ECLI:NL:RBROT:2024:2302

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
FT EA 23/1281
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een gedwongen schuldregeling op basis van niet maximaal haalbare saneringskrediet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling voor verzoekster, die te maken heeft met twee concurrente schuldeisers. Verzoekster had een schuldregeling aangeboden, waarbij zij 9,23% van haar totale schuldenlast van € 6.273,94 wilde voldoen. Eén van de schuldeisers, Infomedics, stemde in met de regeling, terwijl ABN Amro, die een vordering van € 4.998,59 had, dit weigerde. ABN Amro stelde dat verzoekster niet het maximaal haalbare had aangeboden, aangezien haar inkomenspositie was verbeterd door een nieuwe arbeidsovereenkomst op basis van een nulurencontract. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat het aangeboden akkoord niet het maximale was waartoe verzoekster in staat was, vooral gezien de recente veranderingen in haar financiële situatie. De rechtbank oordeelde dat het belang van ABN Amro bij de weigering van de schuldregeling zwaarder woog dan het belang van verzoekster. Daarom werd het verzoek om ABN Amro te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 8 maart 2024
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 27 december 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • ABN Amro Bank N.V. (hierna: ABN Amro);
  • Infomedics Factoring B.V. (hierna: Infomedics);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
ABN Amro heeft voorafgaand aan de zitting, op 27 februari 2024, een verweerschrift toegezonden.
Yards Deurwaardersdiensten B.V. heeft namens Infomedics voorafgaande aan de zitting, bij brief van 6 februari 2024, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 8 maart 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [naam01] , de partner van verzoekster;
  • de heer [naam02] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift twee concurrente schuldeisers, beiden hebben aanvankelijk het aanbod geweigerd. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 6.273,94 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 25 augustus 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers inhoudende een betaling van 1,30% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Op 22 november 2023 heeft verzoekster dit aanbod vernieuwd wegens een vermindering van de totale schuldenlast. Het uiteindelijke aanbod bevatte een betaling van 9,23% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft een burn-out gehad en er is ADHD vastgesteld. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan.
Eén schuldeiser, Infomedics, stemt met de aangeboden schuldregeling in. ABN Amro stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 4.998,59 op verzoekster, welke 79,7% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de visie van ABN Amro heeft verzoekster niet het maximaal haalbare aangeboden. De aangeboden regeling is immers gebaseerd op een voortzetting van de Participatiewet-uitkering, maar uit de correspondentie van de schuldhulpverlener blijkt geen ontheffing van de inspanningsplicht. In tegendeel, er zijn concrete aanwijzingen dat de inkomenspositie van verzoekster sinds het aanbod is verbeterd. Sinds 19 februari 2024 is verzoekster werkzaam op basis van een nulurencontract. In de periode vóór 19 februari 2024 zijn geen inspanningen verricht om de afdracht te maximaliseren, terwijl er geen ontheffing van de inspanningsplicht was. Ook is het onduidelijk of het nulurencontract het maximaal haalbare is binnen de arbeidscapaciteit van verzoekster. Naast twijfel over het maximaalhaalbare van dit aanbod, zet verweerster vraagtekens bij de stelling van verzoekster dat sprake is van een problematische schuldensituatie.
ABN Amro heef geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting verder toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ABN Amro bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ABN Amro in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de andere schuldeiser die door de weigering wordt geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van ABN Amro een aanzienlijk aandeel vormt in de totale schuldenlast van 79,7%.
De helft van de schuldeisers, namelijk één van de twee schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel niet het maximale is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Het aangeboden akkoord is een saneringskrediet, omdat niet werd uitgegaan van een inkomensstijging. Verzoekster was herstellende van een burn-out, maar er was geen sprake van een ontheffing van de inspanningsverplichting. Sinds 8 februari 2024 heeft verzoekster een arbeidsovereenkomst en is zij vierentwintig uur per week werkzaam. De situatie is daarmee zodanig veranderd dat het aanbod niet meer passend is en niet als het maximaal haalbare gezien kan worden.
Het belang van ABN Amro als weigerend schuldeiser weegt onder bovengenoemde omstandigheden zwaarder dan het belang van verzoekster. Het verzoek om ABN Amro te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.