushi-huis heeft geplaatst. De moeder is het hiermee niet eens en wenst dat haar dochter zo spoedig mogelijk bij haar wordt terug geplaatst. Gelet op dit alles acht de kinderrechter de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nodig. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind01], zoals verzocht en onweersproken, verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
6.2.
Bij beschikking van 29 juni 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de pleegmoeder, verlengd tot
11 januari 2024. In het onderhavige verzoek vraagt de GI de machtiging te verlengen om [kind01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. Nu er geen sprake is van een dergelijke lopende machtiging, kan deze ook niet verlengd worden. Naar aanleiding van het besprokene ter zitting begrijpt de kinderrechter dat de GI heeft bedoeld de
verleningvan een machtiging te verzoeken om [kind01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter zal het verzoek aldus lezen.
6.3.
De kinderrechter stelt daarnaast vast dat de GI [kind01] al heeft overgeplaatst van de pleegmoeder naar het Dushi-huis zonder de daarvoor noodzakelijke toestemming van de kinderrechter op grond van artikel 1:265i BW en zonder een daarvoor passende machtiging. De kinderrechter vindt dit zeer kwalijk, omdat hierdoor onder meer geheel voorbij is gegaan aan de rechtsbescherming die de wet (pleeg)ouders en kinderen biedt. Alleen al om die reden kan het verzoek van de GI vandaag niet worden toegewezen.
6.4.
Daarbij speelt het volgende. In de beschikking van de meervoudige kamer van de rechtbank van 29 juni 2023 is overwogen dat bij een eventueel volgend verlengingsverzoek de rechtbank de GI verzoekt alle beschikbare verslaglegging en rapportages te overleggen die onderliggend zijn aan de motivering van het verzoek van de GI. Dat betekent dat in ieder geval de verslagen van de bezoeken, begeleid door de Leliezorggroep, en de rapportages van Yulius dienen te worden overgelegd. De rechtbank heeft ook verzocht overige relevante stukken bij te voegen bij een mogelijk volgend verzoek. De GI heeft aan deze verzoeken om niet bekende redenen niet voldaan.
6.5.
Voorts stelt de kinderrechter vast dat uit het toetsingsrapport van de Raad van 7/29 december 2023 op basis van artikel 1:265j, derde lid, BW niet blijkt wat de visie van de Raad is op het zo ver weg plaatsen van [kind01] bij haar moeder en verdere familie vandaan en wat dit voor [kind01] en het contact met haar moeder zal betekenen. Daarnaast heeft de Raad geen contact opgenomen met de pleegmoeder, terwijl zij jarenlang voor [kind01] heeft gezorgd en tot op vandaag als belanghebbende wordt aangemerkt. De pleegmoeder is een belangrijke informatiebron voor de Raad; haar visie had meegenomen moeten worden in het toetsingsrapport.
6.6.
Op grond van het vorenstaande stelt de kinderrechter vast dat veel relevante informatie ontbreekt. Om die reden zal de kinderrechter vandaag geen beslissing nemen op het verzoek van de GI om [kind01] in een Dushi-huis te plaatsen; het verzoek zal worden aangehouden tot de hierna te noemen zittingsdatum. De kinderrechter verzoekt de GI al de ontbrekende informatie aan de kinderrechter en de belanghebbenden (en hun eventuele advocaten) te doen toekomen. De kinderrechter zal daarnaast de Raad als informant laten oproepen. Ook zal de kinderrechter [kind01], gezien haar leeftijd en de duur van de verzochte machtiging, uitnodigen voor een kindgesprek.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01] tot 11 januari 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.3.
en alvorens verder te beslissen;
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI, de belanghebbenden en mr. Pool in deze zaak zal plaatsvinden
op 21 februari 2024 om 15.00 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
7.4.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter;
7.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. Pool;
7.6.
gelast de oproeping van [kind01] en de Raad tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
7.7.
verzoekt de GI
uiterlijk drie werkdagenvoor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden, hun advocaten en de Raad) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 2 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.