ECLI:NL:RBROT:2024:2775

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
C/10/673856 / KG ZA 24-136
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot meewerken aan verkoop van een woning en conservatoir beslag in kort geding na beëindiging van een samenlevingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee voormalige partners, [persoon A] en [persoon B], die na hun scheiding samen in een woning hebben gewoond. De rechtszaak is gestart door [persoon A], die vorderingen heeft ingesteld tegen [persoon B] met betrekking tot de verkoop van de woning en het leggen van conservatoir beslag. De partijen zijn in 1981 getrouwd geweest en hebben in 1994 een samenlevingsovereenkomst gesloten, die door [persoon B] op 13 maart 2024 is opgezegd. De woning, die sinds 1975 eigendom is van [persoon B], staat te koop voor € 350.000,00. In februari 2024 heeft [persoon A] conservatoir beslag gelegd op de woning.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [persoon A] en [persoon B] gezamenlijk beoordeeld, waarbij het spoedeisend belang van beide partijen is vastgesteld. [persoon A] vordert onder andere dat [persoon B] wordt verboden de woning aan derden te verkopen en dat zij het uitsluitend gebruik van de woning krijgt totdat deze is verkocht. [persoon B] verzet zich hiertegen en vordert op zijn beurt dat [persoon A] de woning niet meer betreedt en het beslag opheft.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [persoon B] de woning mag verkopen, maar heeft [persoon A] een termijn van vier weken gegeven om aan te tonen dat zij de financiering voor de woning kan rondkrijgen. Indien dit niet lukt, mag [persoon B] de woning aan derden verkopen. Tevens is [persoon A] veroordeeld om het beslag op te heffen en is haar het betreden van de woning verboden. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/673856 / KG ZA 24-136
Vonnis in kort geding van 29 maart 2024
in de zaak van
[persoon A],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. C.W.F. Jansen,
tegen
[persoon B],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. C.J.H. Anker.
Partijen worden hierna [persoon A] en [persoon B] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 16;
  • de akte wijziging eis van [persoon A] , met USB-stick;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 15;
  • de mondelinge behandeling op 15 maart 2024.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn tot begin 1981 met elkaar getrouwd geweest. Na de scheiding zijn [persoon A] en [persoon B] samen blijven wonen. In 1994 hebben zij een samenlevingsovereenkomst gesloten. Deze samenlevingsovereenkomst is door [persoon B] op 13 maart 2024 per aangetekende brief opgezegd.
2.2.
Tijdens de relatie hebben [persoon A] en [persoon B] samengewoond in de woning op het adres [adres] in Dordrecht. De woning is sinds 25 augustus 1975 eigendom van [persoon B] .
2.3.
Vanaf september 2023 tot medio december 2023 heeft [persoon B] een groot deel van de tijd in Spanje verbleven. [persoon A] heeft in deze periode in de woning verbleven. Sinds medio december 2023 verblijft [persoon B] weer in de woning en woont [persoon A] bij haar zoon.
2.4.
[persoon A] en [persoon B] zijn sinds medio 2023 op minder goede voet met elkaar. De woning is in december 2023 leeggehaald en zowel [persoon A] als [persoon B] zeggen niet te weten waar de eigendommen uit de woning zijn gebleven.
2.5.
De woning staat op Funda te koop voor een bedrag van € 350.000,00 k.k.
2.6.
Op 29 februari 2024 heeft [persoon A] , nadat zij op 21 februari 2024 verlof heeft gekregen, conservatoir beslag gelegd op de woning.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[persoon A] vordert na vermindering van eis om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[persoon B] te veroordelen om per 1 januari 2024 aan [persoon A] te betalen € 346,33 per maand in verband met de te verdelen pensioenrechten;
te bepalen dat [persoon A] uitsluitend gerechtigd is tot het gebruik van de woning, zolang deze woning niet aan derden is verkocht, dan wel aan één van partijen is toebedeeld en daarbij [persoon B] te veroordelen om de woning niet verder te betreden;
[persoon B] te verbieden om de woning te koop aan te bieden, dan wel deze te verkopen aan derden, en ook eventuele verkoopopdrachten aan makelaars, binnen één week na betekening van dit vonnis, te annuleren, dit op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [persoon B] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 100.000,00; en
[persoon B] te veroordelen in de kosten van dit kort geding.
