ECLI:NL:RBROT:2024:355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
C/10/669521 / KG ZA 23-1065
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot afgifte van beslagobjecten en opheffing van bewijsbeslag in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, Nemesys ICT Groep B.V. en Rosecure B.V., bewijsbeslag gelegd onder gedaagden, Voorne ICT B.V., E-Line B.V. en een persoon, met als doel afgifte van beslagobjecten. De eisers vorderden in conventie afgifte van deze objecten, maar de voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was en dat het rechtmatig belang ontbrak. De vordering in reconventie tot opheffing van het bewijsbeslag werd eveneens afgewezen, omdat gedaagden niet konden aantonen dat zij last hadden van de beslagen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

De procedure begon met een dagvaarding op 4 december 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 januari 2024. De rechter heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Eisers stelden dat gedaagden, door het oprichten van Voorne ICT, voormalige werknemers van eisers hebben aangetrokken en klanten hebben weggehaald. De rechter concludeerde echter dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims en dat de gedaagden niet onrechtmatig hadden gehandeld. De rechter benadrukte dat de vorderingen van eisers niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen reden was om het bewijsbeslag op te heffen.

De uitspraak werd gedaan door mr. P. de Bruin op 23 januari 2024, waarbij de rechter de vorderingen in zowel conventie als reconventie afwees en de proceskosten compenseerde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/669521 / KG ZA 23-1065
Vonnis in kort geding van 23 januari 2024
in de zaak van

1.NEMESYS ICT GROEP B.V.,

gevestigd te Oud-Beijerland,
2.
ROSECURE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaten mrs. I.C.M.C. Henriquez-van de Wetering en M.H.G. de Neef te Oud-Beijerland,
tegen

1.VOORNE ICT B.V.,

gevestigd te Hellevoetsluis,
2.
E-LINE B.V.,
gevestigd te Hellevoetsluis,
3.
[persoon01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie
advocaten mrs. B.R. Kleij te Rotterdam en H.A.J. Pors te Numansdorp.
Eisers worden afzonderlijk Nemesys en Rosecure genoemd. Gedaagden worden Voorne ICT, E-Line en [persoon01] genoemd (gezamenlijk gedaagden).

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
Eisers hebben bewijsbeslag onder gedaagden gelegd en vorderen in conventie onder meer afgifte van de beslagobjecten die de deurwaarder heeft geselecteerd. Deze vordering wordt afgewezen, omdat van een spoedeisend belang daarbij niet is gebleken en vanwege het ontbreken van een rechtmatig belang. De vordering in reconventie tot het opheffen van het bewijsbeslag wordt ook afgewezen, omdat gedaagden niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij last hebben van de beslagen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten moet dragen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 december 2023, met producties 1 tot en met 20;
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie, met producties 1 tot en met 14;
  • de ter zitting door mr. Pors overgelegde bijlage;
  • de pleitnota van eisers;
  • de pleitnota van gedaagden.
2.2.
De mondelinge behandeling vond op 9 januari 2024 plaats.

