In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met het verzoek om het huurrecht van de gezamenlijke woning aan haar en haar twee kinderen toe te wijzen, en om de zorg voor de kinderen aan haar toe te kennen. De vrouw heeft een echtscheidingsprocedure gestart en wil tijdelijk met haar kinderen in de woning verblijven, terwijl de man, die een huisverbod heeft gehad na een geweldsincident, het niet eens is met de eisen van de vrouw. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 13 maart 2024 behandeld, waarbij de vrouw haar verzoeken heeft onderbouwd met de stelling dat er een spoedeisend belang is vanwege de situatie van de man en de kinderen. De man heeft echter betwist dat er een spoedeisend belang is en heeft gewezen op de afspraken die zijn gemaakt bij Veilig Thuis na het huisverbod.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een situatie is die onmiddellijke ingreep vereist. De vrouw heeft belangrijke feiten, zoals de ernstige gezondheidssituatie van hun zoon en de gemaakte afspraken, niet in haar dagvaarding vermeld, wat haar waarheidsplicht heeft geschonden. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vrouw niet kan eisen dat de man de woning verlaat en de zorg voor de kinderen aan haar wordt toegewezen, omdat de man zich aan de gemaakte afspraken houdt en er geen spoedeisend belang is aangetoond. De eisen van de vrouw zijn afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten betaalt.