In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Elckerlyc en een gedaagde, die tijdelijk gebruik maakte van een woonvoorziening in het kader van de WMO. De eiseres, Stichting Elckerlyc, vorderde ontruiming van de woning op basis van een beëindigde begeleidingsovereenkomst. De gedaagde had zich tijdens de begeleiding agressief opgesteld tegenover medewerkers van Elckerlyc, wat leidde tot een officiële waarschuwing en uiteindelijk tot de beëindiging van de begeleiding. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat de begeleidingsovereenkomst op goede gronden was beëindigd, maar gaf de gedaagde een laatste kans om zich te conformeren aan de afspraken. De rechter bepaalde dat de gedaagde binnen twee maanden na betekening van het vonnis de woning moest ontruimen, tenzij zij zich begeleidbaar en leerbaar opstelde. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moest dragen.