3.De feiten

3.1.
Op 1 juli 2021 draagt de heer [naam01] ( [naam01] ) de aandelen van McData B.V. (McData) en D.T.A. Telecom B.V. (DTA) over aan Hosted.nl B.V., een (klein)dochteronderneming van Techone B.V. (Techone). Vervolgens zijn McData en DTA met andere dochterondernemingen van Techone gefuseerd. Op 25 april 2022 fuseert DTA met Rosecure, waarbij Rosecure DTA verkrijgt. Op 11 mei 2023 fuseert McData met Nemesys, waarbij Nemesys McData verkrijgt.
3.2.
Nemesys verleent diensten op het gebied van IT, telefonie en cybersecurity.
3.3.
Rosecure installeert en onderhoudt alarmsystemen.
3.4.
E-Line levert IT-diensten op het gebied van (mobiele) telefonie, cloudservices, internetverbindingen en camerabeveiliging. De heer [persoon01] ( [persoon01] ) is bestuurder en enig aandeelhouder van E-Line.
3.5.
E-Line en [persoon01] richten op 2 juni 2023 Voorne ICT op, waarvan E-Line bestuurder en enig aandeelhouder wordt. Voorne ICT levert diensten op het gebied van (mobiele) telefonie, cloudservices, internetverbindingen en camerabeveiliging.
3.6.
DTA en E-Line sluiten op 30 december 2013 een overeenkomst van opdracht voor de duur van 24 maanden, ingaande op 1 januari 2014, op grond waarvan E-Line diverse ICT-diensten verricht voor DTA. Op basis van deze afspraken leverde Nemesys diverse ICT-diensten aan de Stichting Pameijer (Pameijer). Nadien sloten partijen steeds nieuwe overeenkomsten na onderhandeling over nieuwe voorwaarden.
3.7.
De heer [naam02] ( [naam02] ) treedt op 6 mei 2013 bij DTA in dienst als technisch installateur. Sinds de fusie werkt [naam02] voor Rosecure. In zijn arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen en in de cao Metaal & Techniek staat dat de werknemer zonder toestemming van zijn werkgever niet voor iemand anders mag werken dan zijn werkgever. [naam02] zegt zijn dienstverband op 30 mei 2023 op tegen 30 juni 2023 en treedt op 1 juli 2023 in dienst bij Voorne ICT.
3.8.
De heer [naam03] ( [naam03] ) treedt op 1 september 2016 bij McData in dienst. Zijn arbeidsovereenkomst bevat een concurrentie- en geheimhoudingsbeding. Bij overtreding van die bedingen verbeurt de werknemer een boete. [naam03] heeft zijn arbeidsovereenkomst op 25 juni 2023 per 1 augustus 2023 opgezegd en is na die opzegging bij Voorne ICT gaan werken.
3.9.
De heer [naam04] ( [naam04] ) was als IT Specialist bij Nemesys werkzaam van 1 maart 2023 tot en met 30 juni 2023. In de arbeidsovereenkomst van [naam04] staat een geheimhoudingsbeding, anti-ronselbeding en relatiebeding. [naam04] heeft eerder van juli 2019 tot en met september 2021 bij McData gewerkt als Junior ICT-Medewerker. [naam04] heeft zijn arbeidsovereenkomst met Nemesys op 30 mei 2023 tegen 1 juli 2023 opgezegd. [naam04] werkt sinds 1 juli 2023 bij Voorne ICT als Junior Systeembeheerder.
3.10.
Na eerder overleg over een voorstel tot voortzetting van de samenwerking voor één of drie jaar, deelt Pameijer Nemesys telefonisch op 15 juni 2023 mee dat zij de in 3.6 genoemde samenwerking met Nemesys wil beëindigen en dat zij de diensten voortaan door Voorne ICT wil laten verrichten.
3.11.
Van juli 2023 tot en met september 2023 hebben twaalf klanten – in het beslagrekest wordt melding gemaakt van 19 klanten – van voormalig McData/DTA de samenwerking met eisers opgezegd. Bij die opzegging hebben zij aangegeven voortaan hun ICT-diensten af te nemen bij Voorne ICT.
3.12.
Op 24 oktober 2023 verzoeken eisers de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam om bewijsbeslag te mogen leggen. Na aanpassing van het verzoek verleent de voorzieningenrechter op 1 november 2023 verlof voor het leggen van bewijsbeslag op de digitale en fysieke gegevens van de 19 (ex)relaties van eisers genoemd in randnummer 56 van het beslagrekest voor de periode van 1 april 2023 tot de dag van de beslaglegging, voor zover deze informatie betrekking heeft op de gestelde wanprestatie/onrechtmatige daad.
3.13.
De deurwaarder legt op 7 november 2023 beslag op de vestigingsadressen van E-Line en Voorne ICT en het woonadres van [persoon01] . De beslagen zijn gelegd op de op die locaties aangetroffen fysieke en digitale gegevensdragers.
3.14.
Equilibristen gerechtsdeurwaarders B.V. is als bewaarder aangesteld en e-mailt mr. Kleij op 8 januari 2024 als volgt:
“(..)Wij zijn op dit moment nog bezig met de dataseparatie en hebben voor donderdag nog een laatste sessie gepland staan voor de definitieve controle op de grootste dataset - de 3e set welke u heeft opgeleverd op 8 december. Ten gevolge van de feestdagen en een korte vakantie heeft de afwikkeling van die nadere separatie enige vertraging opgelopen. Wij gaan ervan uit dat wij u volgende week een definitieve dataset kunnen aanleveren. Alsdan volgt ook een afrondend proces-verbaal.
In ieder geval kunnen wij u melden dat wij de door u aangemerkte confidentiële communicatie (met advocaten) zullen verwijderen. De reikwijdte van het beslagverlof vormt de basis voor de vaststelling van de definitieve dataset.(..)”

