ECLI:NL:RBROT:2024:3533

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
24/3361
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening bij woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, een meerderjarige dochter, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van de woning van haar gezin door de burgemeester van Maassluis, die deze maatregel had opgelegd vanwege de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in de woning. Tijdens een politie-inval op 12 januari 2024 werden meer dan 25 kilo harddrugs, waaronder MDMA, GHB en 2C-B, en een bedrag van € 12.000,- aangetroffen. De burgemeester besloot de woning voor drie maanden te sluiten, maar verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening zodat zij en haar minderjarige broer in de woning konden blijven wonen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, waarbij hij heeft overwogen dat er geen verwijtbaarheid is bij verzoekster en haar broer, en dat sluiting van de woning hen zou belemmeren in hun dagelijkse leven, zoals werk en school. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van de stabiliteit van de thuissituatie voor de minderjarige en de verzoekster, vooral gezien hun psychische kwetsbaarheid en de afwezigheid van alternatieve opvangmogelijkheden in de regio. De burgemeester had niet voldoende gemotiveerd waarom een lichtere maatregel niet mogelijk was, en de voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting van de woning niet evenwichtig was. Daarom werd het besluit van de burgemeester geschorst, waardoor verzoekster en haar broer voorlopig in hun woning konden blijven wonen.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de burgemeester het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster moet vergoeden, wat in totaal € 1.937,- bedraagt. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma, en is openbaar uitgesproken op 19 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3361

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit Maassluis, verzoekster

(gemachtigde: mr. J. Vermaat),
en

de burgemeester van Maassluis

(gemachtigde: mr. P.H. Harent).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [persoon A] en [persoon B] uit Maassluis.

