ECLI:NL:RBROT:2024:2538

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
10-331958-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen. De verdachte, geboren in 2005, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Kegreisz. De tenlastelegging hield in dat de verdachte behulpzaam was bij het plaatsen en ontsteken van zelf gefabriceerde explosieven bij een woning in Berkel en Rodenrijs, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en gedragsinterventie.

Tijdens de zitting op 6 maart 2024 werd het bewijs besproken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de persoon die de explosies veroorzaakte. De verdachte had verklaard dat hij als snorder een taxirit had aangenomen en niet op de hoogte was van de plannen van zijn passagier. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte moest zijn geweest van de zware jerrycans die in zijn auto werden geplaatst en dat hij de passagier had geholpen met het uitvoeren van de explosies.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De rechtbank besloot het adolescentenstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 6 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden voor reclassering en gedragsinterventie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-331958-23
Datum uitspraak: 20 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. S. Kegreisz, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – kort gezegd – op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het behulpzaam zijn bij het plaatsen en ontsteken van zelf gefabriceerde explosieven bij een woning in Berkel en Rodenrijs.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.A.J.A. Welten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal melden op afspraken met de reclassering en actief deel zal nemen aan een gedragsinterventie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft gepleegd. Dat het voor de verdachte niet kenbaar was dat het plan was om één of meer explosieven te laten afgaan bij de woning aan de [adres delict] te Berkel en Rodenrijs, is niet geloofwaardig.
4.1.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte stelt zich op het standpunt dat, hoewel de aanwezigheid van de verdachte vraagtekens oproept, het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan het ten laste gelegde. Daarnaast kan uit het dossier geen reden worden afgeleid om te twijfelen aan de verklaring van de verdachte die erop neer komt dat hij van tevoren geen weet had van de bedoeling van zijn bijrijder om ontploffingen tot stand te brengen.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 18 oktober 2023, in de nachtelijke uren, hebben drie ontploffingen plaats gevonden aan en bij de [adres delict] te Berkel en Rodenrijs.
De ontploffingen zijn teweeg gebracht door zwaar vuurwerk te bevestigen aan drie jerrycans gevuld met brandbare vloeistof.
Degene die de brand heeft gesticht is door de verdachte met de auto naar de buurt van de [adres delict] te Berkel en Rodenrijs gebracht.
De verdachte heeft aan de overkant van de straat in de auto gezeten, terwijl de jerrycans uit de auto van verdachte werden gehaald, werden geplaatst en het vuurwerk werd ontstoken.
De verdachte heeft degene die de brand heeft gesticht vervolgens in zijn auto laten stappen en is met hem weggereden.
Reeds op voorhand stelt de rechtbank vast dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en degene die de brand en de ontploffingen heeft veroorzaakt, waardoor de verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde feit.
De verdachte heeft verklaard als snorder een taxirit te hebben aangenomen niet zou hebben geweten wat zijn passagier, over wiens identiteit hij niet wil verklaren, zou uitvoeren. Door de rechtbank wordt niet aannemelijk geacht dat verdachte van tevoren geen wetenschap zou hebben gehad van hetgeen zijn passagier zou gaan uitvoeren. Op basis van hetgeen de verdachte, zowel op de terechtzitting als bij de politie, heeft verklaard en op basis van de inhoud van het dossier, kan het niet anders dan dat de verdachte moet hebben gemerkt dat er bij aanvang van de taxirit drie zware jerrycans in zijn auto zijn geplaatst. Op camerabeelden in de buurt van de [adres delict] te Berkel en Rodenrijs, ter plaatse van de plek waar verdachte de auto had geparkeerd, is duidelijk te zien dat de passagier drie jerrycans vanuit de achterzijde van de auto naar de woning aan de [adres delict] verplaatst. Te zien is dat de passagier moeite had met het dragen van de jerrycans. Hieruit leidt de rechtbank af dat de drie jerrycans zwaar waren.
Te zien is dat de passagier met de jerrycans langs de auto en dus langs de achter het stuur zittende verdachte moest lopen. Daarnaast is de passagier niet één keer maar twee keer langs de voorkant van de auto met de jerrycans gelopen, alvorens deze voor en bij de woning aan de [adres delict] te plaatsen. Ook dit is zichtbaar op camerabeelden. De auto blijft staan en de koplampen van de auto gaan niet eerder aan dan het moment waarop de passagier terug rent naar de auto nadat hij de laatste jerrycan heeft geplaatst. Op dat moment rijdt de auto een stuk naar voren in de richting van de tegemoet rennende passagier.