3.2.
[persoon B] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[persoon B] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[persoon A] te verbieden om de woning te betreden vanaf de datum van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per overtreding met een maximum van € 15.000,00;
het gelegde conservatoir beslag op de woning, zoals gelegd op 29 februari 2024, binnen twee dagen na de datum van dit vonnis op te heffen en opgeheven te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 per dag, met een maximum van € 15.000,00;
op voorwaarde dat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat [persoon A] gerechtigd is tot een deel van de (verkoopopbrengst van) de woning, [persoon A] te veroordelen om binnen twee weken na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan alles wat nodig is om de woning in de verkoop te zetten en alle handelingen te verrichten die nodig zijn om de verkoop en levering van de woning tot stand te brengen. Meer in het bijzonder wordt de medewerking van de vrouw gevorderd voor de volgende handelingen:
a. het zich refereren aan de door de ingeschakelde makelaar van Maarten Makelaardij & Hypotheken Drechtsteden vast te stellen vraag-, laat- en verkoopprijs;
b. het toegang verschaffen aan de makelaar voor het laten bezichtigen van de woning aan potentiële kopers op de door de makelaar aan te geven dagen en zelf op die momenten afwezig te zijn;
c. het plaatsen van een handtekening op de koopovereenkomst, indien een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of een hoger bedrag te betalen;
d. het ondertekenen van de daartoe benodigde documenten die nodig zijn voor de overdracht van de woning aan de koper dan wel daartoe een volmacht af te geven;
e. het leeg en opgeruimd achterlaten van de woning en het verstrekken van de sleutels bij het opleveren van de woning, binnen twee maanden na tekenen van de koopakte;
voor wat betreft het gevorderde onder a., b. en e. op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat [persoon A] in gebreke blijft daaraan te voldoen, met een maximum van € 50.000,00, en voor wat betreft het gevorderde onder c. en d. te bepalen dat indien [persoon A] niet voldoet aan de veroordelingen, het af te geven vonnis in de plaats treedt van de vereiste toestemming, wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van [persoon A] , en te bepalen dat het door de voorzieningenrechter af te geven vonnis in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot het notarieel transport van de woning; en
4. [persoon A] te veroordelen in de kosten van dit kort geding.
4.2.
[persoon A] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie worden deze gezamenlijk beoordeeld.
Spoedeisend belang
5.2.
De voorzieningenrechter acht het spoedeisend belang zowel in conventie als in reconventie, gelet op de aard van de vorderingen, gegeven. Voor partijen is het van belang dat zij op korte termijn duidelijkheid krijgen over de toedeling en/of levering van de woning omdat dit na het opzeggen van de samenlevingsovereenkomst een noodzakelijke stap is in de (vermogensrechtelijke) ontvlechting van partijen.
Verkoop woning aan [persoon A] of een derde?
5.3.
In dit kort geding staat de vraag centraal of de woning mag worden verkocht en, zo ja, aan wie de woning mag/moet worden verkocht.
5.4.
Tussen partijen staat inmiddels vast dat [persoon B] eigenaar is van de woning. Het staat [persoon B] daarom vrij om de woning te verkopen. [persoon A] wil echter in de gelegenheid worden gesteld om de woning van [persoon B] te kopen vóórdat de woning aan een derde te koop wordt aangeboden. Hoewel het moeilijk te begrijpen is dat [persoon A] sinds december 2023 nog geen stap verder is met inzicht verkrijgen in haar financieringsmogelijkheden, ziet de voorzieningenrechter in het feit dat [persoon A] de afgelopen veertig jaar in de woning heeft gewoond aanleiding om [persoon A] eenmalig een termijn van vier weken na vandaag te gunnen om aan te tonen dat zij de financiering voor de woning rond kan krijgen. Daarvoor is ook redengevend dat de voorzieningenrechter uit de stellingen van [persoon B] begrijpt dat het voor hem niet uitmaakt of hij zijn deel van de verkoopopbrengst van de woning verkrijgt doordat de woning aan een derde of aan [persoon A] wordt verkocht. De voorzieningenrechter gaat er mede in dit licht vanuit dat [persoon B] zijn medewerking verleent aan de verkoop van de woning aan [persoon A] als zij op tijd aantoont dat zij de woning voor de door de makelaar vastgestelde vraagprijs kan overnemen.
