ECLI:NL:RBROT:2024:2423

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10753415
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting huurovereenkomst na overlijden van de huurder afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Stichting Havensteder. [Eiseres] verzocht de kantonrechter om de huurovereenkomst van haar overleden moeder voort te zetten. De moeder van [eiseres] huurde een woning van Havensteder en overleed in maart 2023. [Eiseres] woonde op dat moment bij haar moeder in de woning en wilde de huurovereenkomst voortzetten. Havensteder betwistte echter de aanspraak van [eiseres] en stelde dat zij niet voldeed aan de wettelijke eisen voor voortzetting van de huurovereenkomst, met name de eis van een duurzame gemeenschappelijke huishouding.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 februari 2024 heeft de kantonrechter de zaak besproken met beide partijen. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] niet voldeed aan de vereisten voor het voortzetten van de huurovereenkomst, omdat zij niet had aangetoond dat er sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding met haar moeder. [Eiseres] had verklaard dat zij pas sinds mei 2022 in Nederland was en dat haar verblijf bij haar moeder slechts een tijdelijke oplossing was. De kantonrechter concludeerde dat [eiseres] geen recht had om de huurovereenkomst voort te zetten en dat zij de woning moest ontruimen.

De kantonrechter heeft [eiseres] veroordeeld om de woning uiterlijk op 31 augustus 2024 te ontruimen en te verlaten. Tevens is [eiseres] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 230,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiseres] de woning moet ontruimen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10753415 CV EXPL 23-28125
datum uitspraak: 22 maart 2024 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J.J.A. Bosch,
tegen
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. J.B.L. van de Weteringe Buys-Kroon.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘Havensteder’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 september 2023, met bijlagen;
  • het antwoord met een eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • het antwoord in reconventie, met bijlagen;
  • de mail van [eiseres] van 28 februari 2024, met bijlagen;
  • de pleitnota van [eiseres];
  • de brief van [eiseres] van 8 maart 2024;
  • de mail van Havensteder van 11 maart 2024;
  • de mail van [eiseres] van 11 maart 2024;
  • de mail van Havensteder van 13 maart 2024.
1.2.
Op 29 februari 2024 heeft de kantonrechter de zaak tijdens een mondelinge behandeling met de partijen besproken. Daarbij waren [eiseres] met [naam 1] (privé-adviseur) en haar gemachtigde aanwezig. Namens Havensteder zijn [naam 2] (woonconsulent) en de gemachtigde verschenen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
De moeder van [eiseres] huurde een woning van Havensteder. In maart 2023 is zij overleden. Op dat moment woonde [eiseres] bij haar in huis. [eiseres] wil de huurovereenkomst van haar moeder voortzetten. Zij vraagt de kantonrechter om Havensteder daartoe te veroordelen.
2.2.
Havensteder is het niet eens met de eis. Zij vindt dat [eiseres] geen recht heeft om de huurovereenkomst voort te zetten, omdat ze niet voldoet aan de wettelijke eisen die daarvoor gelden. Ze eist daarom zelf dat [eiseres] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen.
Het oordeel van de kantonrechter
2.3.
De kantonrechter veroordeelt [eiseres] om de woning te ontruimen. Ze krijgt daarvoor 6 maanden de tijd. In dit vonnis legt de kantonrechter dit uit.
[eiseres] heeft geen recht om de huurovereenkomst voort te zetten
2.4.
Er gelden strenge eisen voor het voortzetten van een huurovereenkomst na het overlijden van de huurder. [eiseres] voldoet niet aan alle eisen. Eén van de eisen is namelijk dat [eiseres] een duurzame gemeenschappelijke huishouding met haar moeder moet hebben gehad (artikel 7:268 BW). Duurzaam betekent dat [eiseres] het plan moet hebben gehad om lang samen met haar moeder te blijven wonen. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat hiervan sprake was.
2.5.
[eiseres] woonde eerst op Curaçao. Zij heeft zelf verklaard dat zij nog maar sinds mei 2022 in de Nederland was. Zij stelt dat zij toen direct bij haar moeder is gaan wonen. Dit heeft Havensteder betwist en kan de kantonrechter nu niet controleren, maar zelfs als dit zo is, dan staat in ieder geval vast dat [eiseres] bij het overlijden van haar moeder niet meer dan tien maanden daar woonde.
2.6.
[eiseres] had niet het plan om daar lang te blijven. Ze heeft zelf verklaard dat ze zich had ingeschreven bij Woonnet Rijnmond en Woonnet Haaglanden, om een woning voor zichzelf te zoeken. Zij hield er rekening mee dat dit wel vijf jaar kon duren. Zij heeft daarom met haar moeder afgesproken dat zij zo lang bij haar kon wonen. Het idee was dat zij uit huis zou gaan als ze een eigen woning had gevonden. Dit was blijkbaar ook de bedoeling van haar moeder. Die heeft namelijk bij Havensteder een ‘aanvraag inwoning’ ingediend en daarbij als reden voor de inwoning vermeld: “
Mijn dochter heeft nog geen woning gevonden’.Dat [eiseres] bij haar moeder woonde was dus alleen maar een tussenoplossing en was niet iets voor de lange termijn.
2.7.
Alleen al om deze reden moet de eis van [eiseres] worden afgewezen. Of ze ook aan de andere eisen voldoet hoeft de kantonrechter dus niet te beoordelen. Omdat de eis van [eiseres] wordt afgewezen, wordt ook haar eis tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen.
[eiseres] moet de woning uiterlijk 31 augustus 2024 ontruimen
2.8.
Omdat [eiseres] geen recht heeft om de huurovereenkomst van haar moeder voort te zetten, heeft zij geen recht om in de woning te blijven. Zij moet die woning dus ontruimen. Tijdens de zitting heeft Havensteder toegezegd dat zij instemt met een ontruimingstermijn van zes maanden, gerekend vanaf de zitting. Dat betekent dat [eiseres] de woning uiterlijk 31 augustus 2024 moet ontruimen. [eiseres] moet tot de ontruimingsdatum een gebruiksvergoeding betalen (artikel 7:225 BW).
[eiseres] moet € 230,- proceskosten betalen
2.9.
[eiseres] moet de proceskosten in zowel conventie als reconventie betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). Havensteder heeft de kosten die zij tot dit vonnis heeft gemaakt voor haar eigen rekening genomen. De kantonrechter veroordeelt [eiseres] daarom alleen om de nakosten te betalen. Die hebben de partijen samen vastgesteld op € 230,-. De kantonrechter veroordeelt [eiseres] om dit bedrag te betalen.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). In eerste instantie heeft [eiseres] hier wel verweer tegen gevoerd, maar later heeft ze daar expliciet afstand van gedaan.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [eiseres] om de woning op het adres [adres] uiterlijk 31 augustus 2024 te ontruimen en te verlaten met alle personen en/of zaken die zich daarin of daarop bevinden, voor zover die niet het eigendom van Havensteder zijn, en de woning onder afgifte van de sleutels vrij en geheel ter beschikking te stellen aan Havensteder;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder worden begroot op € 230,-;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere, waaronder de eisen in conventie, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
33394