ECLI:NL:RBROT:2024:3119

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
ROT 23/4062
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing rijbewijs en oplegging medisch onderzoek na suïcidaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de schorsing van het rijbewijs van de eiser en de oplegging van een medisch onderzoek. De schorsing was gebaseerd op een melding van de politie dat de eiser suïcidaal gedrag vertoonde, waaronder een poging tot zelfdoding met een motorrijtuig. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR op basis van de beschikbare informatie, waaronder mutatierapporten en een handgeschreven brief van de eiser, terecht heeft besloten dat er een onderzoek naar de rijgeschiktheid nodig was. De rechtbank oordeelde dat de schorsing van het rijbewijs onvoldoende aannemelijk was gemaakt, maar dat er wel duidelijke aanwijzingen waren voor geestelijke ongeschiktheid, waardoor de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Tevens is het CBR veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4062

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2024 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),
en

De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR),

(gemachtigde: mr. J.A. Launspach).

Inleiding

1.1.
Het CBR heeft bij besluit van 29 november 2022 (het primaire besluit) de geldigheid van het rijbewijs van eiser geschorst en aan eiser een medisch onderzoek opgelegd. Met het besluit van 30 april 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is het CBR bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het CBR en de gemachtigde van eiser (via beeldverbinding).

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 17 oktober 2022 heeft de korpschef van de politie aan het CBR een mededeling gedaan zoals bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De korpschef heeft medegedeeld dat het vermoeden bestaat dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een auto. De korpschef verwijst naar een mutatierapport van 17 oktober 2022.
2.2.
In dit mutatierapport is over een incident op 13 oktober 2022 het volgende vermeld:
“De genoemde betrokkene [naam eiser] heeft een de genoemde personenauto bestuurd. Hij was suïcidaal en is met suïcidale gedachten achter het stuur gekropen. Hij reed op de genoemde locatie een rotonde op, waarbij hij, al dan niet opzettelijk, tegen een lantaarnpaal is gereden.
Vervolgens is hij verder gereden en heeft hij in zijn auto, tijdens het rijden, zijn polsen doorgesneden. Uiteindelijk is hij in de berm gestopt en is hij uitgestapt.
Toen is hij in de berm naast de rijbaan gaan zitten en heeft hij zijn polsen nog verder doorgesneden.
Betrokkene [naam eiser] was een gevaar voor hemzelf en voor anderen op de weg. Hij heeft gepoogd zichzelf van het leven te beroven tijdens het rijden/ met een personenauto.
Daarom is zijn rijbewijs ingevorderd voor het CBR (ogv. Artikel 130 WVW94).
De schade aan de lantaarnpaal was aanzienlijk. De volledig lampenkap was losgekomen.”
2.3.
In een aanvullend mutatierapport van 6 april 2023 is het volgende vermeld:
“- Getuigen hebben de betrokkene zien rijden. Dit waren bekenden van [naam eiser]. Zij waren namelijk naar hem op zoek omdat ze zich zorgen maakten.
