ECLI:NL:RBROT:2024:2597

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
10894613 VZ VERZ 24-573
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking voorlopig getuigenverhoor niet-ontvankelijkheid verzoeker in civiele procedure tegen de Staat der Nederlanden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoeker, zonder woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft een verzoek ingediend om de getuigen [verweerder 1] en [verweerder 2], beiden werkzaam bij de Nationale Politie, te horen. Dit verzoek volgde op de aanhouding van de verzoeker op 5 oktober 2023 door deze verbalisanten, waarbij zijn rugzak met persoonlijke bezittingen op het wegdek kwam en overreden werd door een vrachtwagen. De verzoeker is voornemens een schadevergoeding te eisen van de Staat der Nederlanden en wilde de getuigen horen ter ondersteuning van zijn toekomstige procedure.

De kantonrechter heeft het verzoek echter afgewezen en de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat het verzoek gericht was tegen de getuigen en niet tegen de beoogde wederpartij, de Staat. Het verzoekschrift voldeed niet aan de vereisten van artikel 187 lid 3 sub d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de naam en woonplaats van de juiste wederpartij ontbraken. Hierdoor kon de kantonrechter niet overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak.

De beslissing van de kantonrechter is dat de verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek, wat betekent dat er geen verdere stappen in deze procedure kunnen worden ondernomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10894613 VZ VERZ 24-573
uitspraak: 12 maart 2024
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, inzake het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor
in de zaak van
[verzoeker] ,
zonder woon- of verblijfplaats in Nederland,
plaats van domicilie: [plaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. L.M.E. Jongenelis,
gericht tegen

1.[verweerder 1] ,

2. [verweerder 2] ,
beiden werkzaam bij de Nationale Politie en aangesteld bij de eenheid Rotterdam,
verweerders,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’, ‘ [verweerder 1] ’ en ‘ [verweerder 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie binnengekomen op 22 januari 2024;
  • de reactie van verweerders.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoeker] is op 5 oktober 2023 door verbalisanten [verweerder 1] en [verweerder 2] aangehouden op verdenking van een overtreding van artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht. Volgens [verzoeker] is daarbij het volgende gebeurd. Door toedoen van een van de verbalisanten is zijn rugzak met daarin zijn bezittingen op het wegdek gekomen en vervolgens overreden door een vrachtwagen. [verzoeker] wil de door hem geleden schade vergoed krijgen en is daarom voornemens een procedure tegen de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) te starten. Hij verzoekt vooruitlopend daarop om [verweerder 1] en [verweerder 2] te horen in het kader van een voorlopig getuigenverhoor.
2.2.
[verweerder 1] en [verweerder 2] hebben per e-mail op het verzoek van [verzoeker] gereageerd en daartegen geen bezwaren geuit.
De uitkomst
2.3.
[verzoeker] is niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Hierna wordt toegelicht waarom.
De getuigen zijn aangemerkt als wederpartij
2.4.
Uit het verzoekschrift blijkt dat het verzoek wordt gedaan ten behoeve van een procedure die mogelijk aanhangig wordt gemaakt tegen de Staat. Het verzoek is echter gericht tegen de getuigen, en dus niet tegen de beoogde wederpartij in de mogelijke toekomstige procedure. Door het ontbreken van de naam en woonplaats van de (juiste) wederpartij, voldoet het verzoekschrift niet aan de vereisten die daaraan worden gesteld op grond van artikel 187 lid 3 sub d Rv. [verzoeker] wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Dat betekent dat de kantonrechter niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling.

3.De beslissing

De kantonrechter,
3.1.
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416