In deze zaak, die op 11 maart 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde eiser, [eiser01], dat gedaagde, [gedaagde01], de exploitatie van haar pizzeria zou staken vanwege aanhoudende geuroverlast. Eiser, eigenaar van een appartement boven de pizzeria, had eerder al een kort geding aangespannen, maar de voorzieningenrechter oordeelde toen dat het belang van gedaagde bij continuering van de bedrijfsvoering zwaarder woog dan het belang van eiser bij staking van de exploitatie. Sindsdien heeft gedaagde echter een nieuwe ontgeuringsinstallatie geplaatst en zijn er verschillende controles uitgevoerd door DCMR, die hebben aangetoond dat er nog steeds sprake is van onaanvaardbare geurhinder. Eiser heeft in deze procedure opnieuw om staking van de exploitatie gevraagd, met als argument dat de onrechtmatige hinder aanhoudt en dat de gemeente Rotterdam niet adequaat handhaaft. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van eiser bij staking van de exploitatie nu zwaarder weegt dan het belang van gedaagde bij continuering van haar bedrijfsvoering, en heeft de vordering van eiser toegewezen. De vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding is afgewezen, omdat eiser onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de gevorderde schade.