ECLI:NL:RBROT:2024:2258

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
C/10/670853 / KG ZA 23-1136
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming en begeleidingsovereenkomst tussen Stichting Elckerlyc en gedaagde

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Elckerlyc en een gedaagde, die tijdelijk gebruik maakte van een woonvoorziening in het kader van de WMO. De eiseres, Stichting Elckerlyc, vorderde ontruiming van de woning op basis van een beëindigde begeleidingsovereenkomst. De gedaagde had zich tijdens de begeleiding agressief opgesteld tegenover medewerkers van Elckerlyc, wat leidde tot een officiële waarschuwing en uiteindelijk tot de beëindiging van de begeleiding. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat de begeleidingsovereenkomst op goede gronden was beëindigd, maar gaf de gedaagde een laatste kans om zich te conformeren aan de afspraken. De rechter bepaalde dat de gedaagde binnen twee maanden na betekening van het vonnis de woning moest ontruimen, tenzij zij zich begeleidbaar en leerbaar opstelde. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moest dragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/670853 / KG ZA 23-1136
Vonnis in kort geding van 29 januari 2024
in de zaak van
STICHTING ELCKERLYC,
gevestigd te Vlaardingen ,
eiseres,
advocaat mr. D.J. van de Weerdt te Vlaardingen ,
tegen
[gedaagde1],
wonende te [woonplaats1] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam.
Partijen worden hierna Elckerlyc en [gedaagde1] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 januari 2024 met producties 1 tot en met 5
  • de mondelinge behandeling gehouden op 15 januari 2024
  • de pleitnota van [gedaagde1]
  • de ter zitting overhandigde toevoeging en ongenummerde productie van [gedaagde1] .

2.De feiten

2.1.
Elckerlyc biedt als onderdeel van de uitvoering van de WMO-ondersteuning aan mensen die tijdelijk niet zelfredzaam zijn. Dit doet zij door verschillende vormen van opvang en begeleiding aan te bieden.
2.2.
Vanwege de problematische scheiding van de vader van haar twee oudste kinderen (met wie [gedaagde1] een omgangsregeling heeft) ontvangt [gedaagde1] sinds mei 2022 begeleiding van Elckerlyc . Het doel van de begeleiding is de zelfredzaamheid en de weerbaarheid van [gedaagde1] te vergroten. Sinds 14 juli 2023 maakt [gedaagde1] met haar jongste kind, dochter [kind1] , geboren op [geboortedatum1] 2022, gebruik van een aan haar door Elckerlyc in het kader van de WMO aangeboden tijdelijke woonvoorziening aan [adres1] (hierna: de woning). Ter formalisering van de begeleiding en het gebruik van de woning hebben Elckerlyc en [gedaagde1] op 14 juli 2023 een begeleidingsovereenkomst en een gebruiksovereenkomst gesloten. De toepasselijke algemene voorwaarden van Elckerlyc zijn opgenomen in één van de bijlagen bij de overeenkomsten. [gedaagde1] betaalt voor het gebruik van de woning een eigen bijdrage van € 450,00 per maand.
2.3.
In de begeleidingsovereenkomst zijn de verplichtingen van [gedaagde1] als cliënt van Elckerlyc weergegeven. In deze overeenkomst staat, onder andere, het volgende:
2.4.
In de gebruiksovereenkomst staat, voor zover van belang, het volgende:
2.5.
In de algemene voorwaarden staat, voor zover van belang, het volgende:
2.6.
[gedaagde1] heeft zich tijdens de begeleiding tegen (o.a.) medewerkers van Elckerlyc verbaal agressief opgesteld. Er hebben meerdere incidenten plaatsgevonden. [gedaagde1] is mondeling gewaarschuwd. Op 13 juli 2023 heeft [gedaagde1] van Elckerlyc een officiële waarschuwing over haar gedrag ontvangen.
2.7.
Bij brief van 14 november 2023 heeft de directeur/bestuurder van Elckerlyc ( [naam1] ), voor zover van belang, over het einde van het verblijf in de woning het volgende aan [gedaagde1] geschreven:
“Met deze brief bevestig ik de beëindiging van uw verblijf in de bruikleenwoning van (…) Elckerlyc .
Op 13 juli jl. heeft u een officiële waarschuwing gekregen vanwege ongewenste gedragingen richting medewerkers van onze stichting. Ondanks deze waarschuwing heb ik geconstateerd dat uw gedrag onverminderd ongewenst is. Daarnaast heb ik vastgesteld dat u zich regelmatig niet houdt aan onze huisregels en algemene voorwaarden (…).
De stopzetting van onze begeleiding houdt in dat u uiterlijk op vrijdag 24 november 2023 uw woning in dezelfde staat aan (…) Elckerlyc dient op te leveren. (…)
In de afgelopen periode hebben onze medewerkers veel tijd en moeite gestoken in uw begeleiding. Het spijt mij te moeten constateren dat ondanks deze moeite het niet gelukt is om u duurzaam te laten uitstromen.
Rest mij u nog te moeten melden dat wij het einde van uw verblijf moeten gaan melden bij Veilig Thuis omdat het welzijn van uw dochter hiermee in gevaar komt.”
2.8.
Bij brief van 16 november 2023 heeft de directeur/bestuurder van Elckerlyc , voor zover van belang, over de beëindiging van de ondersteuning het volgende aan [gedaagde1] geschreven:
“Onze ondersteuning wordt gestopt omdat u zich blijvend en in ernstige mate agressief, beledigend en dreigend uit (…) richting onze medewerkers. Wij hebben u verschillende keren geconfronteerd met dit ongewenste gedrag en aangegeven dat u zich begeleidbaar op dient te stellen omdat wij u zonder deze medewerking niet kunnen ondersteunen naar herstel van zelfredzaamheid. Ook na verschillende waarschuwingen blijft u volharden in dit ongewenst grensoverschrijdende gedrag. Na de mededeling van stopzetting heeft u de medewerkers de deur gewezen. De brief waarmee de stopzetting formeel is bevestigd is bij u achtergelaten.”
2.9.
[gedaagde1] heeft bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de begeleidingsovereenkomst. Op 16 november 2023 heeft tussen Elckerlyc , [gedaagde1] en de vader van [kind1] in dat verband nog een gesprek plaatsgevonden. [gedaagde1] ontvangt sinds 8 november 2023 geen begeleiding meer van Elckerlyc . [gedaagde1] verblijft nog wel met [kind1] in de woning.

