ECLI:NL:RBROT:2024:3537

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
C/10/673694 / KG ZA 24-130
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over concurrentie- en relatiebeding in managementovereenkomst tussen Witsand CAF B.V. en Capitol Steel Technologies B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Witsand CAF B.V. (eiseres) en Capitol Steel Technologies B.V. (gedaagde). Het geschil betreft de opzegging van een managementovereenkomst door CST en de vraag of de werkzaamheden die Witsand voor Buhlmann Netherlands B.V. wil verrichten, onder het concurrentie- en relatiebeding van die overeenkomst vallen. Witsand stelt dat de Buhlmann Group geen concurrent is van CST, terwijl CST dit tegenspreekt en stelt dat de werkzaamheden van Witsand bij Buhlmann NL wel degelijk in strijd zijn met het concurrentiebeding. De voorzieningenrechter oordeelt dat CST voldoende aannemelijk maakt dat de Buhlmann Group een directe concurrent is van Stainalloy, een dochteronderneming van CST, en dat de werkzaamheden van Witsand bij Buhlmann NL onder het concurrentiebeding vallen. Witsand's verzoek om schorsing van het concurrentiebeding wordt afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat het handhaven van het beding niet onaanvaardbaar is. Witsand wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/673694 / KG ZA 24-130
Vonnis in kort geding van 16 april 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITSAND CAF B.V.,
statutair gevestigd te Berkel en Rodenrijs,
eiseres,
advocaat mr. M.A. Molster te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAPITOL STEEL TECHNOLOGIES B.V.,
statutair gevestigd te Sliedrecht,
gedaagde,
advocaten mr. J. Schulp en mr. R.W.G. Top te Amsterdam.
Partijen worden hierna Witsand en CST genoemd.

1.De zaak in het kort

CST heeft de managementovereenkomst met Witsand opgezegd. Witsand wenst in opdracht van Buhlmann Netherlands B.V. werkzaamheden te gaan verrichten. CST maakt daartegen bezwaar, welk bezwaar is gegrond op het in de managementovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebeding. Het geschil draait om de vraag of het verrichten van werkzaamheden door Witsand voor Buhlmann Netherlands B.V. valt onder het bereik van het concurrentie- en relatiebeding en, zo ja, of er omstandigheden zijn die een schorsing van dat beding rechtvaardigen op grond van artikel 6:248 lid 2 BW.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 februari 2024, met 11 producties;
  • de conclusie van antwoord, met 22 producties;
  • de productie 12 van Witsand;
  • de mondelinge behandeling op 2 april 2024, waarbij Witsand haar vordering heeft verminderd;
  • de pleitnota van Witsand;
  • de pleitnota van CST.
3. De feiten
3.1.
In 2014 is dhr. [persoon A] (hierna: [persoon A] ) in dienst getreden bij Stainalloy Nederland B.V. (hierna: Stainalloy), een dochtervennootschap van CST.
3.2.
Met ingang van 1 januari 2021 is [persoon A] werkzaam bij Stainalloy in de functie van [functie 1] op basis van een managementovereenkomst, gesloten tussen CST en Witsand (de persoonlijke vennootschap van [persoon A] ). De managementovereenkomst bevat een concurrentie- en relatiebeding (artikel 5) en een geheimhoudingsbeding (artikel 6). Deze bedingen gelden voor zowel Witsand als [persoon A] . [persoon A] heeft de managementovereenkomst ondertekend namens Witsand en voor zichzelf (ter bevestiging van artikel 5 en 6).
3.3.
Bij brief van 30 juni 2023 aan Witsand heeft CST de managementovereenkomst opgezegd tegen 1 januari 2024. Sinds een op non-actiefstelling per 9 september 2023 verricht [persoon A] feitelijk geen werkzaamheden meer voor Stainalloy. Sinds 12 september 2023 is [persoon A] afgesloten van de bedrijfsaccounts en -systemen van Stainalloy.
3.4.
Medio december 2023 heeft [persoon A] aan CST meegedeeld dat hij het voornemen heeft om vanaf 2024 als [functie 2] te gaan werken in opdracht van de Buhlmann Group en dat hij in het kader van het concurrentie- en relatiebeding met CST in overleg wenst te treden over die opdracht.
3.5.
Eind december 2023 heeft CST aan [persoon A] bericht dat de Buhlmann Group een concurrent is van CST en dat het [persoon A] niet vrijstaat om voor de Buhlmann Group of een daaraan gelieerde onderneming werkzaamheden te gaan verrichten.
