Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van 3 januari 2024;
- de brief van de GI van 12 februari 2024.
2.De feiten
24 februari 2024.
Rechtbank Rotterdam
Op 19 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (GI) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en om een machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden. De moeder van [naam kind], vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.B. van den Ouden, was aanwezig bij de zitting, maar de GI was niet verschenen, ondanks dat zij correct was opgeroepen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI eerder had toegezegd een vaste jeugdbeschermer aan te stellen, maar dit was niet gebeurd. De moeder heeft aangegeven dat zij en [naam kind] goede hulp en begeleiding ontvangen van Sjaloom Zorg en de jeugdreclassering, en dat zij vertrouwen hebben in deze begeleiding. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [naam kind], de noodzakelijke zorg en begeleiding door de moeder en [naam kind] zelf wordt geaccepteerd. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling, gezien de afwezigheid van de GI en het gebrek aan contact, geen meerwaarde heeft.
Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.