3.Het geschil

3.1.
Elckerlyc vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat:
[gedaagde1] te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans uiterlijk op een door de voorzieningenrechter te bepalen tijdstip, de woning schoongemaakt en opgeruimd te ontruimen en met [kind1] en het hare te verlaten en deze door afgifte van de toegangssleutels aan Elckerlyc ter vrije beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen, voor iedere dag dat [gedaagde1] daarmee en in gebreke blijft;
[gedaagde1] te veroordelen om aan Elckerlyc een bedrag van € 450,00 te betalen voor iedere maand, een gedeelte van een maand daaronder begrepen, dat [gedaagde1] na 24 november 2023 nog in de woning zal hebben verbleven en zal verblijven, te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens te rekenen vanaf de vervaldatum (de eerste van een kalendermaand), althans te rekenen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[gedaagde1] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Elckerlyc .

4.De beoordeling

4.1.
Voldoende aannemelijk is dat Elckerlyc een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Elckerlyc stelt immers dat sprake is van een onrechtmatige situatie die erin bestaat dat [gedaagde1] op dit moment de woning zonder recht of titel bewoont. [gedaagde1] heeft de spoedeisendheid ook niet betwist.
4.2.
Vaststaat dat Elckerlyc de woning aan [gedaagde1] in gebruik heeft gegeven tegen betaling van een maandelijkse bijdrage en dat sprake is van begeleiding die onlosmakelijk samenhangt met de gebruiksovereenkomst. Het element van begeleiding is daarin overheersend. Dit betekent dat wanneer de begeleidingsovereenkomst op goede grond eindigt, de gebruiksovereenkomst ook eindigt.
4.3.
Elckerlyc stelt zich op het standpunt dat zij de begeleidingsovereenkomst met de brief van 14 november 2023 (productie 4 bij dagvaarding) op rechtens goede gronden heeft beëindigd tegen 24 november 2023. Elckerlyc stelt daartoe dat [gedaagde1] zich, ondanks vele mondelinge en één schriftelijke formele waarschuwing (in de brief van 13 juli 2023) niet begeleidbaar en leerbaar heeft opgesteld door zich keer op keer agressief en grensoverschrijdend te gedragen tegenover de medewerkers van Elckerlyc . Dit is niet in het door Elckerlyc te behartigen belang van haar medewerkers en daarnaast heeft dit gedrag een negatief effect op het welzijn van [kind1] . Gelet op wat er in de begeleidingsovereenkomst en de algemene voorwaarden staat, mocht Elckerlyc daarom overgaan tot (tussentijdse) beëindiging van de begeleidingsovereenkomst, aldus Elckerlyc .
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde1] erkend dat zij zich meermaals verbaal agressief heeft opgesteld tegenover medewerkers van Elckerlyc , zonder goed na te denken over de consequenties van haar gedrag. Zij heeft daarom één of twee, maar geen drie, mondelinge waarschuwingen gekregen en één schriftelijke. [gedaagde1] ziet in dat haar houding ongepast en onwenselijk was. Daarom heeft zij ook steeds na een incident en ook in het gesprek van 16 november 2023 haar excuses aangeboden. Bovendien heeft zij voor haar problematiek professionele hulp gezocht. [gedaagde1] stelt dat zij [kind1] goede zorg biedt, wat, aldus [gedaagde1] , wordt bevestigd door het feitelijke uitblijven van een interventie van de jeugdzorginstanties. In dat licht en met het oog op de dakloosheid die voor haar en [kind1] na beëindiging van de begeleidingsovereenkomst bij het ontbreken van een urgentieverklaring zonder meer zal volgen, acht [gedaagde1] de beëindiging een onevenredig zware maatregel en niet gerechtvaardigd. Voor [gedaagde1] kwam de aangekondigde beëindiging ook onverwacht omdat zij vlak voor de ontvangst van de brief van 14 november 2023, op 23 oktober 2023, juist van haar begeleiders van Elckerlyc , [naam2] en [naam3] , teruggekoppeld had gekregen dat zij zich positief ontwikkelde.