4.Het geschil in conventie

4.1.
Eisers vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
De Bewaarder te machtigen om – voor zover dit ten tijde van het wijzen van dit vonnis nog niet (volledig) is gebeurd – een selectie te maken van de zich in gerechtelijke bewaring bevindende bescheiden/data, waarbij de Bewaarder uit de zich in gerechtelijke bewaring bevindende bescheiden/data steeds die bescheiden/data selecteert die vallen binnen de reikwijdte van het beslagverlof en de als in randnummer 52 tot en met 55 van de dagvaarding omschreven en als de Beslagobjecten gedefinieerde bescheiden/data;
Ieder van gedaagden te veroordelen om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de Bewaarder schriftelijk, ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk opdracht te geven om:
  • (primair) een afschrift/kopie dan wel uittreksel van de Beslagobjecten zo spoedig mogelijk aan eisers te verstrekken, voor zover deze onder de door de Bewaarder gemaakte selectie vallen, dan wel om op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze een afschrift/kopie dan wel uittreksel van de Beslagobjecten (vallend onder de gemaakte selectie) aan eisers te verstrekken; dan wel
  • (subsidiair) zo spoedig mogelijk aan eisers (op een door de voorzieningenrechter te bepalen wijze) inzage in de onder de selectie vallende Beslagobjecten te verlenen;
en dit, zowel in het primaire als het subsidiaire geval, op een straffe van een hoofdelijke dwangsom van € 10.000,- als één of meer gedaagden geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven te voldoen om de hiervoor bedoelde opdracht aan de Bewaarder te verstrekken, te vermeerderen met een bedrag van € 1.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt;
3. te bepalen dat, indien één of meer van de gedaagden weigeren om tijdig de onder 2 bedoelde opdracht aan de Bewaarder te geven, dit vonnis voor die opdracht in de plaats zal treden en de Bewaarder – voor zover vereist – te machtigen aan die opdracht uitvoering te geven.
4. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten indien gedaagden niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot betaling overgaan.
5. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de nakosten conform het liquidatietarief, te vermeerderen met de betekeningskosten en de wettelijke rente over de totale nakosten indien gedaagden niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis vrijwillig aan de inhoud hiervan hebben voldaan.
4.2.
Gedaagden voeren verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van eisers in de proceskosten.

5.Het geschil in reconventie

5.1.
Gedaagden vorderen opheffing van het op 7 november 2023 gelegde bewijsbeslag.
5.2.
Eisers bepleiten afwijzing van de vordering in reconventie.

