Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift met producties van [verzoekster01];
- het verweerschrift met producties van Albeda;
mr. J. L. Aarts. Namens Albeda waren aanwezig [naam 1] (HR-adviseur) en [naam 2] (juridisch adviseur), bijgestaan door de gemachtigde mr. F.M. Dekker. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, beide partijen aan de hand van spreekaantekeningen, die door hen zijn overgelegd en die deel uitmaken van het procesdossier. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
2.De feiten
Artikel 1.1
3.Het (gezamenlijk) verzoek en verweer
4.De beoordeling
desverzocht in de gelegenheid gesteld afzonderlijk een verzoekschrift en verweerschrift in te dienen. Partijen hebben te kennen gegeven dat hoger beroep tegen deze uitspraak is uitgesloten. Cassatieberoep is niet uitgesloten.
overige dagen’. Deze dertig overige dagen vallen grotendeels samen met de schoolvakanties, met de feestdagen als bedoeld in artikel 1.1 CAO MBO en dagen waarvan Albeda bepaalt dat niet hoeft te worden gewerkt (zoals de vrijdag na Hemelvaartsdag, die ook wel als ‘brugdag’ wordt aangeduid). Tijdens de dertig overige dagen heeft [verzoekster01] geen verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. De dertig overige dagen worden in de CAO MBO niet expliciet geduid.
- 26 mei 2022 (Hemelvaartsdag)
- 27 mei 2022 (brugdag)
- 6 juni 2022 (Tweede Pinksterdag)
- 11 tot en met 24 juli 2022 (eerste twee weken van de zomervakantie).
“Een jaar kent meer dagen dan het aantal dagen dat een werknemer vult met het verrichten van werkzaamheden, vakantiedagen en feestdagen. Deze overige dagen zijn dagen waarop de werknemer niet kan worden ingezet voor het verrichten van werkzaamheden, omdat hij zijn jaartaak al heeft gemaakt. Dit betreffen géén vakantiedagen in de zin van het BW en artikel 8.1.”Voor wat betreft de feestdagen bepaalt art. 8.1 lid 2 CAO MBO dat deze dagen niet als vakantiedag kunnen worden aangemerkt. Zouden de overige dertig dagen wel als vakantie hebben te gelden, dan zou het stellen van prejudiciële vragen ook niet nodig zijn. Hierover heeft de Hoge Raad op 6 november 2020 immers al geoordeeld dat samenloop tussen zwangerschaps- en bevallingsverlof en vakantie moet worden gecompenseerd. Nu de overige dagen niet als vakantie ex art. 7:634 BW hebben te gelden, resteert de vraag hoe deze dan wel moeten worden gekwalificeerd alsmede of het niet compenseren van deze dagen in geval van samenloop met zwangerschaps- en bevallingsverlof leidt tot verboden onderscheid op grond van geslacht.