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Aannemelijk is dat de begeleiding van [gedaagde1] een moeizaam verloop kent. [gedaagde1] heeft erkend dat zij zich verbaal agressief jegens medewerkers van Elckerlyc heeft gedragen en dat zij daarvoor een aantal waarschuwingen heeft ontvangen. Elckerlyc heeft echter nagelaten om het gehele dossier van [gedaagde1] met alle waarschuwingen en een rapportage over het behalen van de doelstellingen over te leggen, en ook niet de concrete dagen genoemd waarop de waarschuwingen zouden zijn uitgedeeld. Dat neemt niet weg dat de voorzieningenrechter, in het licht van de erkenning door [gedaagde1] en het door Elckerlyc wel overgelegde bewijs, wel aannemelijk vindt dat sprake was van, beperkt, herhaald agressief gedrag van [gedaagde1] dat niet door de beugel kon. Dat betekent dat [gedaagde1] één of meer verplichtingen uit de met haar gesloten overeenkomsten niet is nagekomen. Daar staat tegenover dat niet betwist is dat de begeleiders van [gedaagde1] ( [naam2] en [naam3] ) in oktober 2023 nog hebben laten weten tevreden te zijn over haar ontwikkeling. Voorts is van belang dat de omvang van het gedrag van [gedaagde1] , gelet op het beperkte dossier en de gedeeltelijke betwisting van het aantal waarschuwingen – waarvan er in ieder één voorafgaand aan het betrekken van de woning is gegeven – niet vastgesteld kan worden. Verder is aannemelijk dat [gedaagde1] (inmiddels) pogingen doet om te werken aan haar problematiek. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om [gedaagde1] een laatste kans te bieden om zich begeleidbaar en leerbaar op te stellen. Dat sprake is van een dusdanige vertrouwensbreuk dat een onwerkbare situatie is ontstaan en Elckerlyc wordt belemmerd in haar mogelijkheden om [gedaagde1] te kunnen begeleiden is, gelet op de terugkoppeling van de begeleiders van [gedaagde1] kort voor de beëindigingsbrief, niet zonder meer aannemelijk. De vorderingen worden daarom toegewezen op een termijn van twee maanden na betekening van dit vonnis. Dit betekent dat, indien en voor zover [gedaagde1] deze laatste kans niet benut, de begeleidingsovereenkomst als beëindigd geldt en daarmee het recht van [gedaagde1] om de woning te gebruiken. Zij moet in dat geval de woning ontruimen en met [kind1] verlaten. Omdat niet gebleken is dat [gedaagde1] beschikt over alternatieve woonruimte, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het geven van een termijn het belang van [gedaagde1] en, rekening houdend met artikel 3 IVRK, bovenal dat van [kind1] dient. Bovendien past de beslissing binnen de taak die Elckerlyc te vervullen heeft voor de kwetsbare doelgroep die zij bedient. Van Elckerlyc wordt verwacht dat zij [gedaagde1] , indien en voor zover [gedaagde1] zich inderdaad begeleidbaar en leerbaar opstelt, ook daadwerkelijk een laatste kans tot verlengde begeleiding en gebruik van de woning biedt en de nu gegeven titel in dat geval niet ten uitvoer legt. Daaraan doet niet af dat hiermee het begrip “tijdelijk gebruik” enigszins wordt opgerekt. In de gegeven omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om geen dwangsom op te leggen.
4.6.
Dit alles betekent dat beiden partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld. Dat is aanleiding om de proceskosten te compenseren wat betekent dat iedere partij de eigen kosten moet betalen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
Veroordeelt [gedaagde1] om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis
de in het kader van de WMO door Elckerlyc aan haar aangeboden tijdelijke woonvoorziening aan [adres1] schoongemaakt en opgeruimd te ontruimen en met [kind1] en het hare te verlaten en deze door afgifte van de toegangssleutels aan Elckerlyc ter vrije beschikking te stellen, indien en voor zover [gedaagde1] zich binnen de termijn van twee maanden na betekening van dit vonnis niet begeleidbaar en leerbaar heeft opgesteld,
5.2.
veroordeelt [gedaagde1] om aan Elckerlyc een bedrag van € 450,00 te betalen voor iedere maand, een gedeelte van een maand daaronder begrepen, dat [gedaagde1] na 24 november 2023 nog in de woning zal hebben verbleven en zal verblijven,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.1734/2009