ECLI:NL:RBROT:2024:2735
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de verplichtingen van de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 21 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Capelle aan den IJssel beoordeeld. Eiser, eigenaar van een appartement, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die op 1 januari 2021 op € 700.000,- was vastgesteld. De heffingsambtenaar had het bezwaar ongegrond verklaard, maar eiser betoogde dat de heffingsambtenaar niet alle opgevraagde gegevens had verstrekt die ten grondslag lagen aan de waardebepaling.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ heeft geschonden door de gevraagde gegevens niet te verstrekken, maar enkel ter inzage te leggen. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank stelt de WOZ-waarde vast op € 650.000,-, omdat geen van beide partijen erin is geslaagd de waarde aannemelijk te maken. Eiser krijgt ook een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van de heffingsambtenaar moet worden vergoed.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de heffingsambtenaar bij de vaststelling van de WOZ-waarde en de noodzaak om transparant te zijn in de gegevens die aan de belastingplichtige worden verstrekt. De rechtbank neemt zelf een beslissing over de WOZ-waarde, wat een belangrijke stap is in het bestuursrechtelijke proces.