ECLI:NL:RBROT:2024:2721

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10/259029-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van nachtelijke explosies in woonwijk Rotterdam en vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van explosies in een woonwijk in Rotterdam en het bezit van vuurwapens. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij meerdere explosies die plaatsvonden op 16 en 17 september 2023, waarbij gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor omwonenden bestond. De rechtbank achtte de verklaringen van medeverdachten en getuigen geloofwaardig, en concludeerde dat de verdachte als opdrachtgever van de explosies kan worden beschouwd. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte vuurwapens in zijn bezit had, wat bijdroeg aan de ernst van de feiten. De rechtbank hield rekening met de impact van de explosies op de slachtoffers en de maatschappelijke onveiligheid die hierdoor werd veroorzaakt. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/259029-23
Datum uitspraak: 27 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 5
Het onder 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feiten 1 tot en met 4
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om de verdachte vrij te spreken van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. Er zijn geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit enige betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten blijkt, ook niet in de rol van de verdachte als medepleger.
Verder is niet vast komen te staan dat er bij de eerste explosie bij de woning aan [adres 1] sprake is geweest van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel/levensgevaar voor anderen.
4.2.2.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 16 september 2023 om 2:56 uur vond er een explosie plaats in het portiek bij de voordeur van de woning aan [adres 1]. Een dag later, op 17 september 2023 om 1:40 uur, vond er opnieuw een explosie plaats in de [straatnaam], deze keer betrof het de woning aan [adres 2], alwaar er een explosief door de brievenbus werd gegooid. Enkele uren later werden deze aanslagen gevolgd door nog een poging om een dergelijke ontploffing teweeg te brengen. Daarbij werd medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) door bewoners van [adres 2] overmeesterd en naar de grond gedrukt. Volgens deze bewoners zei [medeverdachte 1] op dat moment tegen hen dat ‘[naam 1]’ hem heeft gestuurd: hij moest het doen van hem, hij heeft een pistool tegen zijn hoofd aan gezet. [medeverdachte 1] werd vervolgens door de inmiddels ter plaatse gekomen politie aangehouden.
Dezelfde nacht werd ook medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) door de politie aangehouden. Hij heeft bekend dat hij samen met de medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) betrokken was bij de twee op 16 en 17 september 2023 uitgevoerde explosies.
Verklaring [medeverdachte 1] over [naam 1]
De rechtbank acht de voornoemde verklaring van de bewoners van [adres 2], dat [medeverdachte 1] heeft gezegd dat [naam 1] hem heeft gestuurd, geloofwaardig en betrouwbaar. Het is niet gebleken dat deze bewoners enige voorkennis hadden over het bestaan van ene [naam 1] dan wel diens verhouding tot [medeverdachte 1] zodat aan de informatie van deze bewoners bij de aanhouding van [medeverdachte 1] – als deze wordt bevestigd vanuit andere bron – zelfstandige betekenis kan worden toegekend.
Daarnaast hecht de rechtbank waarde aan de omstandigheden waaronder [medeverdachte 1] naar ‘[naam 1]’ wijst. Hij verklaart direct na zijn overmeestering, zonder enige twijfel, terwijl hij onder druk staat, dat [naam 1] hem gestuurd heeft en dat hij het moest doen van hem. Deze spontane en onmiddellijke reactie versterkt de geloofwaardigheid van zijn verklaring. Dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk onder druk van [naam 1] stond, wordt voorts bevestigd door de verklaring die [medeverdachte 1] op een later moment bij de politie aflegt. Hij wil dan niet over [naam 1] verklaren omdat hij dan echt niet meer veilig zou zijn.
Identificatie van de verdachte als zijnde [naam 1]
Op basis van de bevindingen uit het dossier komt de rechtbank vervolgens tot de conclusie dat [medeverdachte 1] met het noemen van de naam ‘[naam 1]’, de verdachte heeft bedoeld.
Uit het onderzoek naar de telefoons van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] blijkt dat zij allen een contact op snapchat hebben, genaamd
[account]. Dit contact heeft de
screenname[naam 1]/[verdachte], terwijl de voornaam van de verdachte [verdachte] is. [medeverdachte 1] verklaart bij de politie dat de gebruiker van
[account]op Zuid woont, hetgeen aansluit bij de eerder door hem genoemde naam ‘[naam 1]’ en de verblijfplaats van de verdachte bij zijn moeder in [plaatsnaam 1]. Voorts is er onderzoek gedaan naar de telefoon van de verdachte. Daaruit blijkt dat hij gebruik maakt van een snapchataccount met de sterk gelijkluidende username ‘
progresssilence’, welk gebruik de verdachte op zitting heeft bevestigd.