3.6.
Buhlmann Netherlands B.V. (hierna: Buhlmann NL), waar Witsand/ [persoon A] de in 3.4. bedoelde opdracht en meer specifiek de functie van [functie 2] , feitelijk wil gaan uitvoeren, maakt deel uit van de Buhlmann Group.
3.7.
Partijen hebben over en weer gecorrespondeerd, maar dit heeft niet tot een overeenstemming geleid.

4.Het geschil

4.1.
Witsand vordert – na eisvermindering – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. het tussen partijen in artikel 5.1 sub a en c van de managementovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding en relatiebeding, voorwaardelijk, voor het geval in rechte mocht blijken dat Buhlmann NL een concurrent is van CST, te schorsen dan wel geheel buiten werking te stellen, met ingang van de eerst mogelijke datum na het te wijzen vonnis en totdat de bodemrechter anders heeft beslist;
subsidiair
2. het tussen partijen in artikel 5.1 sub a en c van de managementovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding en relatiebeding, voorwaardelijk, voor het geval in rechte mocht blijken dat Buhlmann NL een concurrent is van CST, ten aanzien van Buhlmann NL te schorsen dan wel buiten werking te stellen, met ingang van de eerst mogelijke datum na het te wijzen vonnis en totdat de bodemrechter anders heeft beslist.
meer subsidiair
3. het tussen partijen in artikel 5.1 sub a van de managementovereenkomst overeengekomen concurrentiebeding, voorwaardelijk, voor het geval in rechte mocht blijken dat Buhlmann NL een concurrent is van CST, ten aanzien van Buhlmann NL te schorsen dan wel buiten werking te stellen, met ingang van de eerst mogelijke datum na het te wijzen vonnis en totdat de bodemrechter anders heeft beslist;
primair en (meer) subsidiair
4. CST te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
4.2.
CST concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Witsand in de kosten van de procedure waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Het spoedeisend belang van Witsand bij haar vorderingen vloeit voort uit de aard van de vorderingen en wordt ook niet betwist door CST.
5.2.
Het geschil draait om de vraag of de inzet van [persoon A] als [functie 2] bij (de feitelijke) opdrachtgever Buhlmann NL, een overtreding oplevert van het concurrentie- en relatiebeding van artikel 5.1 van de managementovereenkomst (hierna: het concurrentiebeding).
5.3.
Het concurrentiebeding luidt, voor zover relevant, als volgt:
5.1
Het is de Opdrachtnemer[noot vzr: Witsand]
en de door deze ter beschikking gestelde Manager[noot vzr: [persoon A] ]
, uitdrukkelijk verboden om gedurende de looptijd van deze Managementovereenkomst, maar ook gedurende een periode van 18 maanden na de beëindiging van deze Managementovereenkomst, te rekenen vanaf de dag waarop de Werkzaamheden feitelijk zijn beëindigd:
a. direct of indirect betrokken te zijn bij, of enige persoon te benaderen met het oog op betrokkenheid bij, zakelijke activiteiten die betrekking hebben op de ontwikkeling van of de handel in producten, of op de verlening van diensten, die op de datum waarop de Werkzaamheden feitelijk zijn beëindigd, door de Vennootschapnoot vzr: Stainalloy]
en Opdrachtgever[noot vzr: CST]
worden ontwikkeld, verhandeld of verleend of die daarmee zouden kunnen concurreren;
b. (…)
c. een klant, leverancier of andere persoon die een zakelijke relatie onderhoudt met de Vennootschap en Opdrachtgever over te halen of te trachten over te halen zijn relatie met de Vennootschap en Opdrachtgever te beëindigen of dit anderszins te bewerkstelligen, of iets te doen waardoor die relatie nadelig beïnvloed zou kunnen worden, dan wel een concurrent van de Vennootschap en Opdrachtgever bij te staan, bij te doen staan of te trachten bij te staan bij de onder a. genoemde activiteiten;
(…)”
Artikel 5.2 van de managementovereenkomst bevat een boetebepaling in geval van overtreding van het concurrentiebeding.
5.4.
Witsand stelt zich primair op het standpunt dat het verrichten van werkzaamheden voor Buhlmann NL niet valt onder de reikwijdte van het concurrentiebeding, omdat Buhlmann NL noch de Buhlmann Group concurrenten zijn van CST of Stainalloy.
