Op 2 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij verzoekers, een besloten vennootschap en een natuurlijke persoon, een verzoek tot faillietverklaring hebben ingediend tegen verweerder, die laatstelijk woonachtig was in [woonplaats]. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift op 21 november 2023 bepaald, waarna de zitting op 19 december 2023 heeft plaatsgevonden. Verzoekers stelden dat verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, onderbouwd door een vordering van € 93.596,57 op Speed Covid Test B.V. (SCT) en een executoriaal derdenbeslag op verweerder. Verweerder betwistte de vordering en stelde dat hij niet in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en dat het faillissementsverzoek ongegrond is.
De rechtbank overwoog dat, hoewel verzoekers een vordering op verweerder hebben, niet is komen vast te staan dat verweerder daadwerkelijk in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Verweerder had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld tot betaling aan SCT, en de rechtbank concludeerde dat de omstandigheden niet voldoende waren om de faillissementstoestand aan te nemen. Bovendien werd het belang van verzoekers bij de faillissementsaanvraag in twijfel getrokken. De rechtbank wees het verzoek tot faillietverklaring af en veroordeelde verzoekers in de proceskosten, vastgesteld op € 598,-.