Het vermoeden dat [naam 1] de verdachte betreft, wordt verder bevestigd door een opgenomen gesprek tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. Hierin worden de namen [verdachte] en [naam 1] in die combinatie door [medeverdachte 3] genoemd. Voorts wordt in een gesprek tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] gesproken over het ‘zingen’, ‘lullen’ en ‘rappen’ door ‘die ene man’. [medeverdachte 2] noemt ook in een gesprek met een derde (‘oma’) dat ‘die blanke heeft gezongen’. De rechtbank gaat ervan uit dat dit betrekking heeft op verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1], en diens noemen van anderen, waaronder de verdachte, in verband met de incidenten aan de [straatnaam]. Deze gesprekken dateren immers van na de aanhouding van [medeverdachte 3] respectievelijk [medeverdachte 2], maar van voor de aanhouding van de verdachte. Het is aannemelijk dat de aandacht dan wel zorg van de gespreksdeelnemers, waaronder de verdachte zelf, uitging naar de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] over de verdachte, waarmee diens contact met de kring van de daders van de explosies wordt bevestigd. Er zijn daarnaast geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen waaruit blijkt dat een persoon anders dan de verdachte gelinkt kan worden aan de naam ‘[verdachte]’ of ‘[naam 1]’. Deze overwegingen in onderlinge samenhang bezien doen de rechtbank concluderen dat [naam 1] de verdachte is en dat hij via snapchat en het account
[account]contact had met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3]. Daarbij valt op dat er veelvuldig contactmomenten tussen hen zijn geweest rondom de twee explosies op 16 en 17 september 2023 en dat de inhoud van die gesprekken is gewist.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of het bij
[account]en
progresssilencegaat om hetzelfde account of om verschillende accounts. Echter, gelet op de gebruikte
screenname[naam 1]/[verdachte] bij
[account], kan dit account hoe dan ook aan de verdachte worden gekoppeld. Het verweer van de verdediging dat aan de hand van het dossier niet kan worden vastgesteld of de contactmomenten daadwerkelijk aan de verdachte kunnen worden toegeschreven, wordt hiermee verworpen.
De ontkenning van [medeverdachte 1] in een latere verklaring bij de politie dat hij met [naam 1] de verdachte bedoelde acht de rechtbank op grond van het vorenstaande niet geloofwaardig. Het is aannemelijk dat deze ontkenning is ingegeven door zijn wens niet te ‘
snitchen’, mede gelet op zijn angst voor de verdachte, zoals hiervoor benoemd.
Medeplegen
De rechtbank komt op grond van de hierboven genoemde feiten en omstandigheden voorts tot de conclusie dat de verdachte in zodanige mate betrokken is bij de explosies en de poging daartoe, dat hij als medepleger van de delicten kan worden beschouwd. De rechtbank hecht bijzonder belang aan de eerste verklaring van [medeverdachte 1] direct na zijn overmeestering, waarbij hij resoluut en zonder aarzeling zijn opdrachtgever aanwijst. Daaruit blijkt de sturende rol van de verdachte.
Ook uit de omstandigheid dat de verdachte midden in de nacht, kort voor en na de explosies veelvuldig contact met de uitvoerders van de explosies heeft, kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat de verdachte betrokken is bij deze delicten. [medeverdachte 2] is bij uitspraak van heden veroordeeld voor zijn deelname aan de twee explosies, [medeverdachte 1] voor betrokkenheid bij de poging tot een derde explosie. Dat genoemde contacten niet met de delicten te maken zouden hebben acht de rechtbank gezien het tijdstip en de frequentie ervan rondom beide explosies, alsmede de relatie tussen de (mede)verdachten onderling en de verdachte uiterst onwaarschijnlijk. De verklaring van de verdachte dat hij niks met de explosies en de poging te maken heeft, verwerpt de rechtbank dan ook.