5.5.
Gelet op het voorgaande is de vordering van [persoon A] om [persoon B] te verbieden om de woning aan (een) derde(n) te verkopen toewijsbaar voor de hiervoor genoemde periode van vier weken na vandaag. Als [persoon B] binnen vier weken na vandaag toch handelingen verricht in het kader van de verkoop van de woning aan (een) derde(n), is hij aan [persoon A] per keer dat hij een handeling verricht een dwangsom van € 500,00 verschuldigd. [persoon B] kan voor deze veroordeling maximaal € 15.000,00 aan dwangsommen verbeuren.
5.6.
Als [persoon A] niet binnen vier weken na vandaag aantoont dat zij de financiering voor de woning rond kan krijgen, mag [persoon B] de woning aan een derde verkopen. [persoon A] wordt voor dat geval veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan de volgende handelingen:
het (indien nodig) plaatsen van haar handtekening op de overeenkomst van opdracht met de makelaar tot verkoop van de woning tegen een door de makelaar vast te stellen vraag-, laat- en verkoopprijs;
het verlenen van medewerking aan alle werkzaamheden van de makelaar voor het te koop zetten van de woning, zoals het laten inmeten van de woning, het laten maken van foto’s en afgifte van de sleutels aan de makelaar;
het laten bezichtigen van de woning aan potentiële kopers binnen twee dagen nadat een potentiële koper zich heeft gemeld bij de makelaar;
het plaatsen (indien nodig) van een handtekening op de koopovereenkomst, indien een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of een hoger bedrag te betalen;
het (indien nodig) ondertekenen van de daartoe benodigde documenten ter zake de overdracht van de woning aan de koper, dan wel daartoe een volmacht af te geven; en
het leeg en opgeruimd achterlaten van de woning en het verstrekken van de sleutels bij het opleveren van de woning, binnen twee maanden na het tekenen van de koopakte.
5.7.
Aan de onderdelen b., c. en f. wordt een dwangsom verbonden, omdat dit vonnis niet in de plaats van de door [persoon A] te verrichten handelingen kan treden. [persoon A] moet, als zij aan deze onderdelen geen medewerking verleent, een dwangsom van € 500,00 per dag betalen, met dien verstande dat [persoon A] voor deze veroordeling maximaal € 15.000,00 aan dwangsommen kan verbeuren. Voor wat betreft de onderdelen a., d. en e. kan dit vonnis wel in de plaats treden van de door [persoon A] te verrichten handelingen en dat wordt, voor het geval dat [persoon A] aan deze onderdelen geen medewerking verleent, ten aanzien van deze onderdelen ook bepaald. Het is niet nodig om te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot het notarieel transport van de woning, omdat [persoon B] met de veroordelingen in dit vonnis kan bewerkstelligen dat de woning daadwerkelijk wordt verkocht.
5.8.
Om te voorkomen dat bij de verkoop van de woning aan (een) derde(n) de eventuele nieuwe eigena(a)r(en) een procedure moet(en) starten om te bewerkstelligen dat [persoon A] zich uit laat schrijven van het adres van de woning in de Basisregistratie Personen van de gemeente Dordrecht, wordt [persoon A] veroordeeld om dat te doen binnen twee weken na de daadwerkelijke verkoop en overdracht van de woning aan (een) derde(n).
Uitsluitend gebruik woning
5.9.
