ECLI:NL:RBROT:2024:2039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
ROT 23/4451 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak van de rechtbank inzake niet-ontvankelijkheid beroep tegen beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 maart 2024 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 13 oktober 2023. De opposant had verzet ingesteld omdat hij meende de beslissing op bezwaar van 15 december 2022 niet te hebben ontvangen. De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam op 15 december 2022 had beslist op het bezwaar van de opposant, en dit ook had gecommuniceerd in een dwangsombesluit van 17 januari 2023. De opposant stelde dat hij niet op de hoogte was van deze beslissing en dat het college in gebreke was gebleven.

De verzetrechter heeft de argumenten van de opposant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak. De opposant had op 26 juni 2023 beroep ingesteld, terwijl het college al op 15 december 2022 had beslist. De rechtbank oordeelde dat de opposant niet had ontkend de beslissing van 17 januari 2023 te hebben ontvangen, waarin het college bevestigde dat er al een beslissing op bezwaar was genomen. De verzetrechter verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, en mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4451 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024 op het verzet van

[naam opposant] , te [plaats] , opposant,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 oktober 2023 in het geding tussen
opposant
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,het college
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. Opposant heeft verzet ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 13 oktober 2023, waarin de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk heeft verklaard.

De uitspraak van 13 oktober 2023

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. Opposant heeft op 26 juni 2023 beroep ingesteld omdat het college volgens hem niet tijdig beslist had op zijn bezwaar. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat het college op 15 december 2022 heeft beslist op het bezwaar van opposant van 3 oktober 2022. Dit heeft het college ook aan eiser bericht bij het dwangsombesluit van 17 januari 2023. Om die reden heeft de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk verklaard.

Het verzet van opposant

3. Opposant voert in verzet aan de beslissing op bezwaar van 15 december 2022 nooit te hebben ontvangen. Opposant voert aan het college op 16 januari 2023 in gebreke te hebben gesteld. Het college heeft de ontvangst van de ingebrekestelling op 17 januari 2023 schriftelijk bevestigd, en daarin niet laten weten dat er reeds een beslissing op bezwaar is genomen. Opposant meent dat het college verantwoordelijk moet worden gehouden voor de griffiekosten, omdat de gerechtelijke procedure had kunnen worden voorkomen indien het college eerder had aangegeven dat er wel een besluit zou zijn genomen op zijn bezwaar.

Beoordeling door de verzetrechter

4. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposant terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
5. De verzetrechter verklaart het verzet ongegrond en overweegt het volgende.
Oppossant heeft gesteld dat hij de beslissing op bezwaar van 15 december 2022 niet heeft ontvangen. Als reactie op de ingebrekestelling van 16 januari 2023 heeft oppossant op 17 januari 2023 een besluit van het college ontvangen waarin het verzoek om een dwangsom is afgewezen. Eiser heeft niet ontkend dat hij het besluit van 17 januari 2023 heeft ontvangen. In dit besluit, dat aangetekend is verzonden, staat dat het college op 15 december 2022 reeds een beslissing op bezwaar heeft genomen en dat een kopie van deze beslissing is bijgevoegd. Op het moment dat oppossant beroep instelde (26 juni 2023) had het college dus al beslist op het bezwaar en was eiser daarover ook geïnformeerd.

Conclusie en gevolgen

6. Er is geen twijfel ontstaan over de buiten-zittinguitspraak. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.