In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vergunning voor kamerbewoning voor maximaal vijf personen in een woning aan [adres 1] beoordeeld. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op basis van de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening. Eiser, woonachtig nabij de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt de zaak en concludeert dat het college de vergunning rechtmatig heeft verleend. De rechtbank stelt vast dat het college voldoende heeft onderbouwd dat de kamerbewoning geen negatieve invloed heeft op het woonmilieu en de leefbaarheid in de buurt. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat de vergunningverlening tot overlast leidt. De rechtbank oordeelt dat de vergunning voor kamerbewoning is verleend in overeenstemming met de geldende criteria en dat het college de belangen van de buurt adequaat heeft afgewogen. De uitspraak eindigt met de conclusie dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard, zonder terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.