Gevaar voor zwaar lichamelijk letsel/ levensgevaar
Tot slot acht de rechtbank ook het veroorzaken van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel/ levensgevaar bij [adres 1] bewezen. Naar algemene ervaringsregels gemeten is het voorzienbaar dat door het handelen van de verdachte en zijn mededaders levensgevaar voor de bewoonster van die woning was te duchten. De bewoonster van de woning was thuis en lag te slapen. Ook heeft de rechtbank hierbij betrokken dat het ging om een Cobra die bij de voordeur in het portiek tot ontploffing is gebracht en dat er veel schade en rookvorming is ontstaan.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde (feit 5) heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij in de periode van 16 september 2023 tot en met 17 september 2023 te [plaatsnaam 2],
meermalen
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
door (knal)vuurwerk (Cobra6), tegen/bij de woningen gelegen aan [adres 2] en [adres 1] te plaatsen en aan te steken en door de brievenbus van die woningen te gooien
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde en/ of de in die woningen aanwezige goederen, en levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woningen aanwezige personen te duchten was
2
hij in de periode van 16 september 2023 tot en met 17 september 2023 te [plaatsnaam 2],
meermalen
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk
woningen gelegen aan [adres 2] en [adres 1], dat geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde heeft beschadigd
door (knal)vuurwerk (Cobra6), tegen/bij die woningen te plaatsen en aan te steken en door de brievenbus van die woningen te gooien
3
hij op 17 september 2023 te [plaatsnaam 2],
tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woningen gelegen aan de [straatnaam] en de in die woningen aanwezige goederen en/ of levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woningen en/of nabijgelegen woningen aanwezige personen en/of passanten, te duchten zou zijn
(knal)vuurwerk (Cobra6) door de brievenbus van een van die woningen heeft geprobeerd te gooien en/of tegen een van die woningen heeft geprobeerd te plakken/plaatsen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
4
hij op 17 september 2023 te [plaatsnaam 2],
tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en wederrechtelijk
woningen gelegen aan de [straatnaam] , in elk geval een gebouw dat geheel of ten dele aan een ander, toebehoorde
te vernielen, te beschadigen en/of onbruikbaar te maken
(knal)vuurwerk (Cobra6) door de brievenbus van een van die woningen heeft geprobeerd te gooien en/of tegen een van die woningen heeft geprobeerd te plakken/plaatsen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
5
hij op 5 november 2023 te [plaatsnaam 2]
wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een pistool van het merk Umarex, model Walther PK380, kaliber 9mm ente weten een pistool van het merk Walther, model PPK, kaliber 7.65mm,
zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
39 kogelpatronen van het kaliber 9mm
en
7 kogelpatronen van het kaliber 7.65mm
voorhanden heeft gehad
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van
Feit 1
Medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
Feit 2
Medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
De eendaadse samenloop van
Feit 3
Medeplegen van poging tot het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
en
Feit 4
Medeplegen van poging tot het opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen onbruikbaar maken;
Feit 5
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten,
de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
In de nacht van 16 september 2023 werd er een explosie veroorzaakt in het portiek bij de voordeur van de woning aan [adres 1]. Voorts vond er een tweede nachtelijke explosie plaats op 17 september 2023, waarbij een Cobra door de brievenbus van de woning aan [adres 2] werd gegooid. Een derde explosie kon ternauwernood worden voorkomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het veroorzaken van deze explosies en een poging daartoe bij de woningen gedurende de nacht. De verdachte was de directe opdrachtgever van de medeverdachte [medeverdachte 1], die betrokken was bij de poging tot de explosie. Uit het dossier volgt dat tussen de explosies een directe link bestaat. De verdachte heeft bij de uitvoering van de met elkaar in verband staande explosies en poging een sturende rol gehad.
In en in de nabijheid van de desbetreffende woningen bevonden zich ten tijde van de incidenten personen. Niet alleen de in de woningen aanwezige bewoners, maar ook de buurtgenoten werden middenin de nacht opgeschrikt door de explosies in korte tijd. Er is al langere tijd sprake van een enorme toename in het aantal explosies in woonwijken in Rotterdam. Dit soort explosies veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De impact van de explosies voor het gezin aan [adres 2] is op de zitting indringend naar voren gebracht. Zij hebben aangegeven dat zowel de materiele als de immateriële schade enorm is. Hun hele huis stond na de explosie vol met rook. Nagenoeg het hele gezin, onder wie een kindje van twee jaar oud, was in de woning aanwezig. Zij lagen te slapen toen zij werden opgeschrikt door de harde knal. Het gezin is nog steeds ontregeld. Zij hebben geen veilig gevoel in hun eigen woning, slapen slecht en de kinderen hebben moeite op school. Bovendien moeten zij omgaan met de angst en onzekerheid of de aanslag nu wel of niet op hen gericht was. Deze onzekerheid en de enorme impact gelden niet alleen voor het gezin aan [adres 2] maar ook voor de bewoonster aan [adres 1]. De verdachte heeft zich niets aangetrokken van deze gevolgen.
