4.1.3.Beoordeling door de rechtbank
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 18 oktober 2023, in de nachtelijke uren, hebben drie ontploffingen plaats gevonden aan en bij de [adres delict] te Berkel en Rodenrijs.
De ontploffingen zijn teweeg gebracht door zwaar vuurwerk te bevestigen aan drie jerrycans gevuld met brandbare vloeistof.
Degene die de brand heeft gesticht is door de verdachte met de auto naar de buurt van de [adres delict] te Berkel en Rodenrijs gebracht.
De verdachte heeft aan de overkant van de straat in de auto gezeten, terwijl de jerrycans uit de auto van verdachte werden gehaald, werden geplaatst en het vuurwerk werd ontstoken.
De verdachte heeft degene die de brand heeft gesticht vervolgens in zijn auto laten stappen en is met hem weggereden.
Reeds op voorhand stelt de rechtbank vast dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en degene die de brand en de ontploffingen heeft veroorzaakt, waardoor de verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde feit.
De verdachte heeft verklaard als snorder een taxirit te hebben aangenomen niet zou hebben geweten wat zijn passagier, over wiens identiteit hij niet wil verklaren, zou uitvoeren. Door de rechtbank wordt niet aannemelijk geacht dat verdachte van tevoren geen wetenschap zou hebben gehad van hetgeen zijn passagier zou gaan uitvoeren. Op basis van hetgeen de verdachte, zowel op de terechtzitting als bij de politie, heeft verklaard en op basis van de inhoud van het dossier, kan het niet anders dan dat de verdachte moet hebben gemerkt dat er bij aanvang van de taxirit drie zware jerrycans in zijn auto zijn geplaatst. Op camerabeelden in de buurt van de [adres delict] te Berkel en Rodenrijs, ter plaatse van de plek waar verdachte de auto had geparkeerd, is duidelijk te zien dat de passagier drie jerrycans vanuit de achterzijde van de auto naar de woning aan de [adres delict] verplaatst. Te zien is dat de passagier moeite had met het dragen van de jerrycans. Hieruit leidt de rechtbank af dat de drie jerrycans zwaar waren.
Te zien is dat de passagier met de jerrycans langs de auto en dus langs de achter het stuur zittende verdachte moest lopen. Daarnaast is de passagier niet één keer maar twee keer langs de voorkant van de auto met de jerrycans gelopen, alvorens deze voor en bij de woning aan de [adres delict] te plaatsen. Ook dit is zichtbaar op camerabeelden. De auto blijft staan en de koplampen van de auto gaan niet eerder aan dan het moment waarop de passagier terug rent naar de auto nadat hij de laatste jerrycan heeft geplaatst. Op dat moment rijdt de auto een stuk naar voren in de richting van de tegemoet rennende passagier.
De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte wist dat de passagier jerrycans uit de achterkant van de auto haalde, nu de passagier tot twee maal toe met die jerrycans langs verdachte is gelopen, zodat het niet anders kan dan dat verdachte dit heeft gezien en gemerkt (de zware jerrycans werden immers uit de auto gehaald, wat naar algemene bekendheid in de auto merkbaar moet zijn geweest aan de bewegingen van de auto). Voorts kan het niet anders dan dat de verdachte wel heeft opgelet wat er gebeurde – en niet zoals hij heeft verklaard alleen maar op zijn telefoon heeft gekeken – omdat verdachte de eerste keer dat de passagier terug rende naar de auto, de auto niet heeft gestart om weg te rijden, terwijl hij toen de passagier de tweede keer terug kwam rennen nadat hij de jerrycans had geplaatst bij de [adres delict] de auto wel heeft gestart en richting de passagier is gereden om vervolgens met de passagier weg te rijden. Terwijl verdachte en de passagier wegreden heeft de verdachte, zoals hij heeft verklaard, de ontploffingen, dan wel vlammen, gezien, waaruit de rechtbank opmaakt dat op dat moment de door de passagier gefabriceerde bommen afgingen.
Dit maakt, in onderlinge samenhang en het tijdverband gezien, oordeel dat de verdachte het doel had behulpzaam te zijn, zoals subsidiair ten laste is gelegd, door, zijn passagier met in ieder geval de bij de ontploffingen gebruikte jerrycans en vermoedelijk ook de gebruikte Cobra’s te hebben vervoerd naar de woning aan de [adres delict] te Berkel en Rodenrijs, hem af te hebben gezet, op te hebben gewacht en uiteindelijk de passagier heeft geholpen te vluchten door hem mee te nemen in zijn auto.
Dat gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel heeft bestaan door de explosies, volgt voldoende uit het dossier, met name uit de verklaringen van de omwonenden en het forensisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden.