ECLI:NL:RBROT:2024:279

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/5246
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na verkeersongeval

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 januari 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die zich ziekmeldde na een verkeersongeval in 2019, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had zijn aanvraag afgewezen op basis van de vaststelling dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, met een percentage van 28,72% op 9 augustus 2021. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn beperkingen niet adequaat waren beoordeeld door de verzekeringsarts B&B van het UWV.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de medische situatie van eiser. De verzekeringsarts B&B had de medische belastbaarheid van eiser op een overtuigende manier gemotiveerd en er was geen objectieve medische reden om meer beperkingen aan te nemen dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was aangegeven. Eiser had verschillende argumenten aangevoerd over zijn beperkingen en de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geweigerd om eiser een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per 9 augustus 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank besliste dat de gemaakte proceskosten en het griffierecht niet vergoed zouden worden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5246

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2024 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV),
(gemachtigde: mr. C. Nobel)

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) met het besluit van 6 oktober 2022 afgewezen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 28,72%. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar van 20 juni 2023 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV
.

Wat ging aan deze procedure vooraf?

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als assemblagemedewerker voor 36,5 uur per week. Op 12 augustus 2019 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten naar aanleiding van een verkeersongeval. Vervolgens is aan eiser ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft het UWV eiser op grond van de resultaten van een medisch en arbeidskundige beoordeling ongeschikt geacht voor zijn eigen werk. Er zijn ook geen voorbeeldfuncties te duiden, die eiser met zijn beperkingen zou kunnen verrichten en waarmee hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Daarom is het ziekengeld voortgezet.
3. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV?

4. Het UWV vindt dat eiser op 9 augustus 2021 voor 28,72% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 13 juni 2023. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 september 2022 (geldig per 8 augustus 2021).
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 14 juni 2023.

Wat vindt eiser?

7. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts B&B is aangenomen. Eiser heeft in 2012 een verkeersongeval gehad en daarbij een partiële dwarslaesie opgelopen. De rugklachten die hij had zijn door het tweede verkeersongeval in 2019 flink toegenomen. Eiser meent dat de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft opgenomen onvoldoende recht doen aan zijn medische situatie. Hij acht zich meer en/of verdergaand beperkt op de punten temperatuur, trillingsbelasting, frequent reiken, torderen, trappenlopen, klimmen, zitten, zitten tijdens werk, geknield of gehurkt actief zijn en afwisseling van houding.
8. Eiser stelt verder dat hij door zijn beperkingen niet in staat is de geselecteerde functies uit te oefenen. In een aantal functies (SBC-codes 271130, 111220 en 111180) is sprake van repetitieve handelingen. Volgens eiser zijn de functies waarin werkzaamheden voorkomen met een repetitief karakter niet geschikt vanwege zijn psychische klachten. Het is algemeen bekend dat deze werkzaamheden niet geschikt zijn voor mensen met klachten als een depressieve stoornis. Ook de geselecteerde functie van samensteller kunststof en rubberproducten is ongeschikt, aldus eiser. In deze functie wordt de rug belast door het veelvuldige reiken, kortcyclisch buigen, torderen en tillen. Eiser moet meer dan 10 kg tillen en dient in deze functie praktisch de hele dag te zitten. Afwisseling van houding is niet mogelijk. De functie van administratief ondersteunend medewerker is ook ongeschikt, omdat het voor eiser onmogelijk is om de hele dag te zitten.
9. Eiser voert tot slot aan dat het maatmaninkomen onjuist is geïndexeerd. Gelet op artikel 8, eerste lid, van het Schattingsbesluit dient de berekening van het maatmaninkomen te worden geïndexeerd met de laatst beschikbare indexcijfers ten tijde van het opstellen van de arbeidsdeskundige rapportage. Het UWV had volgens eiser dan ook moeten uitgaan van de indexcijfers van augustus 2022.

Wat vindt de rechtbank?

