ECLI:NL:RBROT:2024:2213

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
10763405 VV EXPL 23-527
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging verhuurder tot verplaatsing scootmobiel van huurder op kosten van huurder

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen Stichting Woonbron en een huurder, aangeduid als [gedaagde1]. De huurder heeft een scootmobiel die zij op de galerij van haar woning plaatst, wat leidt tot een gevaarlijke situatie door een te smalle doorgang. Woonbron heeft eerder in een kort geding, op 21 juli 2023, al een verbod gekregen om de scootmobiel op de galerij te stallen, met een dwangsom van € 50,- per dag bij overtreding, tot een maximum van € 1.000,-. Ondanks deze uitspraak heeft de huurder de scootmobiel opnieuw op de galerij geplaatst, wat aanleiding geeft voor Woonbron om opnieuw een kort geding aan te spannen.

Tijdens de zitting op 5 december 2023 is afgesproken dat de huurder de scootmobiel niet meer op de galerij zou stallen, maar op de binnenplaats of in haar woning. Echter, de huurder heeft zich niet aan deze afspraak gehouden. Woonbron vraagt nu om machtiging om de scootmobiel op kosten van de huurder te verplaatsen als deze weer op de galerij wordt geplaatst. De kantonrechter oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is bij het gevorderde verbod en wijst de eis van Woonbron toe. De rechter stelt dat de huurder een andere oplossing moet vinden voor het stallen van de scootmobiel, zoals het gebruik van een rollator of het stallen in de woning.

De kantonrechter veroordeelt de huurder tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.206,85, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De rechter wijst alle andere vorderingen af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10763405 VV EXPL 23-527
datum uitspraak: 6 maart 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam ,
eiseres,
gemachtigde: mr. N.J. Glen-Boedhram,
tegen
[gedaagde1],
woonplaats: [woonplaats1] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. de Kok.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 15 november 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de e-mail van de gemachtigde van Woonbron van 29 november 2023, met bijlagen;
  • de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde1] van 4 december 2023, met bijlagen;
  • de e-mail van de gemachtigde van Woonbron van 4 december 2023, met bijlage;
  • de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde1] van 5 februari 2024;
  • de e-mail van de gemachtigde van Woonbron van 5 februari 2024, met bijlagen;
  • de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde1] van 14 februari 2024, met bijlage;
  • de e-mail van de gemachtigde van Woonbron van 15 februari 2024, met bijlage;
  • de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde1] van 20 februari 2024, met bijlagen.
1.2.
Op 5 december 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • de heer [naam1] (sociaal beheerder) namens Woonbron , bijgestaan door de gemachtigde;
  • [gedaagde1] , bijgestaan door de gemachtigde.
1.3.
Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken de zaak voor een periode van twee maanden aan te houden. [gedaagde1] zou de scootmobiel niet meer op de galerij stallen, maar op de binnenplaats of in haar woning. Uiterlijk op 1 februari 2024 zouden partijen zich uitlaten over de voortgang van de procedure. [gedaagde1] heeft op 5 februari 2024 om doorhaling van de zaak gevraagd, maar Woonbron wil dat vonnis wordt gewezen. Partijen hebben vervolgens nog over en weer gereageerd op elkaars standpunten.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde1] huurt een woning van Woonbron . Het gaat om een galerijwoning. Woonbron wil dat [gedaagde1] haar scootmobiel niet op de galerij voor de woning plaatst. Als [gedaagde1] dat doet, blijft er een te smalle doorgang over, die niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Daardoor is al een keer een gevaarlijke situatie ontstaan.
2.2.
Woonbron heeft in een eerder kort geding, om diezelfde reden, verwijdering van de scootmobiel gevorderd. Die vordering is in een vonnis van 21 juli 2023 toegewezen en [gedaagde1] is veroordeeld om een dwangsom van € 50,- per dag te betalen als zij dit verbod overtreedt, met een maximum van € 1.000,-.
2.3.
Woonbron heeft na dit vonnis op de begane grond van het gebouw een plaats gecreëerd waar [gedaagde1] de scootmobiel kan stallen en opladen. Woonbron stelt dat [gedaagde1] de scootmobiel nog steeds op de galerij stalt. Zij is bezig met de tenuitvoerlegging van het eerdere kort geding vonnis, om de dwangsommen te incasseren. Het maximum van € 1.000,- is bereikt.
2.4.
Woonbron eist daarom in deze procedure primair een machtiging om de scootmobiel op kosten van [gedaagde1] te verwijderen als deze weer bij de voordeur van de woning op de galerij staat. Subsidiair eist Woonbron ontruiming van de woning.
2.5.
[gedaagde1] wil dat de eis wordt afgewezen. Zij beroept zich erop dat het gebruik van de scootmobiel voor haar noodzakelijk is. Zij kan niet van de stallingsplaats op de begane grond naar haar woning lopen, zo stelt zij.
De eis wordt toegewezen
2.6.
De kantonrechter wijst de primaire eis van Woonbron toe. In het vonnis van 21 juli 2023 is al geoordeeld dat [gedaagde1] haar scootmobiel niet bij de voordeur op de galerij mag stallen en dat Woonbron een (voldoende) spoedeisend belang heeft bij het gevorderde verbod. De kantonrechter ziet in de door [gedaagde1] aangevoerde argumenten geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Voldoende aannemelijk is geworden dat er door het stallen van de scootmobiel op de galerij een gevaarlijke situatie ontstaat. De doorgang op de galerij wordt daardoor te smal om als vluchtroute te functioneren. Indien [gedaagde1] moeite heeft om van de begane grond naar haar woning te lopen, zal zij hiervoor een andere oplossing moeten verzinnen, zoals het gebruik van een rollator of krukken. Zij kan er ook voor kiezen de scootmobiel in haar woning te stallen.
2.7.
Vast staat dat [gedaagde1] zich niet houdt aan het aan haar opgelegde verbod . Zij heeft zich ook niet gehouden aan de afspraak die op de zitting van 5 december 2023 is gemaakt. Dit blijkt uit de foto’s die Woonbron na de zitting heeft overgelegd. In haar reactie hierop ontkent [gedaagde1] dit ook niet, maar legt zij uit waarom zij zich niet aan de afspraak heeft gehouden. Omdat de opgelegde dwangsom blijkbaar geen voldoende prikkel is voor [gedaagde1] om het verbod na te leven, mag Woonbron (op grond van artikel 3:299 BW) de scootmobiel zelf verplaatsen naar de stallingsplaats beneden als [gedaagde1] zich niet aan het verbod houdt. De (noodzakelijke) kosten voor die verplaatsing mag Woonbron op [gedaagde1] verhalen.
2.8.
Omdat de primaire eis wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan de subsidiaire eis van Woonbron .
Proceskosten
2.9.
[gedaagde1] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Woonbron op € 129,85 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.206,85. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf veertien dagen na dit vonnis.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
machtigt Woonbron om de scootmobiel van [gedaagde1] op haar kosten te (laten) verwijderen en in de stalling op de begane grond te (laten) stallen wanneer die bij de voordeur van de woning op de galerij [adres1] in ( [postcode1] ) Rotterdam gestald is;
3.2.
veroordeelt [gedaagde1] in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron worden begroot op € 1.206,85 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
51909