6.De beoordeling in conventie

Het spoedeisend belang

6.1.
Eisers onderbouwen het spoedeisend belang met de stellingen dat het spoedeisend belang reeds volgt uit de vordering tot inzage en dat zij geen zicht hebben op de handelingen van gedaagden die volgens eisers door blijven gaan. Bovendien is het van belang dat partijen zo spoedig mogelijk verder kunnen met deze kwestie. Gedaagden betwisten het spoedeisend belang en voeren aan dat eisers in de al door hen gestarte bodemprocedure hetzelfde vorderen als in deze kortgedingprocedure. Gelet daarop hebben eisers het spoedeisend belang bij hun vorderingen onvoldoende onderbouwd. De vorderingen stuiten dus in ieder geval af op het gebrek aan spoedeisend belang. Materieel wordt het volgende overwogen.
Oud-medewerkers van eisers die nu bij Voorne ICT werken
6.2.
Eisers verwijten gedaagden dat Voorne ICT opgericht is door E-Line/ [persoon01] om vervolgens werknemers van eisers naar Voorne ICT te lokken en om met deze werknemers en met de kennis die zij hebben opgedaan tijdens hun dienstverband met eisers, klanten van eisers te bewegen om voortaan hun diensten te laten afnemen door Voorne ICT. Eisers stellen dat het gaat om de werknemers [naam02] , [naam04] en [naam03] . Aan hen is, in het kader van hun vertrek, gevraagd een brief te ondertekenen waarin staat dat zij verklaren gebonden te zijn en blijven aan de bedingen uit de arbeidsovereenkomst/CAO. Geen van hen heeft die brief ondertekend.
De heer [naam02]
6.3.
Volgens eisers heeft [naam02] tijdens zijn dienstverband met Rosecure gewerkt voor/bij Pameijer en is hij gebonden aan een geheimhoudings- en concurrentiebeding. Opvallend is dat [naam02] in april 2023 twee keer gebeld heeft met [persoon01] en één keer met [naam01] . Niet lang daarna heeft [naam02] zijn dienstverband opgezegd en is hij vanaf 1 juli 2023 werkzaam bij Voorne ICT.
6.4.
Gedaagden erkennen dat [naam02] gehouden is aan het geheimhoudingsbeding uit de voormalige arbeidsovereenkomst, maar [naam02] heeft dit beding niet overtreden. [naam02] heeft ook het concurrentiebeding uit de CAO niet overtreden, omdat dit beding hem enkel verbood om tijdens het dienstverband bij een concurrerende onderneming te werken. [naam02] heeft met [persoon01] en [naam01] gebeld, maar er is geenszins sprake van overtreding van bedingen.
6.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat gedaagden iets te verwijten valt ten aanzien van (het profiteren van een aannemelijke wanprestatie gepleegd door) [naam02] . Naar voorlopig oordeel hebben Rosecure en [naam02] geen afspraken gemaakt over het verbod tot concurrentie na het eindigen van de arbeidsovereenkomst. Bovendien hebben eisers – ook niet na vragen van de voorzieningenrechter ter zitting – onderbouwd dat [naam02] contact heeft gelegd met [persoon01] en [naam01] (en niet andersom). Dat [naam02] zijn geheimhoudingsbeding heeft geschonden is dan ook niet aannemelijk geworden.
De heer [naam04]
6.6.
is volgens eisers gebonden aan een geheimhoudings-, anti-ronsel- en relatiebeding. [naam04] werkt, net als tijdens zijn dienstverband met Nemesys, op de supportafdeling bij Farm Frites. Gedaagden stellen dat deze bedingen niet aan hen kunnen worden tegengeworpen, maar enkel aan [naam04] . Bovendien is geen sprake van overtreding van het geheimhoudingsbeding. Het relatiebeding is nietig, omdat [naam04] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had en daarin niet gemotiveerd is waarom dit beding noodzakelijk is. Volgens gedaagden valt het anti-ronselbeding ook onder de reikwijdte van 7:653 BW en is ook dit beding nietig.