Subsidiair meent Witsand dat CST aan het beding geen rechten kan ontlenen dan wel dat het beding moet worden geschorst of buiten werking moet worden gesteld op grond van artikel 6:248 lid 2 BW.
Vallen werkzaamheden voor Buhlmann NL onder het concurrentiebeding?
5.5.
Witsand stelt dat Buhlmann NL het grootste voorraadmagazijn binnen de Buhlmann Group houdt en vanuit het magazijn alleen producten levert aan dochter- en zusterondernemingen binnen de Buhlmann Group, die de producten op hun beurt op de markt verkopen. Daarvan uitgaand, zijn de activiteiten van Buhlmann NL niet direct concurrerend aan die van Stainalloy.
5.6.
Voor de beoordeling of de voorgenomen nieuwe functie van Witsand (en [persoon A] ) bij Buhlmann NL onder de werking van het concurrentiebeding valt, moet echter ook worden gekeken naar de activiteiten van de Buhlmann Group. Buhlmann NL behoort immers tot de Buhlmann Group en haar activiteiten zijn dienstig aan de overige ondernemingen binnen de Buhlmann Group. Zodra [persoon A] werkzaam is bij Buhlmann NL, valt niet te controleren in hoeverre hij bedrijfsgevoelige kennis van Stainalloy deelt met andere bedrijven binnen de Buhlmann Group. Het concurrentiebeding en ook het geheimhoudingsbeding strekken er juist toe om dit belang van Stainalloy en CST te waarborgen. Dat klemt temeer, nu [persoon A] in zijn e-mail van 15 december 2023 aan CST aanvankelijk nog meedeelde dat hij werkzaamheden zou gaan verrichten voor de Buhlmann Group en dat later is gewijzigd in een functie bij Buhlmann NL.
5.7.
Niet in geschil is dat Stainalloy en de Buhlmann Group allebei handelsondernemingen zijn in staalproducten (zie randnummer 6.1. pleitnota Witsand).
CST neemt het standpunt in dat de Buhlmann Group een directe concurrent is van Stainalloy, doordat zij dezelfde producten ontwikkelt en verhandelt en dezelfde diensten verricht. Witsand meent dat er vrijwel geen enkele overlap is in activiteiten, nu de ondernemingen in andere markten actief zijn en andere typen staalsoorten verhandelen.
5.8.
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de Buhlmann Group (veelal) dezelfde producten verhandelt en op dezelfde markt actief is als Stainalloy. Daartoe is het volgende redengevend:
a. Stainalloy levert staalproducten, waaronder buizen, fittingen en flenzen, voornamelijk aan de offshore-, de olie- en gas- en de petrochemische industrie. Uit de website van de Buhlmann Group (productie 13 van CST) volgt dat zij dezelfde staalproducten levert aan dezelfde industrieën. De stelling van Witsand dat Stainalloy zich richt op ‘witte materialen’ (staalsoorten met elementen om corrosie tegen te gaan, zoals duplex, nikkel en chroom) en de Buhlmann Group zich beperkt tot ‘zwarte materialen’ (koolstofstaalsoorten die niet bestendig zijn tegen corrosie), wordt gelogenstraft door de website van de Buhlmann Group, waarop te lezen is (productie 18 van CST):
“Als expert in de sector Speciale Materialen levert de BUHLMNANN Group buizen, pijpen, fittingen en flenzen uit duplex, nikkellegeringen, titanium en andere speciale kwaliteiten. Dit soort materialen wordt toegepast in de chemische procesindustrie, in de energietechniek, in de olie- en gasindustrie en ook voor de productie van fosfaatmeststoffen en industriële ovens.”
Het is mogelijk dat de focus van Buhlmann Group de laatste jaren steeds meer gericht is op levering aan de hernieuwbare energiemarkt, zoals Witsand stelt. Dat neemt echter niet weg dat zij op dit moment nog steeds actief is op dezelfde markten als Stainalloy. Bovendien sluit dat niet uit dat die focusverlegging in de toekomst weer wijzigt.
Volgens CST komen Stainalloy en de Buhlmann Group elkaar veelvuldig tegen als concurrenten bij dezelfde projecten. Als voorbeeld verwijst zij naar een aanbestedingsproject (project AVL) waarvoor zowel Stainalloy als de Buhlmann Group zich hadden ingeschreven (productie 14 van CST). Witsand heeft dat niet bestreden, en louter gesteld dat [persoon A] geen zakelijk contact zal hebben met die klant. Daarnaast heeft CST onweersproken gesteld dat beide bedrijven zich hadden aangemeld voor het aanbestedingsproject ‘Amiral’. Dat Stainalloy uiteindelijk niet mocht meedoen aan die aanbesteding, omdat zij kennelijk niet beschikte over de vereiste Aramco-goedkeuring, doet er niet aan af dat zij wel had ingeschreven.