De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte wist dat de passagier jerrycans uit de achterkant van de auto haalde, nu de passagier tot twee maal toe met die jerrycans langs verdachte is gelopen, zodat het niet anders kan dan dat verdachte dit heeft gezien en gemerkt (de zware jerrycans werden immers uit de auto gehaald, wat naar algemene bekendheid in de auto merkbaar moet zijn geweest aan de bewegingen van de auto). Voorts kan het niet anders dan dat de verdachte wel heeft opgelet wat er gebeurde – en niet zoals hij heeft verklaard alleen maar op zijn telefoon heeft gekeken – omdat verdachte de eerste keer dat de passagier terug rende naar de auto, de auto niet heeft gestart om weg te rijden, terwijl hij toen de passagier de tweede keer terug kwam rennen nadat hij de jerrycans had geplaatst bij de [adres delict] de auto wel heeft gestart en richting de passagier is gereden om vervolgens met de passagier weg te rijden. Terwijl verdachte en de passagier wegreden heeft de verdachte, zoals hij heeft verklaard, de ontploffingen, dan wel vlammen, gezien, waaruit de rechtbank opmaakt dat op dat moment de door de passagier gefabriceerde bommen afgingen.
Dit maakt, in onderlinge samenhang en het tijdverband gezien, oordeel dat de verdachte het doel had behulpzaam te zijn, zoals subsidiair ten laste is gelegd, door, zijn passagier met in ieder geval de bij de ontploffingen gebruikte jerrycans en vermoedelijk ook de gebruikte Cobra’s te hebben vervoerd naar de woning aan de [adres delict] te Berkel en Rodenrijs, hem af te hebben gezet, op te hebben gewacht en uiteindelijk de passagier heeft geholpen te vluchten door hem mee te nemen in zijn auto.
Dat gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel heeft bestaan door de explosies, volgt voldoende uit het dossier, met name uit de verklaringen van de omwonenden en het forensisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste en acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
een onbekend gebleven persoon op 18 oktober 2023 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, tezamen en in vereniging met een ander, bij een woning aan [adres delict] en personenauto's opzettelijk ontploffingen) teweeg heeft gebracht, door een of meer cobra's, althans zwaar knalvuurwerk op jerrycans gevuld met motorbenzine en terpentine, in de nabijheid van die woning en personenauto’s
aan te steken entot ontploffing te brengen, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de voorgevel en het raam en de voordeur van die woning en de aldaar aanwezige goederen in de voortuin van die woning en die personenauto's, althans voor die woning en in de straat geparkeerd staande personenauto's (merk Citroën en/of Renault en/of Nissan) en
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de in de woning aan [adres delict] aanwezige personen te duchten was,
bij welk misdrijf hij, verdachte, op 18 oktober 2023 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, opzettelijk behulpzaam is geweest door een onbekend gebleven persoon op te halen en naar de buurt van de woning aan
de[adres delict] te rijden;
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het behulpzaam zijn bij het plaatsen en ontsteken van zelf gefabriceerde explosieven bij een woning, midden in een woonwijk. Hij heeft een persoon opgehaald die drie jerrycans met zich mee heeft gebracht, met daarin een brandbare vloeistof en waarschijnlijk ook zwaar vuurwerk. Hij heeft aan de overkant van de straat gewacht op deze persoon, terwijl deze de drie jerrycans plaatste en ontstak. Hij heeft vervolgens deze persoon geholpen met vluchten, door weer met hem weg te rijden. Ondertussen werd door de explosieven een vuurzee veroorzaakt waardoor een woning en drie auto’s schade hebben opgelopen. Omwonenden hebben deze explosies gehoord. Zij zijn hiervan geschrokken en hebben gevaar gelopen.
