Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2024 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,
Inleiding
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die zich ziekmeldde na een verkeersongeval in 2019, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had zijn aanvraag afgewezen op basis van de vaststelling dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, met een percentage van 28,72% op 9 augustus 2021. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen niet adequaat waren beoordeeld door de verzekeringsarts B&B van het UWV.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de medische situatie van eiser. De verzekeringsarts B&B had de medische belastbaarheid van eiser op een overtuigende manier gemotiveerd en er was geen objectieve medische reden om meer beperkingen aan te nemen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was aangegeven. Eiser had verschillende argumenten aangevoerd over zijn beperkingen en de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen.
De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geweigerd om eiser een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per 9 augustus 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank besliste dat de gemaakte proceskosten en het griffierecht niet vergoed zouden worden.