- Een van deze getuigen zag daadwerkelijk dat hij met een mes in de auto zat en dat er bloed uit zijn arm kwam. Deze getuige heeft toen 112 gebeld, waarna de politie direct ging uitkijken naar [naam eiser] en het genoemde voertuig.
- Hierna kreeg de politie een tweede melding van een aanrijding. Rapporteur [...] kwam als eerste ter plaatse en trof [naam eiser] aan nabij de auto. Daar lag hij op de grond met getuigen om hem heen. Zijn arm bloedde hevig en er lag een mes naast [naam eiser] op de grond. Op dit mes zaten verse bloedsporen. De ambulance kwam ter plaatse en medewerkers van de ambulance gaven aan dat zij een snijwond waarnamen op de arm van [naam eiser].
- De bovengenoemde getuigen waren twee verschillende personen die [naam eiser] kenden.
Zo ver ik (rapporteur) het me kan herinneren was een van de getuigen een direct familielid van [naam eiser].
- De politie heeft niet zelf waargenomen dat [naam eiser] zichzelf zou hebben gesneden. Wel is uit onderzoek gebleken dat het mes dat naast [naam eiser] op de grond lag, ook het mes was dat de getuige had gezien in de auto. Dit gegeven bevestigt de grote betrouwbaarheid van de getuigen ten zeerste.
- Door de getuige, die ook 112 gebeld had, werd aan de politie vermeld dat [naam eiser] zelfmoord wilde plegen: dat hij suïcidaal was. Dat is verklaard door een van de twee getuigen. Zo is de melding ook bij de politie binnengekomen. De melding was dat [naam eiser] suïcidaal in de auto zat. Volgens de melder zou [naam eiser] dit met een mes willen doen. Uiteindelijk werd dit mes dus ook daadwerkelijk aangetroffen en [naam eiser] had ook daadwerkelijk een messnede in zijn arm.”
2.4.
In het dossier zit een handgeschreven brief van 28 oktober 2022 waarin het volgende is vermeld:
“[…]
Ik ben [naam eiser] geboren [geboortedatum]
13 oktober ben ik met de auto in de rotonde … en tegen stoeprand gerakt, als goed is was ongeluk gebeurd rond 19.00-20.00 uur in het donker en nat weer. Toen heb ik ook zelf snee gemaakt onderarm links!
Hierbij een korte uitleg hoe het gekomen is
Ik was/ben verliefd op een meisje en we waren samen iets meer dan 1,5 jaar ik heb haar zien vreemd gaan met een andere man en toen heeft ze me gezegd dat zij me heeft gebruikt en houd niet van mij
Nu is 15 dagen later en ik heb spijt dat ik mezelf pijn heb gedaan (erg verdrietig was ik toen)
Het leven is veels te mooi en ik ben nog super jong.
[…]”
3. Naar aanleiding van de mededeling heeft het CBR het primaire besluit genomen, dat in het bestreden besluit is gehandhaafd. Het CBR heeft de geldigheid van het rijbewijs van eiser geschorst en aan eiser een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid opgelegd. De schorsing is erop gebaseerd dat eiser een poging tot zelfdoding met een motorrijtuig heeft ondernomen (artikelen 6 en 5, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling)). Het opleggen van het onderzoek is erop gebaseerd dat het CBR twijfelt aan de geestelijke geschiktheid van eiser om te rijden wegens ernstig gestoord inzicht of gedrag dan wel een poging tot zelfdoding in het verkeer (artikel 23, derde lid, van de Regeling in verbinding met bijlage 1, onder B, onderdelen I en II).