Naast de materiële schade heeft een brand grote impact op de direct betrokkenen en de omwonenden. De ontploffingen en de brand die daardoor is ontstaan, hebben ’s nachts plaatsgevonden. De woning is gelegen middenin een woonwijk, in een rij met andere woningen. Het behoeft geen betoog dat dit feit dan ook grote gevoelens van onveiligheid met zich brengt voor zowel de direct betrokkenen als de omwonenden. Ontploffingen en brandstichtingen zorgen bovendien ook voor onrust in de maatschappij. De rechtbank rekent verdachte dit feit dan ook ernstig aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages van deskundigen
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 februari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
De heer [naam verdachte] wordt verdacht van het medeplegen van het veroorzaken van brand met gevaar voor levens, letsel en goederen. Hij ontkent dit en geeft aan alleen als snorder een bekende van hem weggebracht te hebben. Hij moest op hem wachten en die persoon ook weer terugbrengen. Terwijl hij wachtte zegt hij de auto niet uit te zijn geweest. Toen de verdachte de eerste explosie zag en de tweede explosie hoorde, wist hij dat het foute boel was. De verdachte is niet eerder in contact geweest met justitie.
Er is sprake van een zinvolle dagbesteding en er zijn geen financiële problemen, dit kan gezien worden als beschermende factor. Ook de steun die de verdachte krijgt van zijn moeder kan zo gezien worden.
Wij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen. Op basis van ons gesprek en de dossierinformatie hebben wij de indruk dat de verdachte in staat is om zijn gedrag te organiseren en de risico's van zijn gedrag en handelen in te schatten. De verdachte functioneert niet op een verstandelijk beperkt niveau en vertoont geen kinderlijker gedrag.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden. Een meldplicht bij reclassering (na afspraak) en gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging verzoekt bij de strafoplegging het jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op de persoon van verdachte. Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van dat wetboek, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Reclassering Nederland heeft geadviseerd het reguliere strafrecht toe te passen. In afwijking van dit advies zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen. Hierbij is rekening gehouden met de geschetste persoonlijkheid van de verdachte en hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard over zijn ervaring in een gevangenis voor volwassenen. De verdachte gaat naar school, woont nog bij zijn moeder thuis en staat open voor begeleiding. Hiermee voldoet hij aan enkele criteria die van belang zijn voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Hieruit blijkt dat doorgaans, zowel voor jeugd als voor volwassenen, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd wanneer levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk in het kader van de toepassing van het jeugdstrafrecht opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte heeft verklaard open te staan voor verdere begeleiding door de reclassering.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 48, 49, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
6 (zes) maanden en 99 (negenennegentig) dagen;
bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die instelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt aan welke training wordt deelgenomen. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. indien en voor zo ver de reclassering dit noodzakelijk acht, zal de veroordeelde meewerken aan (ambulante) behandeling door een door de reclassering te bepalen zorgverlener;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Zinnen, voorzitter,
en mrs. M.I. Blagrove en J.H.J. Verbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.S.S. Obispo, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 18 oktober 2023 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, bij een woning aan [adres delict] en/of een of meer personenauto’s opzettelijk een of meer ontploffing(en) teweeg heeft gebracht,
door een of meer cobra's, althans zwaar knalvuurwerk op een of meer jerrycans gevuld met motorbenzine en/of terpentine, althans een ontbrandbare vloeistof in de nabijheid van die woning en/of personenauto's tot ontploffing te brengen en/of aan te steken, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten de voorgevel en/of het raam en/of de voordeur van die woning en/of de aldaar aanwezige goederen in de voortuin van die woning en/of die personenauto's, althans voor die woning en/of in de straat geparkeerd staande personenauto's (merk Citroën en/of Renault en/of Nissan) en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de in de woning aan [adres delict] aanwezige perso(o)n(en) te duchten was;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een onbekend gebleven persoon/personen op of omstreeks 18 oktober 2023 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, bij een woning aan [adres delict] en/of een of meer personenauto's opzettelijk
een of meer ontploffing(en) teweeg heeft gebracht,
door een of meer cobra's, althans zwaar knalvuurwerk op een of meer jerrycans gevuld met motorbenzine en/of terpentine, althans een ontbrandbare vloeistof in de nabijheid van die woning en/of personenauto's tot ontploffing te brengen en/of aan te steken, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten de voorgevel en/of het raam en/of de voordeur van die woning en/of de aldaar aanwezige goederen in de voortuin van die woning en/of die personenauto's, althans voor die woning en/of in de straat geparkeerd staande personenauto's (merk Citroën en/of Renault en/of Nissan) en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de in de woning aan [adres delict] aanwezige perso(o)n(en) te duchten was, tot en/of bij welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 18 oktober 2023 te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk middelen heeft verschaft door een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op te halen en/of naar en/of in de buurt van de woning aan [adres delict] te rijden;