In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in de procedure tussen de besloten vennootschap FOUNDED 2010 B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J.J. Boekhorst, vorderde betaling van een geldbedrag dat voortvloeit uit een eerder vonnis van 10 november 2023, waarin loonbeslag was gelegd op het loon van een derde, de heer [persoon A]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde als derde-beslagene in gebreke is gebleven om een verklaring te geven over het loonbeslag. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet onrechtmatig of ongegrond was en dat aan de eisen voor toewijzing van een geldvordering in kort geding was voldaan. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het loonbeslag was gelegd, als ware hij zelf de schuldenaar. Daarnaast werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 3.819,37, inclusief nakosten en wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.