Daarnaast heeft de verdachte vuurwapens met munitie in zijn bezit gehad. Deze lagen in zijn slaapkamer waar ook het kleine broertje van de verdachte sliep. De verdachte heeft aangegeven deze wapens te hebben gehad voor zijn eigen veiligheid. Daarbij gaat de verdachte volledig voorbij aan het feit dat het bezit van vuurwapens juist een onveilige situatie creëert, nu het bezit ervan niet zelden leidt tot gebruik, met alle mogelijke ernstige nadelige gevolgen vandien. Ook het bezit van wapens wakkert de gevoelens van maatschappelijke onveiligheid aan.
De verdachte heeft, met uitzondering van het vuurwapen- en munitiebezit, zijn betrokkenheid bij de feiten ontkend. De verdachte heeft dus geen openheid van zaken gegeven of enige verantwoordelijkheid genomen voor zijn kwalijke aandeel bij de feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig eerder is veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten. De verdachte heeft het huidige feit gepleegd binnen een nog lopende proeftijd.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 februari 2024. Dit rapport houdt het volgende in.
Ondanks de jonge leeftijd van de verdachte heeft hij een uitgebreid justitieel verleden. Zowel in zijn jeugd als op volwassen leeftijd is door middel van diverse vormen van verplichte hulpverlening geprobeerd om het (delict)gedrag te beïnvloeden, echter zonder het gewenste resultaat. Tijdens het recent afgesloten reclasseringstoezicht waren er zorgen op het gebied van huisvesting, dagbesteding, sociale contacten, middelengebruik en zijn pro-criminele houding. In zijn jeugd is er een gedragsstoornis en een verstandelijke beperking vastgesteld. Binnen het reclasseringstoezicht kon er geen nieuwe diagnostiek worden afgenomen. Er worden geen mogelijkheden gezien om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Bij een veroordeling wordt daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. Wel zal zij aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

8.1
De vorderingen
[benadeelde partij 1], bewoonster van de woning aan [adres 1], heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij vordert een vergoeding van € 1.550 aan materiële schade aan het laminaat, een kast, planten en potten.
Ook [naam gezin] van [adres 2] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Het gaat hierbij om [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], hun dochter, [benadeelde partij 4] en hun zoons [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7]. Zij vorderen allen een vergoeding van immateriële schade van € 5.000. Daarnaast vordert [benadeelde partij 2] een vergoeding van materiële schade van € 35.245 in verband met coaching/ begeleiding en € 1.815 voor het aanleggen van een beveiligingssysteem.
8.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om de vordering van [benadeelde partij 1] te matigen, omdat deze vordering niet is onderbouwd. Omdat op grond van het dossier wel materiële schade kan worden vastgesteld, acht de officier van justitie de toekenning van een bedrag van € 650 redelijk en billijk.
De officier van justitie acht de vorderingen tot vergoeding van de immateriële schade van [naam gezin] voldoende onderbouwd en vordert volledige toewijzing van de vorderingen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Dat geldt ook voor de kosten van het aanleggen van een beveiligingssysteem. Voor wat betreft de door [benadeelde partij 2] gevorderde materiële schade, bestaande uit de kosten voor coaching en begeleiding, ligt dat complexer. Dat komt onder andere omdat er geen inzicht bestaat in de behandeling en het aantal (geclaimde en toekomstige) uren. Ook heeft [benadeelde partij 2] al langer psychische problemen.
8.3
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle vorderingen dienen te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vorderingen, gelet op de bepleitte vrijspraken voor de feiten 1 tot en met 4.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] is te ingewikkeld en levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Voorts wordt bepleit om bij een toekenning van een eventuele immateriële schadevergoeding de toe te kennen bedragen aanzienlijk te matigen. Het verzoek van benadeelde partij [benadeelde partij 1] is onvoldoende onderbouwd en dient te worden afgewezen.
