ECLI:NL:RBROT:2024:1941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
C/10/669261 / JE RK 23-2707 en C/10/669251 JR RK 23-2706
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van kinderen in verband met huiselijk geweld en onveilige thuissituatie

Op 5 januari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie kinderen, [kind01], [kind02] en [kind03]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De moeder van de kinderen, die het ouderlijk gezag uitoefent, en de (stief)vader waren aanwezig tijdens de mondelinge behandeling, die op dezelfde dag plaatsvond. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, die blootgesteld zijn aan geweld en conflicten tussen de ouders. Ondanks eerdere hulpverlening zijn de zorgen niet weggenomen, wat heeft geleid tot de beslissing om de kinderen onder toezicht te stellen.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat de kinderen in een onveilige en instabiele thuissituatie verkeren, wat in strijd is met hun belang. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is noodzakelijk om een veilige opvoedomgeving te creëren. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de kinderrechter heeft de beschikking op schrift gesteld op 29 januari 2024. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/669261 / JE RK 23-2707 en C/10/669251 JR RK 23-2706
Datum uitspraak: 5 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[kind01 ],
geboren op [geboortedatum01] 2007 in [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01 ],
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2012 in [geboorteplaats02], hierna te noemen: [kind02],
[kind03],
geboren op [geboortedatum03] 2013 in [geboorteplaats03], hierna te noemen: [kind03].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01].
De kinderrechter merkt als informant ten aanzien van [kind02] en [kind03] aan:
[naam02],
hierna te noemen: de (stief)vader, wonende in [woonplaats02].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de verzoekschriften met bijlagen van de Raad van
21 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [kind01 ], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
  • de moeder;
  • de (stief)vader, die op een ander tijdstip dan de moeder is gehoord;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03];
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, locatie Dordrecht (hierna: de GI), [naam04] en [naam05].

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01 ], [kind02] en [kind03].
2.2.
[kind01 ], [kind02] en [kind03] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [kind01 ], [kind02] en [kind03] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft de verzoeken. Er zijn grote zorgen over de geweldscirkel die nu van generatie op generatie lijkt over te gaan. Het is van belang dat deze cirkel doorbroken wordt, omdat het geweld impact heeft op de kinderen. Dit blijkt uit de informatie van school en de bejegening van de (jongste) kinderen naar de moeder. Ondanks de ingezette hulpverlening is er sprake van onrust in de thuissituatie. Dit blijkt ook uit de meldingen die zijn gedaan bij Veilig Thuis. Het is daarom van belang dat de kinderen, maar ook de (stief)ouders ondersteuning en begeleiding krijgen.

5.Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt het verzoek van de Raad en licht het als volgt toe. Sinds de geboorte van de twee jongste kinderen is er sprake geweest van huiselijk geweld. Dit moet stoppen. Hierom moeten veiligheidsafspraken opgesteld worden. De (stief)ouders behoren daartoe mee te werken en hulpverlening te aanvaarden. Daarnaast moet er aandacht zijn voor het contact tussen de (stief)vader en de kinderen en voor de rouwverwerking van [kind01 ].

6.Het standpunt van moeder

De moeder stemt in met het verzoek. De afgelopen dertien jaar is er door de (stief)vader schade toegebracht aan de moeder en de kinderen. Door de onzekerheid die de (stief)vader voelt, was er veel ruzie tussen hem en de moeder. Daarnaast heeft de (stief)vader na het overlijden van de vader van [kind01 ] verdrietige en schadelijke dingen gezegd die niet alleen invloed hebben gehad op de moeder en [kind01 ], maar ook op de twee jongste kinderen. De moeder wil graag hulp en zal aan alles meewerken. De moeder geeft aan dat de (stief)vader een goede vader is en dat zij hoopt dat de ouders in de toekomst normaal kunnen communiceren in het belang van de kinderen. Verder geeft de moeder, anders dan de (stief)vader, aan dat de (stief)vader tijdens het incident op 30 december 2023 de woning is binnengekomen.

7.De beoordeling

7.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
7.2.
Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen zijn bijna hun hele leven blootgesteld aan (fysieke en verbale) conflicten tussen de (stief)vader en de moeder. Ook de afgelopen periode hebben er verschillende incidenten plaatsgevonden tussen de ouders, mede als gevolg waarvan de (stief)vader nu een contact- en locatieverbod opgelegd is. Er is sprake van een patroon van onveiligheid en instabiliteit in de thuissituatie; dit is in strijd met het belang van de kinderen. De kinderen hebben veel last van de spanningen tussen de moeder en de (stief)vader. Op dit moment vertonen [kind02] en [kind03] afwijzend gedrag jegens de moeder en laten zij problemen zien op school. Ook zijn er zorgen over de (emotionele) ontwikkeling van [kind01 ], omdat hij moeilijk over zijn emoties kan praten. De zorg bestaat dat de kinderen de geweldshandelingen in de toekomst gaan overnemen, omdat zij hun hele leven hiermee zijn geconfronteerd. Dit is zorgelijk en hier behoort aandacht voor te zijn.
7.3.
Ondanks de inzet van de hulpverlening in het vrijwillig kader zijn de (stief)ouders niet in staat gebleken de zorgen om de kinderen zelfstandig weg te nemen. Om de onveiligheid van de kinderen weg te nemen en een stabiele en rustige opvoedomgeving te creëren acht de kinderrechter de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk. Alle betrokkenen zijn het hier mee eens. De kinderrechter zal daarom [kind01 ], [kind02] en [kind03], zoals verzocht en onweersproken, onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. De komende periode is het van belang dat hulpverlening wordt ingezet voor de kinderen, maar ook voor de (stief)ouders, zoals vermeld in de punten 10.2 van de Raadsrapporten. Het is daartoe belangrijk dat de (stief)ouders meewerken en de hulpverlening accepteren. Verder dient aandacht te blijven voor het contact tussen de (stief)vader en [kind02] en [kind03].

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
stelt [kind01 ], [kind02] en [kind03] onder toezicht van de Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 5 januari 2024 tot 5 januari 2025;
8.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 29 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.