ECLI:NL:RBROT:2024:294

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/10/670748 / JE RK 23-2915
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met autisme

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 18 januari 2024, wordt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [kind01], geboren in 2007, verlengd voor de duur van een jaar. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen, omdat [kind01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders van [kind01] zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie onder druk staat en dat de moeder moeite heeft om de benodigde structuur en duidelijkheid te bieden aan [kind01], die een stoornis in het autisme-spectrum heeft. De kinderrechter oordeelt dat de ouders nog niet in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van [kind01] af te wenden en dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na betekening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/670748 / JE RK 23-2915
Datum uitspraak: 18 januari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[kind01], geboren op [geboortedatum01] 2007 in [plaats01] ,
hierna te noemen [kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam,
[naam02],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats02] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 december 2023;
- het bericht van de GI van 9 januari 2024;
- het e-mailbericht van mr. R.H.P. Feiner met bijlagen van 12 januari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat namens de moeder;
  • een vertegenwoordiger van de GI, te weten [naam03] .
De ouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat zij wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [kind01] naar zijn mening gevraagd, maar [kind01] heeft daar geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01] .
2.2.
[kind01] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 5 december 2022 is de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengd tot 26 januari 2024 en is een machtiging om [kind01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van
8 december 2022 tot 8 maart 2023. Het verzoek van de GI tot een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder is afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Vanwege de naderende meerderjarigheid van [kind01] en de houding van de moeder ten opzichte van hulpverlening wordt gezocht naar hulpverlening waarvoor bij hen een draagvlak bestaat. Er is al veel hulpverlening ingezet. [kind01] heeft de hulpverlener van Sjaloomzorg, die voor zijn moeder kwam, thuis aangevallen. Door deze omstandigheden is hulpverlening onvoldoende van de grond gekomen. Desgevraagd is aangegeven dat het ingrijpen met harde hand geen effect heeft. De GI is in gesprek met Yulius en Boba om hulpverlening op gang te brengen.
4.2.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Wel is verzocht om in het kader van de ondertoezichtstelling zo snel mogelijk hulpverlening in de thuissituatie en specialistische ambulante zorg voor [kind01] in te zetten. Daarbij is bijvoorbeeld de inzet van Yulius genoemd.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [kind01] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [kind01] heeft een stoornis in het autisme- spectrum. Daardoor kan hij boos en agressief worden. De interactie tussen [kind01] en de moeder verloopt moeizaam. [kind01] heeft behoefte aan structuur en duidelijkheid. De moeder heeft moeite om hem dit te bieden. Daarom staat de thuissituatie soms sterk onder druk. De moeder is niet altijd open over de problemen die thuis spelen. Daardoor heeft de hulpverlening moeite om passend op de situatie te reageren. Dit maakt dat er nog de nodige stappen gezet moeten worden. Nu de ouders nog niet zelfstandig in staat zijn om de bedreigde ontwikkeling van [kind01] af te wenden en de noodzakelijke hulpverlening voldoende te accepteren, is ook de komende periode hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01] tot 26 januari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2024 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van D. van der Aa en
mr. N.E. Moerkerken als griffiers, en op schrift gesteld op 22 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.