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het CBR terecht de geldigheid van het rijbewijs heeft geschorst en aan eiser een onderzoek naar de rijgeschiktheid heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Het beroep is gegrond, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt. De voor deze zaak relevante- wet en regelgeving is opgenomen in de bijlage.
De bekendmaking van het bestreden besluit
6. Eiser stelt dat het bestreden besluit niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt omdat dit niet aan de gemachtigde van eiser is verstuurd. Voor zover de bekendmaking van het bestreden besluit op dit punt gebrekkig is geweest, gaat de rechtbank hieraan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorbij. De gemachtigde van eiser heeft namelijk tijdig beroep ingesteld en heeft het bestreden besluit dus tijdig in zijn bezit gekregen, zodat aannemelijk is dat eiser door dit gebrek niet is benadeeld.
Standpunt eiser
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat het CBR onterecht de geldigheid van het rijbewijs heeft geschorst en onterecht aan eiser een onderzoek naar de rijgeschiktheid heeft opgelegd. Het bestreden besluit mist een deugdelijke grondslag en de noodzaak ontbreekt. Het besluit is niet gebaseerd op een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. De verbalisanten hebben niet zelf waargenomen dat eiser tegen een lantaarnpaal is aangereden en in zijn polsen sneed, zodat het CBR aan de mutatierapporten te veel waarde toekent. Op de zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat de aanvulling op het mutatierapport door de politie gedurende de bezwaarperiode niet overeenkomt met het eerste mutatierapport. Het is onduidelijk wie de beweerdelijke getuigen zijn. Eiser betwist dat directe familieleden getuige zijn geweest. Uit het dossier blijkt verder niet dat eiser een zelfmoordpoging heeft ondernomen en zichzelf in de polsen heeft gesneden. Eiser stelt dat hij zijn gordel na het ongeval heeft losgesneden. Dit verklaart waarom hij is aangetroffen met een mes en verwondingen aan zijn arm. Het CBR is er ten onrechte van uitgegaan dat de handgeschreven brief, waar het CBR in het bestreden besluit naar verwijst, van eiser is. Bovendien is de brief niet vóór het bestreden besluit aan de gemachtigde toegezonden. De gemachtigde kende deze brief niet en hem is niet de gelegenheid geboden op de brief te reageren. Dit is in strijd met het verdedigings-, het motiverings- en het zorgvuldigheidsbeginsel. Bovendien heeft de brief niet ten grondslag gelegen aan het primaire besluit en moet de brief om die reden buiten beschouwing worden gelaten.
De handgeschreven brief
8.1.
Voor het oordeel dat de handgeschreven brief (zie hiervoor in 2.4) buiten beschouwing moet worden gelaten omdat de brief niet aan het primaire besluit ten grondslag is gelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding. De brief is namelijk in elk geval bij het bestreden besluit betrokken en er is geen reden waarom het CBR dat niet had mogen doen. Er is evenmin aanleiding voor het oordeel dat de brief niet door eiser geschreven zou zijn. Eiser heeft zijn standpunt hierover ook niet toegelicht.
8.2.
Eiser heeft in de brief gereageerd op het voornemen van het CBR om de geldigheid van het rijbewijs van eiser te schorsen. In reactie op de stelling van de gemachtigde van eiser dat de brief niet vóór het bestreden besluit aan hem is toegezonden, heeft verweerder ter zitting verklaard dat hij niet heeft gecontroleerd of de handgeschreven brief deel uitmaakte van de stukken die aan de gemachtigde van eiser op diens verzoek zijn toegestuurd. Volgens verweerder is de brief mogelijk per abuis niet meegezonden. Gelet hierop neemt de rechtbank aan dat de gemachtigde de brief inderdaad niet vóór het bestreden besluit heeft ontvangen en er dus ook niet op heeft kunnen reageren. De brief had bij de stukken moeten zitten die het CBR aan de gemachtigde heeft toegestuurd. De rechtbank oordeelt echter dat eiser door dit gebrek niet is benadeeld omdat (de gemachtigde van) eiser in de beroepsfase voldoende gelegenheid heeft gehad te reageren op de brief. Ook aan dit gebrek gaat de rechtbank daarom met toepassing van artikel 6:22 van de Awb voorbij.
Het onderzoek
9.1.
Volgens vaste jurisprudentie behoeft voor het opleggen van een onderzoek naar de geschiktheid slechts het vermoeden van ongeschiktheid te worden vastgesteld. Juist het opgelegde onderzoek dient ertoe om tot een definitief oordeel te kunnen komen over de geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. [1] Een onderzoek kan onder meer worden opgelegd in het geval van ernstig gestoord inzicht of gedrag. De rechtbank oordeelt dat het CBR op deze grond heeft kunnen besluiten dat een onderzoek nodig was. De stukken bevatten namelijk aanwijzingen voor suïcidaal gedrag. Zo vermeldt het aanvullende mutatierapport dat bij de politie een melding is binnengekomen dat eiser zelfmoord wil plegen. Daarnaast bevat het dossier voldoende aanwijzingen dat eiser zichzelf heeft gesneden in de auto. Dit heeft eiser in zijn handgeschreven brief zelf ook bevestigd.
