Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser1] ,
[gedaagde1],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties en de nagekomen producties;
- de conclusie van antwoord met een productie;
- het verhandelde ter zitting van 20 maart 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2024, is een kort geding aan de orde waarin eisers, de halfbroer en zus van de overleden [naam1], een vordering hebben ingediend tegen de vader van [naam1]. De eisers vorderen medewerking van de vader aan het opgraven en afgeven van het stoffelijk overschot van [naam1]. De vader had het stoffelijk overschot op 18 maart 2024 begraven op een Islamitische begraafplaats, terwijl eisers stellen dat [naam1] de voorkeur had voor crematie en niet op die locatie begraven wilde worden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de eisers zwaarder wegen dan die van de vader, vooral gezien de wens van de overledene en de omstandigheden rondom de begrafenis. De subsidiaire vordering tot opgraven en afgeven van het stoffelijk overschot is toegewezen, met de voorwaarde dat de eisers de kosten van de opgraving en de lijkbezorging respecteren en dragen. Daarnaast is de vader veroordeeld tot afgifte van de telefoon en simkaart van [naam1]. In de voorwaardelijke reconventie is bepaald dat de vader recht heeft op vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor de lijkbezorging, die door de eisers moeten worden vergoed. De proceskosten zijn gecompenseerd.