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 9 augustus 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 9 augustus 2021 voor 28,72% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting en aanvullend onderzocht. Ook heeft de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten betrokken bij de medische beoordeling.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 9 augustus 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft gemotiveerd dat in de FML, die meer dan alleen op basis van de onderzoeksbevindingen reëel is, rekening gehouden is met rugbelastende activiteiten. Volgens de verzekeringsarts B&B bestaat geen objectief medische reden om meer beperkingen aan te geven. Voor een aantal van de door eiser genoemde beperkingen is het bovendien niet mogelijk deze in FML-termen zwaarder te beperken. De zwaarst mogelijke beperking daarvan is reeds aangegeven (trillingsbelasting, gebogen en/of getordeerd actief zijn en boven schouderhoogte werken). Dat eiser van houding moet kunnen wisselen is in de FML aangegeven door de beperkingen op de afzonderlijke items: zitten, staan en lopen. Omdat er geen specifieke activiteit is die afgewisseld moet worden met een andere specifieke activiteit is dit in de FML niet aangegeven op het betreffende item: afwisseling van houding.
14. In haar rapport van 27 oktober 2023 heeft de verzekeringsarts B&B aanvullend gemotiveerd dat het voorstelbaar is dat eiser klachten ervaart bij koude temperaturen. Dat wil volgens haar echter niet zeggen dat om objectief medische redenen sprake is van een beperking voor koude temperaturen. De FML is volgens de verzekeringsarts B&B geen weergave van klachten, maar een resultaat van een beoordeling. Gezien het feit dat bij het lichamelijk onderzoek van eiser geen afwijkende bevindingen aan de schouders zijn gevonden bestaat ook geen medische reden om frequent reiken te beperken. Dat geldt ook voor het geknield of gehurkt actief zijn. De verzekeringsarts B&B ziet geen aanleiding voor de stelling dat werkzaamheden met een repetitief karakter niet geschikt zouden zijn voor mensen met een depressieve stoornis. Volgens de verzekeringsarts B&B is voor een aantal aandoeningen repetitief werk juist heel geschikt. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser, zoals deze door de verzekeringsarts B&B is vastgesteld.
15. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat geen medisch objectieve onderbouwing bestaat voor verdergaande beperkingen van eiser op 9 augustus 2021.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op
9 augustus 2021 in staat moet worden geacht om, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen, arbeid te verrichten.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 22 september 2022 (geldig per 8 augustus 2021) vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als assemblagemedewerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en één reservefunctie opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 271130) samensteller kunststof en rubberproducten;
- ( SBC-code 315100) administratief ondersteunend medewerker;
- ( SBC-code 111220) lader, losser.
En als reservefunctie:
-(SBC-code 111180) productiemedewerker industrie (samenstellen van producten).
18. De arbeidskundige gronden die eiser in beroep naar voren heeft gebracht zijn hetzelfde als in bezwaar. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapporten en de resultaat functiebeoordeling al uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Hij heeft toegelicht dat eiser niet beperkt is op repetitieve handelingen en dat de belasting daarom binnen de vastgestelde belastbaarheid valt. Eiser is ook niet beperkt ten aanzien van reiken, buigen en torderen. Volgens de arbeidsdeskundige B&B blijft de belasting ten aanzien van tillen en dragen meer dan voldoende binnen de vastgestelde belastbaarheid. De belasting ten aanzien van zitten in de functie van administratief ondersteunend medewerker wordt niet overschreden. Afgezien van het feit dat er overwegend niet langer dan 15 minuten aaneen wordt gezeten, kan eiser tenminste 1 uur aaneen zitten, een hele werkdag lang. Er is ook niet vastgesteld dat er verdere voorwaarden aan een stoel op de werkplek door de verzekeringsarts zijn gesteld. De rechtbank vind deze toelichtingen begrijpelijk. De rechtbank overweegt daarbij dat een enkele herhaling van wat eerder is gesteld, zonder daarbij duidelijk te maken op welke onderdelen het UWV in zijn motivering tekort is geschoten, niet kan leiden tot enig resultaat. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de geduide functies te vervullen.
19. Ook de beroepsgrond van eiser dat het maatmanloon niet juist zou zijn geïndexeerd, slaagt niet. Het eenmaal vastgestelde maatmaninkomen wordt verhoogd met de index zoals genoemd in artikel 8, eerste lid, van het Schattingsbesluit. Volgens de nota van toelichting bij het ‘Besluit van 24 juni 2008 tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met het loonbegrip als grondslag voor de berekening van het maatmaninkomen en de resterende verdiencapaciteit’, wordt het maatmaninkomen voor werknemers vastgesteld door het SV-loon te indexeren door het indexcijfer aan het begin van het eerste tijdvak van de representatieve periode te vergelijken met het indexcijfer in de maand van de ingangsdatum van de uitkering. [1] De arbeidsdeskundige B&B heeft het maatmanloon naar augustus 2021 geïndexeerd en de datum van ingang van de uitkering zou 9 augustus 2021 zijn geweest. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige B&B voor de berekening van het maatmaninkomen het juiste indexcijfer heeft gebruikt.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 9 augustus 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 71,28% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 28,72% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 9 augustus 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
22. Het beroep van eiser is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 januari 2024 door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Stb 2008, 254 onder onderdeel F.