6.7.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Vaststaat dat [naam04] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had. Bedingen over werkzaamheden na het einde van de arbeidsovereenkomst kunnen in een dergelijke arbeidsovereenkomst slechts worden opgenomen, en zijn slechts geldig, als gemotiveerd is waarom dat beding noodzakelijk is (art. 7:653 lid 2 BW). Volgens eisers moet dit onderwerp in de bodemprocedure aan de orde komen. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat eisers, die met de tijdige ingediende conclusie van antwoord van gedaagden al op de hoogte waren van dit verweer, voldoende in staat waren om daar op te reageren. Nu zij dat niet hebben gedaan en geen arbeidsovereenkomst is overgelegd waaruit het tegendeel volgt, is naar voorlopig oordeel evident dat de bedingen in strijd met artikel 7:653 BW zijn. Dat (voorlopige) oordeel hoeft niet te wachten op een bodemprocedure. Eisers stellen verder nog dat als de bedingen nietig zijn, er wel sprake kan zijn van onrechtmatige concurrentie. Dat hiervan sprake is, is echter in ieder geval ten aanzien van [naam04] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat betekent dat ook ten aanzien van hem niet aannemelijk is dat gedaagden hebben geprofiteerd van enige aannemelijke wanprestatie.
De heer [naam03]
6.8.
is op straffe van een boete gebonden aan een concurrentie- en geheimhoudingsbeding. Volgens eisers heeft [naam03] ervoor gezorgd dat klanten, waar eisers voor hebben betaald bij de overname, zijn overgestapt naar Voorne ICT. Daarmee heeft [naam03] het relatiebeding overtreden. Eisers hebben een klanttevredenheidsonderzoek uit naam van Voorne ICT gehouden. Daaruit blijkt dat [naam03] in ieder geval met Taxi [taxibedrijf01] contact heeft gehad.
6.9.
Volgens gedaagden is [naam03] na een aantal sollicitaties bij andere bedrijven, in dienst getreden bij Voorne ICT. Het concurrentiebeding is niet van toepassing, omdat [naam03] nu in Hellevoetsluis werkt en laatstelijk voor Nemesys werkte in Oud-Beijerland. De informatie die eisers hebben verkregen naar aanleiding van het klanttevredenheidsonderzoek dat zij hebben verricht, is onrechtmatig verkregen. Tevens is niet uit de transcripten op te maken dat de betreffende klant het over [naam03] heeft.
6.10.
De voorzieningenrechter acht niet uitgesloten dat [naam03] contact op heeft genomen met Taxi [taxibedrijf01] om hen te laten weten dat hij bij Voorne ICT ging werken en hen te vragen of hij eens mocht komen praten. Dat hij dit gezegd heeft, blijkt uit het door eisers overgelegde transcript. De uitleg die gedaagden geven aan het gesprek volgt de voorzieningenrechter vooralsnog niet. De klant uit het onderzoek benoemt dat het om [naam05] gaat. Dat Taxi [taxibedrijf01] vervolgens, in een door gedaagden overgelegde schriftelijke verklaring, met een andere reden komt waarom zij is overgestapt naar Voorne ICT, bevreemdt op het eerste gezicht. In de verklaring wordt immers alleen gesproken over ontevredenheid over de dienstverlening van Nemesys. Daarmee is echter nog niet aannemelijk dat gedaagden profiteren van een (ook nog niet aannemelijke) wanprestatie door [naam03] . Een misschien al bestaande onvrede bij deze klant als (voornaamste) reden is bepaald niet uitgesloten en hetzelfde geldt voor een mogelijke samenloop van redenen. Een en ander behoeft nader onderzoek in een bodemprocedure en is onvoldoende voor toewijzing van de verstrekkende en onomkeerbare vorderingen van eisers.
Oud-McData/DTA klanten die nu klant zijn bij Voorne ICT
6.11.