CST heeft printscreens overgelegd van de websites van Stainalloy en de Buhlmann Group. Daarop is een overzicht te zien van het assortiment aan buizen, fittingen en flenzen dat klanten kunnen bestellen (producties 17 en 18 van CST). Het verweer van Witsand dat het slechts gaat om een overzicht van alle mogelijke codes van elk product, dat niets zegt over de aanwezige voorraad, is niet aannemelijk. Bij de overzichten van de Buhlmann Group is bij herhaling vermeld dat de buizen, fittingen en flenzen verkrijgbaar zijn in alle standaarden en specials. CST heeft in beide overzichten de producten die zowel door Stainalloy als de Buhlmann Group als standaard en op maat worden aangeboden, geel gemarkeerd. Duidelijk is dat het gaat om een aanzienlijk aantal.
Blijkens producties 19 en 21 van CST bieden Stainalloy en de Buhlmann Group aanvullende diensten die verder gaan dan enkel het leveren van staalproducten. Net als Stainalloy verleent de Buhlmann Group services op het gebied van kwaliteitscontroles, procesbeheersing en logistieke diensten.
5.9.
Aldus is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de Buhlmann Group een directe concurrent is van Stainalloy, en Buhlmann NL een indirecte concurrent. Dat brengt met zich dat, indien Witsand en/of [persoon A] in opdracht van Buhlmann NL werkzaamheden gaan verrichten, zij in ieder geval indirect betrokken zijn bij zakelijke activiteiten die concurreren met die van Stainalloy. Die handelwijze valt onder de reikwijdte van het concurrentiebeding.
Is er reden het concurrentiebeding te schorsen?
5.10.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vordering tot het buiten werking stellen van het concurrentiebeding niet verdraagt met het voorlopige karakter van een kort geding en reeds om die reden niet toewijsbaar is. Een schorsing is in kort geding wel mogelijk.
5.11.
Witsand meent dat het in stand houden van het concurrentiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). Zij betoogt (1) dat de te verrichten werkzaamheden van Witsand voor Buhlmann NL geen dreiging vormen voor het bedrijfsdebiet van CST en Stainalloy, (2) dat CST verwijtbaar jegens Witsand heeft gehandeld door zelf de afspraken uit de managementovereenkomst niet na te komen en (3) dat de persoonlijke omstandigheden van [persoon A] een schorsing rechtvaardigen.
5.12.
Voor de eerste grond voert Witsand aan dat de staalmarkt volatiel is in prijs en levertijden. Dat is relevant omdat [persoon A] al sinds september 2023 niet meer in contact staat met de markt en de klanten van Stainalloy, zodat hij zijn kennis van de marges en prijsstellingen van Stainalloy niet kan misbruiken. Daarnaast zal [persoon A] als [functie 2] bij Buhlmann NL geen contacten onderhouden met klanten, leveranciers en relaties in de petrochemische industrie, aldus Witsand.
5.13.
De voorzieningenrechter volgt Witsand hierin niet. CST wijst er terecht op dat een volatiele markt er niet aan af doet dat [persoon A] kennis heeft van de wijze waarop de prijzen van Stainalloy zijn samengesteld en berekend, van contactgegevens van leveranciers en klanten en van strategische gegevens over Stainalloy. Daarbij weegt mee dat [persoon A] sinds 2014 werkzaam is bij Stainalloy en voordat hij [functie 1] werd jarenlang de functie van commercial director beoefende. Een concurrentiebeding is juist bedoeld om de dreiging dat dergelijke kennis van bedrijfsgevoelige aard in handen komt van een concurrent, af te weren.
