ECLI:NL:RBROT:2024:1956

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10754570
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en opschorting van betalingsverplichtingen in het kader van een bouwproject

In deze zaak heeft Bouwmaat Nederland B.V. (eiseres) een vordering ingesteld tegen Extin Bouw & Onderhoud B.V. (gedaagde) voor het betalen van onbetaalde facturen ter waarde van € 12.085,68, voortvloeiend uit de levering van bouwmaterialen. Extin heeft slechts een deel van het verschuldigde bedrag betaald en beroept zich op opschorting van de betalingsverplichting, omdat zij stelt dat de geleverde kozijnen gebrekkig zijn. De kantonrechter heeft op 8 maart 2024 uitspraak gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 februari 2024 was Extin niet aanwezig, ondanks een correcte oproeping. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Extin niet voldoende onderbouwd heeft waarom de kozijnen gebrekkig zouden zijn en dat er geen bewijs is dat Extin een opeisbare tegenvordering heeft op Bouwmaat. De kantonrechter heeft daarom de vordering van Bouwmaat grotendeels toegewezen en Extin veroordeeld tot betaling van € 9.524,64, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar gematigd tot € 911,14. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10754570 CV EXPL 23-28244
datum uitspraak: 8 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Bouwmaat Nederland B.V.,
vestigingsplaats: Bunschoten,
eiseres,
gemachtigde: Trust Krediet Beheer B.V.,
tegen
Extin Bouw & Onderhoud B.V.,
vestigingsplaats: Pijnacker,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam01] (directeur).
De partijen worden hierna ‘Bouwmaat’ en ‘Extin’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 oktober 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van 20 november 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 5 februari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren namens Bouwmaat aanwezig [naam02] (verkoopadviseur buitendienst) en [naam03] (manager regionale verkoop). Namens Extin is, hoewel zij behoorlijk is opgeroepen, niemand ter zitting verschenen.
1.3.
Op 6 februari 2024 (één dag na de zitting) heeft Extin een e-mail aan de rechtbank heeft gestuurd en waarin zij heeft medegedeeld dat zij pas in een laat stadium vernam dat er een mondelinge behandeling zou plaatsvinden en niet in de gelegenheid was om daarbij aanwezig te zijn. Gebleken is dat Extin per brief van 20 november 2023 op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd. Bovendien kan uit de e-mail worden afgeleid dat Extin in elk geval op de vrijdag voorafgaand aan de zitting op de hoogte was van de datum waarop deze zou plaatsvinden. Extin heeft verder niet toegelicht waarom er niemand namens haar bij de zitting aanwezig kon zijn. De kantonrechter heeft daarom geen aanleiding gezien om Extin de gelegenheid te bieden zich na de mondelinge behandeling nog verder over de zaak uit te laten.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
Bouwmaat heeft diverse bouwmaterialen aan Extin verkocht en geleverd. Hiervoor heeft Bouwmaat meerdere facturen aan Extin gestuurd, in totaal voor een bedrag van
€ 13.613,50. Extin heeft dit bedrag niet volledig betaald. Slechts op 30 juni 2023 heeft Extin een bedrag van € 5.000,- betaald. Bouwmaat eist daarom in deze procedure dat Extin wordt veroordeeld om aan Bouwmaat te betalen een bedrag van € 12.085,68. Dat bedrag bestaat uit het totaalbedrag van de facturen met rente en buitengerechtelijke kosten, verminderd met de betaling van 30 juni 2023.
2.2.
Extin is het niet eens met de eis van Bouwmaat. Zij voert aan dat Bouwmaat voor een ander project (het project [klant01] ) in opdracht van Extin bij [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ) twee kozijnen heeft besteld, waarvan één kozijn met openslaande deuren en één met een multiplex deur. Na plaatsing van de kozijnen met deuren door Extin bij haar klant [klant01] , bleken de openslaande deuren scheef in het kozijn te zitten. Nadat besloten is de multiplex deur te vervangen door een zogenaamde Engelse stijl-deur en deze vervolgens is geleverd, bleek de maatvoering daarvan niet juist te zijn. Voor deze punten is tot op heden geen oplossing gekomen. Extin stelt dat zij inmiddels ook door haar klant [klant01] is gedagvaard. Extin stelt zich op het standpunt dat het niet haar schuld is dat de kozijnen niet goed zijn en schort daarom haar betaling aan Bouwmaat op.
2.3.
