In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, [eiser], heeft na de verkoop van zijn onderneming een huurovereenkomst gesloten met drie huurders, waaronder [gedaagde 1], een vennootschap waarvan [gedaagde 3] de bestuurder is. De huurders hebben de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op 18 april 2023, na twee incidenten op 29 maart 2023: de verhuurder heeft een server uit het gehuurde meegenomen en heeft een van de huurders, [gedaagde 2], mishandeld. De kantonrechter oordeelt dat de verhuurder zich niet als goed verhuurder heeft gedragen, wat de huurders het recht gaf om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst de vorderingen van de verhuurder af en verklaart de ontbinding van de huurovereenkomst rechtsgeldig. Tevens worden de door de verhuurder gelegde conservatoire beslagen opgeheven. De proceskosten worden toegewezen aan de huurders, omdat de verhuurder grotendeels ongelijk heeft gekregen.