[persoon A] en [persoon B] willen allebei het uitsluitend gebruik van de woning zolang de woning niet door [persoon A] , dan wel aan (een) derde(n) is verkocht.
5.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan [persoon B] het uitsluitend gebruik van de woning moet worden toegekend, in die zin dat het [persoon A] wordt verboden om de woning te betreden vanaf één week na betekening van dit vonnis. Daarvoor is redengevend dat [persoon A] op dit moment ergens anders verblijft (en ook kan verblijven) dan in de woning. [persoon A] verblijft op dit moment namelijk bij haar zoon. Dat is misschien niet ideaal, maar het is niet gebleken dat sprake is van een onhoudbare situatie. [persoon B] verblijft daarentegen sinds december 2023 in de woning. Als de woning wordt verkocht, gaat [persoon B] naar alle waarschijnlijkheid ook terug naar Spanje.
5.11.
Als [persoon A] de woning vanaf één week na betekening van dit vonnis toch betreedt, moet zij aan [persoon B] een dwangsom betalen van € 150,00 per keer. [persoon A] kan voor deze veroordeling maximaal € 1.500,00 aan dwangsommen verbeuren.
Conservatoir beslag
5.12.
Opheffing van een beslag kan onder meer plaatsvinden als een van de in artikel 705 lid 2 Rv genoemde gronden aanwezig is en een belangenafweging niet tot een ander oordeel leidt, en op grond van een zelfstandige belangenafweging.
5.13.
Zoals hiervoor onder 5.4. is overwogen, staat inmiddels tussen partijen vast dat [persoon B] eigenaar is van de woning. In het beslagrekest is er echter vanuit gegaan dat de woning gezamenlijk eigendom is. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering van [persoon A] die ten grondslag ligt aan het beslagrekest summierlijk ondeugdelijk is en dat het beslag daarom moet worden opgeheven. Ook een (zelfstandige) belangenafweging leidt tot die conclusie. [persoon B] moet de woning vier weken na vandaag, onder de voorwaarde dat [persoon A] dan niet heeft aangetoond dat zij de financiering voor de woning rond kan krijgen, aan (een) derde(n) kunnen verkopen en het is een feit van algemene bekendheid dat als beslag op een woning ligt dit de verkoop van die woning bemoeilijkt.
5.14.
Het beslag moet worden opgeheven. [persoon A] wordt daarom veroordeeld om het ten laste van de woning gelegde beslag uiterlijk binnen twee weken na betekening van dit vonnis op te heffen. [persoon A] moet aan [persoon B] een dwangsom betalen van € 1.500,00 per dag of dagdeel dat zij dit (tijdig) nalaat. [persoon A] kan voor deze veroordeling maximaal € 15.000,00 aan dwangsommen verbeuren.
5.15.
Er bestaat geen aanleiding om [persoon A] te verbieden opnieuw beslag te leggen. In de eerste plaats heeft [persoon B] deze vordering niet voldoende toegelicht. Daar komt nog bij dat de vordering het recht op toegang tot de rechter afsnijdt en dat kan slechts in zeer bijzondere omstandigheden worden toegewezen. Zulke omstandigheden heeft [persoon B] niet gesteld. Tot slot kan in de toekomst mogelijk opnieuw een gerechtvaardigde aanleiding voor [persoon A] ontstaan om beslag te laten leggen op vermogensbestanddelen van [persoon B] , zoals de woning.
Verdeling pensioenrechten
5.16.
[persoon A] vordert tot slot dat [persoon B] maandelijks vanaf 1 januari 2024 een bedrag van € 346,33 aan [persoon A] moet betalen in verband met de verdeling van de pensioenrechten van [persoon B] . Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen besproken uit welke delen de pensioenrechten mogelijk zijn opgebouwd. Toen is gebleken dat nader onderzoek nodig is om te kunnen vaststellen wie waar recht op heeft. Een kort geding leent zich daar niet voor. [persoon A] kan op dit moment dus geen aanspraak maken op een deel van de pensioenrechten van [persoon B] . Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Proceskosten
5.17.