De kantonrechter veroordeelt Extin om aan Bouwmaat een bedrag van € € 9.524,64 te betalen, met de wettelijke handelsrente over de onbetaald gelaten factuurbedragen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
De akte van Bouwmaat en de e-mail van Extin van 6 februari 2024 worden buiten beschouwing gelaten
2.4.
Bouwmaat heeft op vrijdag 2 februari 2024 om 18.02 uur een e-mail gestuurd aan de rechtbank en wederpartij met daarbij gevoegd een akte met producties. In het geldende procesreglement én in de oproepingsbrief van 20 november 2023 is bepaald dat eventuele producties uiterlijk tien dagen voor de dag van de zitting door de kantonrechter en de wederpartij moeten zijn ontvangen. Omdat de mondelinge behandeling was bepaald op 5 februari 2024 betekent dit dat de per e-mail van 2 februari 2024 toegezonden akte met producties te laat door Bouwmaat is ingediend. Uitgangspunt is dat de kantonrechter de stukken in dat geval weigert, tenzij het belang van een goede procesorde zich daartegen verzet. Daarvan is echter niet gebleken. Bovendien is ook niet gebleken dat Extin tijdig en behoorlijk kennis heeft kunnen nemen van de akte met producties. Deze worden daarom bij de verdere beoordeling buiten beschouwing gelaten.
2.5.
Bouwmaat heeft geen kennis kunnen nemen van de inhoud van de eerder genoemde e-mail van Extin van 6 februari 2024, omdat deze door Extin alleen naar de rechtbank is gestuurd en omdat deze e-mail pas na de mondelinge behandeling is ontvangen. Gelet hierop zal de kantonrechter de daarin opgenomen inhoudelijke reactie buiten beschouwing laten.
Extin kan haar betalingen aan Bouwmaat niet opschorten
2.6.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat Bouwmaat diverse bouwmaterialen aan Extin heeft verkocht en geleverd voor in totaal een bedrag van € 13.613,50. Dat betekent dan ook dat Extin in beginsel gehouden is dat bedrag aan Bouwmaat te betalen. Beoordeeld moet worden of Extin terecht een beroep op opschorting heeft gedaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. Hierna wordt uitgelegd waarom.
2.7.
Op grond van art. 6:52 BW kan een schuldenaar, die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, de nakoming van zijn verbintenis opschorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, indien tussen vordering en verbintenis voldoende samenhang
bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen. Voor een geslaagd beroep op opschorting van de verplichting tot betaling van de facturen van Bouwmaat is dus (onder meer) vereist dat Extin een opeisbare vordering heeft op Bouwmaat. Extin stelt dat zij een vordering op Bouwmaat heeft, omdat Bouwmaat ondeugdelijke materialen zou hebben geleverd voor het project Rietman.
2.8.
Ten aanzien van project [klant01] is door Bouwmaat ter zitting gesteld dat de problemen rond de Engelse stijl-deur inmiddels zijn opgelost. Extin is niet op de zitting verschenen en heeft deze stelling van Bouwmaat dan ook niet meer betwist. De kantonrechter zal daarom van de juistheid van die stelling uitgaan. Dat betekent dat nog slechts de geleverde kozijnen met openslaande deuren onderwerp van discussie zijn.
2.9.
Uit de tussen partijen gevoerde (e-mail)correspondentie kan worden afgeleid dat Extin zich op het standpunt stelt dat zij de kozijnen goed heeft geplaatst, maar dat de openslaande deuren desondanks scheef hangen en niet goed sluiten. De kantonrechter begrijpt de stellingen van Extin zo, dat zij meent dat er sprake is van een gebrek aan de via Bouwmaat bestelde en geleverde kozijnen. Bouwmaat heeft dat betwist en heeft ter zitting uiteengezet dat [bedrijf01] al in 2022 de situatie ter plaatse heeft onderzocht en heeft geconstateerd dat er aan de geleverde kozijnen niets mankeerde, maar dat deze door Extin verkeerd zijn geplaatst. Bouwmaat heeft dat nader toegelicht en gesteld dat er boven de kozijnen normaliter een zogenaamde latei aanwezig moet zijn, die het gewicht boven de deur opvangt en voor stevigheid in de constructie zorgt, maar dat door Extin in dit geval geen latei is geplaatst. Daarnaast heeft Bouwmaat ter zitting verklaard dat zij met Extin - die het daar niet mee eens was - over de kwestie heeft gesproken en Extin daarbij heeft geadviseerd een onafhankelijke derde in te schakelen om te beoordelen wat de oorzaak is van de scheef hangende en niet goed sluitende deuren. Ook die stellingen zijn door Extin niet meer weersproken. Niet gesteld of gebleken is dat Extin een onafhankelijke derde heeft ingeschakeld om de situatie ter plaatse te beoordelen.
