In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een huurrechtelijk geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres, Woonstad, vorderde betaling van huurachterstand en de ontbinding van de huurovereenkomst. De gedaagden hadden de huur niet tijdig betaald en Woonstad stelde dat zij hoofdelijk aansprakelijk waren voor de huurverplichtingen, ondanks dat [gedaagde 2] was verhuisd. De kantonrechter oordeelde dat de huurprijswijzigingsbepaling in de huurovereenkomst oneerlijk was, waardoor alle huurverhogingen vervielen en de oorspronkelijke huurprijs bleef gelden. Dit leidde tot een herberekening van de huurachterstand, die op 30 september 2023 € 8.993,21 bedroeg. De rechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van dit bedrag, verminderd met eventuele betalingen die [gedaagde 1] na de dagvaarding heeft gedaan. Tevens werd een betalingsregeling getroffen, waarbij [gedaagde 1] de huurachterstand in termijnen kan aflossen, mits hij de huur op tijd blijft betalen. De rechter heeft de huurovereenkomst voorwaardelijk ontbonden, wat betekent dat als de betalingsregeling niet wordt nageleefd, de gedaagden binnen veertien dagen de woning moeten ontruimen. De proceskosten zijn eveneens voor de gedaagden, die in totaal € 1.627,07 moeten betalen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.