8.4
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank stelt de materiële schade van [benadeelde partij 1] op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid vast op € 650, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De door [naam gezin] gevorderde immateriële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen van de gezinsleden zullen daarom voor ieder afzonderlijk worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000.
[benadeelde partij 2] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor het deel van de vordering dat ziet op de coaching en begeleiding geldt dat de vraag of de schade rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit nader onderzoek en nadere behandeling vereist. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op de beveiligingskosten merkt de rechtbank op dat niet gebleken is van causaal verband met de ten aanzien van de verdachte bewezen verklaarde feiten. Ook dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding wordt toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 16 september 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partijen deels zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], een schadevergoeding betalen van € 650, te vermeerderen met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. De verdachte moet de benadeelde partijen, [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] ieder afzonderlijk een schadevergoeding betalen van € 3.000, te vermeerderen met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
In alle gevallen wordt tevens de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over het resterende deel van de gevorderde schadevergoedingen wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 57, 157 en 352 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot zes (6) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
twee (2) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
[benadeelde partij 1]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], te betalen een bedrag van
€ 650 (zegge: zeshonderd vijftig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 650(hoofdsom,
zegge zeshonderd vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 650 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
13 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
[benadeelde partij 2]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], te betalen een bedrag van
€ 3.000 (zegge: drie duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 3.000(hoofdsom,
zegge drieduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ieder van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7], te betalen een bedrag van
€ 3.000(zegge:
drie duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7]
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 5], [benadeelde partij 6] en
[benadeelde partij 7] te betalen
€ 3.000(hoofdsom,
zegge drie duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.000 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2023 tot en met 17 september 2023 te [plaatsnaam 2],
meermalen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
door een of meer stukken (knal)vuurwerk (Cobra6), althans brandbaar en/of explosief materiaal, tegen/bij de woningen gelegen aan [adres 2] en/of [adres 1] te plakken/plaatsen en/of aan te steken en/of door de brievenbus van die woningen te gooien
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde en/ of omliggende woningen en/ of de in die woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woningen en/ of voor de in die nabijgelegen woningen aanwezige personen en/ of passanten, in elk geval levensgevaar
te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2023 tot en met 17 september 2023 te [plaatsnaam 2],
meermalen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk
een of meer woningen gelegen aan [adres 2] en/ of [adres 1], in elk geval een gebouw
dat geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd en/ of onbruikbaar gemaakt
door een of meer stukken (knal)vuurwerk (Cobra6), althans brandbaar en/of explosief materiaal, tegen/bij die woningen te plakken/plaatsen en/ of aan te steken en/ of door de brievenbus van die woningen te gooien;
(art 352 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 17 september 2023 te [plaatsnaam 2],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de woningen gelegen aan [adres 2] en/ of [adres 1] en/ of omliggende woningen en/ of de in die woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/ of levensgevaar en/ of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woningen en/of nabijgelegen woningen aanwezige personen en/of passanten, in elk geval levensgevaar
te duchten zou zijn
een of meer stukken (knal)vuurwerk (Cobra6) door de brievenbus van een van die woningen heeft geprobeerd te gooien en/of tegen een van die woningen heeft geprobeerd te plakken/plaatsen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 17 september 2023 te [plaatsnaam 2],
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en wederrechtelijk
een of meer woningen gelegen aan [adres 2] en/ of [adres 1], in elk geval een gebouw dat geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander, toebehoorde
te vernielen, te beschadigen en/of onbruikbaar te maken
een of meer stukken (knal)vuurwerk (Cobra6) door de brievenbus van een van die woningen heeft geprobeerd te gooien en/of tegen een van die woningen heeft geprobeerd te plakken/plaatsen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 352 Wetboek van Strafrecht)
5
hij op of omstreeks 5 november 2023 te [plaatsnaam 2]
wapens van categorie 111, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten een pistool van het merk Umarex, model Walther PK380, kaliber 9mm en/of
te weten een pistool van het merk Walther, model PPK, kaliber 7.65mm,
zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool
en/of
munitie van categorie 111 van de Wet wapens en munitie, te weten
39 kogelpatronen van het kaliber 9mm
en/of
7 kogelpatronen van het kaliber 7.65mm
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)