2.10.
Op basis van de beschikbare stukken kan de kantonrechter niet vaststellen wat er nu exact is misgegaan bij het project [klant01] met betrekking tot de kozijnen. Partijen staan op dat punt lijnrecht tegenover elkaar. Extin heeft weliswaar gesteld dat de kozijnen gebrekkig zijn, maar heeft die stelling verder niet meer onderbouwd. Daarnaast is het op grond van de niet weersproken uitleg van Bouwmaat ter zitting bepaald niet uitgesloten dat Extin zelf fouten heeft gemaakt bij het plaatsen van de kozijnen. Dit leidt naar het oordeel van de kantonrechter dan ook tot de conclusie dat onder de gegeven omstandigheden niet vast is komen te staan dat de via Bouwmaat aan Extin geleverde kozijnen gebrekkig zijn. Uit de feiten en omstandigheden die Extin heeft aangevoerd kan niet worden afgeleid dat dat wel het geval was. Dat betekent dat daarmee ook niet is komen vast te staan dat Extin een opeisbare tegenvordering op Bouwmaat heeft.
2.11.
Het bovenstaande leidt er toe dat Extin zich niet met succes op opschorting van haar betalingsverplichting jegens Bouwmaat kan beroepen. Extin moet het resterende deel van de facturen van Bouwmaat dan ook alsnog aan Bouwmaat betalen.
Extin moet een bedrag van € 911,14 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.12.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 911,14 toegewezen. De kantonrechter ziet aanleiding om de afgesproken vergoeding te matigen tot het bedrag waarop Bouwmaat recht heeft volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (artikel 242 Rv). Bouwmaat heeft niet gesteld dat de werkelijke kosten hoger waren en dat het redelijk was om deze kosten te maken.
Conclusie
2.13.
Extin heeft op 30 juni 2023 een bedrag van € 5.000,- betaald. Dat bedrag strekt in de eerste plaats in mindering op de buitengerechtelijke kosten; het restant strekt in mindering op de verschenen rente, de onbetaald gelaten factuurbedragen en de lopende rente (artikel 6:44 lid 1 BW). Omwille van de eenvoud van de berekening wordt in dit geval het gedeelte van het betaalde bedrag dat resteert na aftrek van de buitengerechtelijke kosten direct in mindering gebracht op de onbetaald gelaten facturen en niet eerst op de verschenen rente. Dat leidt er toe dat Extin zal worden veroordeeld in totaal een bedrag van € 9.524,64 (€ 13.613,50 + € 911,14 -/- € 5.000,-) aan Bouwmaat te betalen.
Extin moet de wettelijke handelsrente betalen
2.14.
Bouwmaat heeft, berekend tot en met 3 oktober 2023, een bedrag van € 1.430,16 aan wettelijke handelsrente gevorderd. Uitgaande van de afzonderlijke vervaldata van de onbetaald gelaten factuurbedragen en de in 2023 geldende percentages voor de wettelijke handelsrente komt het gevorderde bedrag aan rente de kantonrechter te hoog voor, zeker als daarbij in aanmerking wordt genomen dat Extin op 30 juni 2023 al een deel van de hoofdsom heeft betaald. Bouwmaat heeft het gevorderde bedrag aan wettelijke handelsrente niet gespecificeerd. Om die reden wordt het gevorderde bedrag niet toegewezen, maar zal Extin worden veroordeeld de wettelijke handelsrente te betalen over de onbetaald gelaten factuurbedragen, berekend vanaf de vervaldata van de diverse facturen.
Proceskosten
2.15.
Extin krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Bouwmaat op
€ 109,44 aan dagvaardingskosten, € 514,- aan griffierecht, € 792,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,-) en € 132,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.547,44. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Extin om aan Bouwmaat te betalen € 9.524,64 met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over de onbetaald gelaten factuurbedragen vanaf de vervaldata van de afzonderlijke facturen tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Extin in de proceskosten, die aan de kant van Bouwmaat worden begroot op € 1.547,44;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
44487