ECLI:NL:RBROT:2024:3482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
C/10/671752 / JE RK 24-48
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

Op 19 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (GI) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en om een machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden. De moeder van [naam kind], vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.B. van den Ouden, was aanwezig bij de zitting, maar de GI was niet verschenen, ondanks dat zij correct was opgeroepen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI eerder had toegezegd een vaste jeugdbeschermer aan te stellen, maar dit was niet gebeurd. De moeder heeft aangegeven dat zij en [naam kind] goede hulp en begeleiding ontvangen van Sjaloom Zorg en de jeugdreclassering, en dat zij vertrouwen hebben in deze begeleiding. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [naam kind], de noodzakelijke zorg en begeleiding door de moeder en [naam kind] zelf wordt geaccepteerd. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling, gezien de afwezigheid van de GI en het gebrek aan contact, geen meerwaarde heeft.

Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/671752 / JE RK 24-48
Datum uitspraak: 19 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[naam kind],
geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats],
advocaat mr. E.B. van den Ouden, kantoorhoudende in Oude-Tonge.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 3 januari 2024;
  • de brief van de GI van 12 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 februari 2024. Daarbij waren de moeder en haar advocaat aanwezig.
1.3.
De GI is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de GI wel juist is opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [naam kind] in de gelegenheid gesteld zijn mening te geven.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind].
2.2.
[naam kind] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 13 februari 2023 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot
24 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van één jaar. Daarnaast verzoekt de GI een machtiging om [naam kind] uit huis te plaatsen voor de duur van drie maanden in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Bij brief van 12 februari 2024 heeft de GI haar verzoek tot machtiging uithuisplaatsing ingetrokken.

4.De standpunten

Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij het niet eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De GI voert de ondertoezichtstelling niet naar behoren uit. De GI heeft op de vorige zitting van 10 januari 2024 toegezegd dat er binnen een week contact met de moeder zou worden gezocht; dat is niet gebeurd. De jeugdreclasseerder is wel betrokken; met haar is het contact goed. De moeder vindt dat voldoende. Vanuit Sjaloom Zorg is er ook intensieve begeleiding voor moeder en zoon. De kosten die de gemeente nu maakt voor de ondertoezichtstelling kan volgens de moeder beter ingezet worden voor uitbreiding van de hulp van Sjaloom Zorg.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat de gronden voor een ondertoezichtstelling, zoals gesteld in artikel 1:255, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), niet meer aanwezig zijn. De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
5.2.
Gebleken is dat [naam kind] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is onder meer sprake van schoolverzuim en een strafrechtelijke veroordeling. [naam kind] zit niet altijd goed in zijn vel en durft niet zonder zijn moeder naar buiten. Op school is hij gepest. Het lukt hem ook niet om zijn bijbaan te behouden. Recent is hij enkele dagen uit huis geplaatst geweest.
5.3.
Uit de stukken en het besprokene op de zitting is gebleken dat moeder en zoon hulp en begeleiding accepteren van Sjaloom Zorg en de jeugdreclassering. Zij hebben in deze begeleiders vertrouwen en ervaren met hen een goede samenwerking. De begeleiding van Sjaloom Zorg kan ook zonder ondertoezichtstelling uitgebreid worden, indien nodig.
5.4.
Tijdens de zitting van 10 januari 2024 heeft de GI toegezegd dat er in de week na de zitting een vaste jeugdbeschermer beschikbaar zou zijn om samen met de moeder de voorwaarden te bespreken waaronder [naam kind] weer thuis zou kunnen wonen. Niet weersproken heeft de moeder gesteld dat er na die zitting geen enkel contact met haar is geweest. De Evaluatie OTS rapportage lijkt ook zonder haar (recente) inbreng te zijn opgesteld. Als jeugdbeschermer staat daarin vermeld: Landelijk doorstroomteam LJ&R. [naam kind] woont sinds 10 januari 2024 weer thuis en er zijn geen signalen dat dat niet goed gaat.
5.5.
De GI is zonder bericht niet ter zitting verschenen.
5.6.
De kinderrechter is op grond van vorenstaande van oordeel dat er weliswaar sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind], maar dat de moeder en [naam kind] de zorg die in verband met het wegnemen van deze bedreiging nodig is voldoende accepteren (art. 1:255 eerste lid, aanhef en onder a BW). Daarnaast heeft een ondertoezichtstelling waarbij de GI in feite al maanden afwezig is, geen meerwaarde. Integendeel, het werkt averechts, omdat hierdoor het vertrouwen van moeder en zoon in de GI verdwenen is. De kinderrechter zal dan ook het verzoek afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. N.E. Moerkerken als griffier, en op schrift gesteld op 12 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.