9.2.
De omstandigheid dat er geen op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal in het dossier zit, is geen reden voor een ander oordeel. Een mutatierapport is een aanvaarde vorm waarin door politieambtenaren waargenomen feiten en omstandigheden worden vastgelegd. [2] Dat niet bekend is wie de door de politie genoemde getuigen zijn, maakt niet dat aan de verklaring dat onder andere de hiervoor genoemde melding is binnengekomen, geen waarde kan worden gehecht. Eiser stelt verder op zichzelf terecht dat de twee mutatierapporten niet geheel met elkaar overeenkomen. Zo staat in het eerste mutatierapport dat eiser zijn polsen heeft doorgesneden, maar dat komt niet terug in het aanvullende mutatierapport. Dit doet er echter niet aan af dat de mutatierapporten, in combinatie met de handgeschreven brief van eiser zelf, voldoende aanleiding vormen voor het opleggen van een onderzoek. Dat eiser gewond is geraakt doordat hij zich heeft gesneden omdat hij zich na de aanrijding wilde lossnijden van zijn gordel, acht de rechtbank, gezien eisers handgeschreven brief, onvoldoende aannemelijk.
9.3.
De beroepsgronden slagen niet voor zover zij zien op het opgelegde onderzoek.
De schorsing
10.1.
Het CBR heeft de geldigheid van eisers rijbewijs geschorst op de grond dat eiser een poging tot zelfdoding met een motorrijtuig heeft ondernomen (artikel 5, onder b, van de Regeling). De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende aannemelijk is geworden. In de mutatierapporten is vermeld dat er aanwijzingen zijn dat eiser een suïcidepoging heeft gedaan door zichzelf te snijden in zijn arm of pols. Daaruit volgt niet dat eiser een poging tot zelfdoding heeft ondernomen “met een motorrijtuig”. Dat eiser tegen een lantaarnpaal is gereden, is ook onvoldoende voor die conclusie omdat dat ook een ongeluk kan zijn geweest. Ook de mutatierapporten gaan uit van die mogelijkheid omdat hierin is vermeld dat eiser “al dan niet opzettelijk” tegen een lantaarnpaal is gereden.
10.2.
Gelet op het bovenstaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Zij overweegt daartoe als volgt.
10.3.
Op de zitting heeft het CBR verklaard dat ook artikel 5, onder c, van de Regeling ten grondslag kan worden gelegd aan de schorsing van het rijbewijs van eiser. Het artikel schrijft voor dat een vordering tot overgifte van het rijbewijs geschiedt in het geval van duidelijke aanwijzingen dat de betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige. Naar het oordeel van de rechtbank waren deze duidelijke aanwijzingen in dit geval aanwezig. De rechtbank verwijst voor dit oordeel naar wat hiervoor in punt 9.1 is overwogen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen maar de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand laten. Het CBR heeft aan eiser een onderzoek naar de rijgeschiktheid mogen opleggen en de geldigheid van het rijbewijs mogen schorsen.
12. Omdat het beroep gegrond is, dient het CBR aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. Verder veroordeelt de rechtbank het CBR in de door eiser gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het CBR op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het CBR in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: Relevante wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
[…]
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
[…]
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 5
Een vordering tot overgifte van het rijbewijs, bedoeld in artikel 130, tweede lid, van de wet geschiedt in de volgende gevallen:
[…]
b. betrokkene heeft een poging tot zelfdoding met een motorrijtuig ondernomen;
c. er zijn duidelijke aanwijzingen dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige; […]
Artikel 6
In de gevallen, bedoeld in artikel 5, schorst het CBR overeenkomstig artikel 131, tweede lid, onderdeel a, van de wet de geldigheid van het rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, tenzij een educatieve maatregel als bedoeld in artikel 131, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt opgelegd of het CBR op grond van artikel 23, vierde of vijfde lid, afziet van het opleggen van een onderzoek.
Artikel 23
[…]
3. Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid dan wel geschiktheid:
[…]
b. in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder B, onderdelen I en II;
[…]
Bijlage
B. Geschiktheid
II. geestelijke geschiktheid
[…]
b. ernstig gestoord inzicht of gedrag;
[…]
g. poging tot zelfdoding in het verkeer;
[…]

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:657.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6338.