Omdat partijen vroeger getrouwd zijn geweest en een affectieve relatie hebben gehad, worden de proceskosten in conventie en in reconventie gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten betaalt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
6.1.
verbiedt [persoon B] om de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Dordrecht binnen vier weken na vandaag aan (een) derde(n) te verkopen en veroordeelt [persoon B] om aan [persoon A] te betalen een dwangsom van € 500,00 per keer dat hij binnen vier weken na vandaag een handeling verricht in het kader van de verkoop van de woning aan (een) derde(n), met dien verstande dat [persoon B] op dit punt maximaal € 15.000,00 aan dwangsommen kan verbeuren;
in reconventie
6.2.
verbiedt [persoon A] om de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Dordrecht te betreden vanaf één week na betekening van dit vonnis en veroordeelt [persoon A] om aan [persoon B] te betalen een dwangsom van € 150,00 per dag of dagdeel dat zij het beslag niet (tijdig) opheft, met dien verstande dat [persoon A] op dit punt maximaal € 1.500,00 aan dwangsommen kan verbeuren;
6.3.
veroordeelt [persoon A] om het ten laste van de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Dordrecht gelegde conservatoir beslag uiterlijk binnen twee weken na betekening van dit vonnis op te heffen en [persoon A] moet aan [persoon B] een dwangsom betalen van € 1.500,00 per dag of dagdeel dat zij dit (tijdig) nalaat. [persoon A] kan voor deze veroordeling maximaal € 15.000,00 aan dwangsommen verbeuren.
6.4.
veroordeelt [persoon A] om – als het haar niet lukt om binnen vier weken na vandaag aan te tonen dat zij de financiering voor de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Dordrecht rond kan krijgen – haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Dordrecht aan een derde, waarbij de verkoop van die woning plaatsvindt tegen een door een makelaar van Maarten Makelaardij & Hypotheken Drechtsteden vast te stellen vraag-, laat- en verkoopprijs en waarbij de levering plaatsvindt bij een door de koper aan te wijzen notaris, door de volgende handelingen te verrichten:
a. het (indien nodig) plaatsen van haar handtekening op de overeenkomst van opdracht met de makelaar tot verkoop van de woning tegen een door de makelaar vast te stellen vraag-, laat- en verkoopprijs;
b. het verlenen van medewerking aan alle werkzaamheden van de makelaar voor het te koop zetten van de woning, zoals het laten inmeten van de woning, het laten maken van foto’s en afgifte van de sleutels aan de makelaar;
c. het laten bezichtigen van de woning aan potentiële kopers binnen twee dagen nadat een potentiële koper zich heeft gemeld bij de makelaar;
d. het plaatsen (indien nodig) van een handtekening op de koopovereenkomst, indien een koper bereid is de door de makelaar aangehouden verkoopprijs of een hoger bedrag te betalen;
e. het (indien nodig) ondertekenen van de daartoe benodigde documenten terzake de overdracht van de woning aan de koper dan wel daartoe een volmacht af te geven; en
f. het leeg en opgeruimd achterlaten van de woning en het verstrekken van de sleutels bij het opleveren van de woning, binnen twee maanden na het tekenen van de koopakte;
6.5.
veroordeelt [persoon A] om aan [persoon B] te betalen een dwangsom van € 500,00 per dag dat zij niet tijdig voldoet aan de onderdelen b., c. en/of f. hiervoor, met dien verstande dat [persoon A] op dit punt maximaal € 15.000,00 aan dwangsommen kan verbeuren;
6.6.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de door [persoon A] te verrichten handelingen onder a., d. en/of e. hiervoor als [persoon A] die handelingen niet (tijdig) verricht;
6.7.
veroordeelt [persoon A] om zich binnen twee weken na de daadwerkelijke verkoop en overdracht van de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Dordrecht aan (een) derde(n) uit te (laten) schrijven van dat adres in de Basisregistratie Personen van de gemeente Dordrecht;
in conventie en in reconventie
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
6.10.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mendlik en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2024.
3498/3577