ECLI:NL:RBROT:2024:2039
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak van de rechtbank inzake niet-ontvankelijkheid beroep tegen beslissing op bezwaar
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 maart 2024 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 13 oktober 2023. De opposant had verzet ingesteld omdat hij meende de beslissing op bezwaar van 15 december 2022 niet te hebben ontvangen. De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam op 15 december 2022 had beslist op het bezwaar van de opposant, en dit ook had gecommuniceerd in een dwangsombesluit van 17 januari 2023. De opposant stelde dat hij niet op de hoogte was van deze beslissing en dat het college in gebreke was gebleven.
De verzetrechter heeft de argumenten van de opposant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak. De opposant had op 26 juni 2023 beroep ingesteld, terwijl het college al op 15 december 2022 had beslist. De rechtbank oordeelde dat de opposant niet had ontkend de beslissing van 17 januari 2023 te hebben ontvangen, waarin het college bevestigde dat er al een beslissing op bezwaar was genomen. De verzetrechter verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, en mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2024.