Dat [persoon A] , zoals Witsand stelt, in feite geen commerciële taken zal uitoefenen bij Buhlmann NL, vermindert die dreiging niet. Nog afgezien van het feit dat het niet uitoefenen van commerciële taken bij een functie van [functie 2] eigenlijk niet voorstelbaar is, sluit de voorgenomen functie niet uit dat [persoon A] kennis over Stainalloy kan delen met de Buhlmann Group. Bovendien kan de voorzieningenrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat de Buhlmann Group uiteindelijk een strategische en/of commerciële rol ziet weggelegd voor [persoon A] . Witsand stelt immers dat het de bedoeling is dat [persoon A] bij Buhlmann NL aan de slag gaat met het oog om binnen afzienbare termijn de managing director aldaar op te volgen. Daarnaast weegt mee dat [persoon A] aanvankelijk nog aan CST meedeelde dat hij in opdracht van de Buhlmann Group als [functie 2] zou focussen op de ontwikkeling van de sales in verschillende Europese landen, maar dat zijn functie, nadat CST daartegen bezwaar maakte, werd ‘beperkt’ tot een niet-commerciële functie bij Buhlmann NL.
5.14.
Witsand voert, ter onderbouwing van haar stelling dat CST verwijtbaar jegens haar heeft gehandeld, samengevat aan dat CST bepaalde vergoedingen niet (tijdig) heeft voldaan en dat CST zich negatief heeft uitgelaten over [persoon A] tegenover derden. Daartegenover staat het betoog van CST dat zij de betaling van vergoedingen heeft opgeschort in verband met civiel- en strafrechtelijk laakbaar handelen door [persoon A] en dat zij zich aan het beraden is over het instellen van een bodemprocedure om schade op [persoon A] te verhalen. In het licht van dat nog lopende geschil, dat in de onderhavige procedure niet wezenlijk aan de orde is gekomen, kan niet worden vastgesteld of CST ernstig verwijtbaar jegens Witsand c.q. [persoon A] heeft gehandeld, laat staan dat haar handelwijze op dit punt zodanig ernstig verwijtbaar is dat het houden van Witsand aan het concurrentiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
5.15.
De door Witsand aangedragen maar zeer beperkt geconcretiseerde en niet onderbouwde persoonlijke omstandigheden van [persoon A] , leiden niet tot een ander oordeel. Tegen de achtergrond dat de Buhlmann Group een directe concurrent is van Stainalloy en [persoon A] een wezenlijke functie gaat beoefenen ten behoeve van de Buhlmann Group, is de omstandigheid dat Witsand bereid is om te praten over een overstap onder voorwaarden en [persoon A] anders een fikse promotie (als managing director van Buhlmann NL) misloopt, gelet op die nauwelijks geconcretiseerde en onderbouwde omstandigheden, onvoldoende om het belang van Witsand bij schorsing van het concurrentiebeding zwaarder te laten wegen dan het belang van CST bij handhaving van het concurrentiebeding.
5.16.
De voorzieningenrechter merkt in dit verband nog wel het volgende op. Het concurrentiebeding heeft een looptijd van 18 maanden, te rekenen vanaf de dag waarop de werkzaamheden van [persoon A] feitelijk zijn beëindigd. Dat betekent dat, nu [persoon A] per 9 september 2023 feitelijk geen werkzaamheden meer verricht voor Stainalloy, aangenomen moet worden dat het concurrentiebeding komt te vervallen met ingang van 9 maart 2025. Dat Witsand/ [persoon A] zich volgens CST nog tot 1 januari 2024 beschikbaar moest houden is daarop, naar voorlopig oordeel, niet van invloed; alleen al niet omdat [persoon A] vanaf 12 september 2023 (ook) werd afgesloten van alle bedrijfsaccounts en -systemen van Stainalloy.
5.17.
Witsand wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De voorzieningenrechter ziet echter aanleiding een deel van het door CST betaalde griffierecht voor eigen rekening te laten. Bij dagvaarding had Witsand ook een vordering ingesteld tot betaling door CST van de managementvergoeding over december 2023 van € 18.809,96, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Nadat CST die vergoeding met wettelijke rente (onder protest) had betaald, heeft Witsand die vordering ingetrokken. Vanwege deze vordering van bepaalde waarde, is bij beide partijen een bedrag van € 2.889,00 aan griffierecht in rekening gebracht. Als CST vóór aanvang van de procedure voor betaling had gezorgd, was het griffierecht voor een zaak van onbepaalde waarde van € 688,00 bij partijen in rekening gebracht. Onder die omstandigheid dient CST het meerdere boven € 688,00 dat zij aan griffierecht heeft voldaan, zelf te dragen. De kosten van CST die voor rekening komen van Witsand, worden dan ook begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00
5.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt Witsand in de proceskosten, aan de zijde van CST tot op heden begroot op € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als Witsand niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet Witsand € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
veroordeelt Witsand in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024.
2091 / 2009