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 20 maart 2024 heeft de burgemeester de woning van verzoekster gesloten voor drie maanden per 4 april 2024 vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van de burgemeester, [persoon C] en [persoon D] (namens de burgemeester).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. [persoon A] en [persoon B] (de ouders van verzoekster) wonen samen met verzoekster (20 jaar) en hun 16-jarige zoon [naam] op het adres [adres] in Maassluis. De ouders zijn de eigenaars van deze woning.
4. In verband met een strafrechtelijk onderzoek naar de handel in verdovende middelen heeft de politie op 12 januari 2024 de woning doorzocht. In de woning is ruim 11 kilo MDMA, ruim 14 kilo GHB, 208,7 gram 2C-B (harddrugs), 39,3 gram 3-MMC (softdrugs) en ongeveer € 12.000,- aan contant geld aangetroffen. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 15 februari 2024.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. Naar aanleiding van de rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning te sluiten tot en met 4 juli 2024. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij voorlopig in de woning kan blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoekster immers gedurende de komende drie maanden geen toegang tot haar woning.
Beoordelingskader
9. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
10. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Maassluis tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidsregel Artikel 13b Opiumwet 2020. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
11. De burgemeester is in beginsel bevoegd om een woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in de woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. In de woning van verzoekster is ruim 25 kilo harddrugs aangetroffen. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester bevoegd was om verzoeksters woning te sluiten vanwege een overtreding van de Opiumwet.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
12. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
13. Verzoekster voert aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. Er is geen overlast geweest en ook geen loop naar de woning, er zijn geen eerdere meldingen bij de politie gedaan, er zijn ook na de doorzoeking geen meldingen gedaan en de bewoners hebben geen antecedenten. Daarnaast zit de hoofdbewoner in voorarrest en het is niet te verwachten dat hij op korte termijn vrij komt.
Verzoekster vindt dat de burgemeester had kunnen volstaan met een lichtere maatregel, zoals het opleggen van een last onder dwangsom.
14. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. Uit de rechtspraak blijkt dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning als een ernstig geval in deze zin kan worden aangemerkt.
15. Door de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs is het aannemelijk dat deze geheel of gedeeltelijk bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs kon niet met een minder verstrekkende maatregel worden volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde [1] . Voorts is sprake van tenminste twee TCI-meldingen waaruit volgens de burgemeester blijkt dat de woning bekend is in het criminele (drugs)circuit. Uit deze omstandigheden volgt dat de burgemeester het noodzakelijk mocht achten de woning te sluiten.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
16. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van een woning noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat (de duur van) de sluiting evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
17. Volgens het beleid van de burgemeester kan in bepaalde situaties worden overwogen om een last onder dwangsom op te leggen. Als voorbeelden worden genoemd de aanwezigheid van drugs zonder indicaties van overlast en de aanwezigheid van minderjarige kinderen in combinatie met andere omstandigheden. In het Beleid is vermeld dat in beginsel de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van vervangende woonruimte, maar dat de burgemeester zich dient te vergewissen van geschikte opvang.
Uit de bestuurlijke rapportage blijkt niet dat er sprake was van overlast(meldingen) of een loop naar de woning. Daarnaast is [naam] minderjarig en heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat verzoekster en [naam] geen verwijt wordt gemaakt van wat er in de woning is aangetroffen. De burgemeester heeft in het bestreden besluit niet gemotiveerd waarom er desondanks geen aanleiding bestond om te volstaan met een last onder dwangsom. Dit kan in de beslissing op bezwaar worden hersteld.
18. Verzoekster heeft aangevoerd dat er sprake is van gezinsproblematiek en dat de burgemeester hiervan op de hoogte is. De vader is een ex-militair die uitgezonden is geweest naar het voormalige Joegoslavië en heeft PTSS. In het gezin is sprake geweest van huiselijk geweld. Verzoekster en [naam] hebben ook PTSS, zoals blijkt uit de overgelegde medische informatie. Zij hebben daarom een veilige en stabiele thuissituatie nodig. Daarnaast werkt verzoekster in Maasdijk en zit [naam] in zijn eindexamenjaar van het VMBO. Het eindexamen begint binnenkort. Verzoekster en [naam] hebben in de regio geen vervangende opvangmogelijkheden. Hun opa en oma wonen in de buurt, maar die wonen in een seniorenflat en er is weinig ruimte. Ook is opa volgens verzoekster dementerend. Het is ook niet mogelijk om buiten de regio bij familie te verblijven.
19. Hoewel het voor verzoekster en [naam] , gelet op hun psychische kwetsbaarheid, zwaar zal zijn om niet in hun eigen woning te kunnen blijven, is dit op zichzelf geen reden om de sluiting onevenwichtig te achten. De voorzieningenrechter vindt het wel van groot belang dat verzoekster en [naam] gedurende een eventuele sluiting van de woning in deze regio kunnen verblijven, zodat verzoekster haar baan kan behouden en [naam] zonder al te veel problemen eindexamen kan doen. Verzoekster heeft gesteld dat er in de regio geen opvangmogelijkheden zijn bij familie of vrienden en dat zonder succes is gezocht naar andere woonruimte. De burgemeester heeft deze stellingen niet of onvoldoende weersproken. Tijdens de zitting heeft de burgemeester verklaard dat er vanuit de gemeente is gezocht naar opvang voor verzoekster, haar moeder en [naam] , maar dat dit nog niet is gelukt. Er is in Maassluis een beperkt aantal opvangplekken, maar daar zijn wachtlijsten voor. De burgemeester ziet wel oplossingen in de vrije sector en is bereid om daar een financiële tegemoetkoming voor te geven (bijvoorbeeld één maand huur). Er lijkt dus sprake te zijn van een situatie waarbij de burgemeester de woning zo snel mogelijk wil sluiten zonder dat er voor verzoekster en [naam] vervangende woonruimte is. De voorzieningenrechter vindt dit een onwenselijke situatie die naar voorlopig oordeel zwaarder weegt dan de door de burgemeester gestelde belangen. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen door het bestreden besluit te schorsen. Hierdoor kunnen verzoekster en [naam] vooralsnog in hun eigen woning blijven wonen. Het staat de burgemeester vrij om de voorzieningenrechter te vragen deze voorlopige voorziening op te heffen als er voor verzoekster en [naam] in de regio vervangende opvang is gevonden.

Conclusie en gevolgen

20. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar. Dat betekent dat de burgemeester de woning vooralsnog niet mag sluiten.
21. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Verzoekster krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277.