Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[verweerder 1] ,
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ter griffie binnengekomen op 22 januari 2024;
- de reactie van verweerders.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoeker, zonder woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft een verzoek ingediend om de getuigen [verweerder 1] en [verweerder 2], beiden werkzaam bij de Nationale Politie, te horen. Dit verzoek volgde op de aanhouding van de verzoeker op 5 oktober 2023 door deze verbalisanten, waarbij zijn rugzak met persoonlijke bezittingen op het wegdek kwam en overreden werd door een vrachtwagen. De verzoeker is voornemens een schadevergoeding te eisen van de Staat der Nederlanden en wilde de getuigen horen ter ondersteuning van zijn toekomstige procedure.
De kantonrechter heeft het verzoek echter afgewezen en de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat het verzoek gericht was tegen de getuigen en niet tegen de beoogde wederpartij, de Staat. Het verzoekschrift voldeed niet aan de vereisten van artikel 187 lid 3 sub d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat de naam en woonplaats van de juiste wederpartij ontbraken. Hierdoor kon de kantonrechter niet overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
De beslissing van de kantonrechter is dat de verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek, wat betekent dat er geen verdere stappen in deze procedure kunnen worden ondernomen.