Eisers stellen dat er 12 voormalig Mc-Data/DTA klanten zijn overgestapt naar Voorne ICT en dat deze klanten bijna allemaal nagenoeg dezelfde opzegbrief aan eisers hebben gestuurd. Het ligt voor de hand dat Voorne ICT die teksten heeft opgemaakt. Volgens eisers hebben Voorne ICT, [persoon01] en/of [naam03] vijf van deze klanten benaderd en aan hen gevraagd of ze hun ICT-diensten voortaan bij Voorne ICT wilde afnemen. Voor de klant Pameijer is opvallend dat zij met Nemesys in overleg was over het voortzetten van de samenwerking, maar een aantal weken nadat Voorne ICT is opgericht, bericht Pameijer dat ze de samenwerking toch wil beëindigen. Vanaf 1 september 2023 neemt Pameijer voortaan haar diensten voornamelijk af bij Voorne ICT.
6.12.
Gedaagden erkennen dat een aantal klanten is overgestapt van eisers naar Voorne ICT, maar stellen dat die keuze gemaakt is, omdat die klanten de voorkeur geven aan een lokale dienstverlener en Nemesys was dat niet meer na haar vertrek uit Hellevoetsluis. Bovendien waren de klanten niet (meer) tevreden over de dienstverlening.
6.13.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat gedaagden per klant – met uitzondering van Taxi [taxibedrijf01] – gemotiveerd hebben betwist dat zij invloed hebben uitgeoefend gehad op het overstappen van de betreffende klant naar Voorne ICT. De overgestapte klanten hebben in (in dit kort geding overgelegde) verklaringen aangegeven wat hun redenen zijn geweest voor het overstappen naar Voorne ICT. De voornaamste redenen waren dat zij een lokale dienstverlener wilden en dat zij ontevreden waren over de dienstverlening door eisers. Niet valt in te zien dat en hoe Voorne ICT hier invloed op heeft uitgeoefend. Zoals hiervoor al is overwogen, is de inhoud van het contact tussen [naam03] en Taxi [taxibedrijf01] onvoldoende voor toewijzing van de vorderingen in dit kort geding, waarover hierna meer.
Verhuizing van Voorne ICT
6.14.
Volgens eisers is er meer aan de hand dan waar zij nu de vinger op kunnen leggen. Ter zitting geven eisers in hun pleitnota handen en voeten aan de stelling dat, volgens hen, [naam01] achter de schermen betrokken is bij het weglokken van klanten die hij met de aandelenoverdracht aan eisers heeft verkocht. Dat is volgens eisers in strijd met het concurrentiebeding waaraan hij sinds de aandelenoverdracht is gebonden. Eisers stellen verder dat Voorne ICT omstreeks 20 oktober 2023 intrek heeft genomen in het pand dat voorheen McData huurde van [naam01] . Tijdens een telefoongesprek dat Nemesys voerde met iemand van Voorne ICT, zou tegen de blijkbaar aanwezige [naam01] gefluisterd zijn dat men Nemesys aan de telefoon had. Voorts is tegen een medewerker van Nemesys gezegd dat [naam01] een nieuw ICT-bedrijf in zijn eigen pand is begonnen en zou een klant van Nemesys hebben gesproken met [naam01] over het versterken van een wifi-verbinding.
6.15.
De voorzieningenrechter acht het innemen van deze nieuwe stellingen, die eisers pas ter zitting in hun pleitnota en zonder enige onderbouwing hebben gepresenteerd, in strijd met de beginselen van een goede procesorde. Onduidelijk is gebleven waarom eisers deze feiten niet in hun dagvaarding of in een akte voorafgaand aan dit kort geding hebben opgenomen. Daar komt het volgende nog bij. Uit de stellingen over [naam01] en de drie werknemers volgt dat eisers met hun exhibitievordering ook informatie of bewijs willen verkrijgen om, ook, maar in een later stadium, te gaan procederen tegen de hiervoor genoemde drie werknemers en [naam01] . Die vier personen zijn echter niet als gerekestreerden aangemerkt in het bewijsbeslagrekest en ook niet als gedaagden in dit kort geding, terwijl de gewenste informatie wel relevant kan zijn voor hun rechtspositie. Zij moeten daar op kunnen reageren en zich, desgewenst, kunnen verweren tegen een exhibitievordering die hun rechtspositie kan raken. Dat is nu niet het geval en daarmee ook reden voor afwijzing van de vorderingen waarover verder nog het volgende wordt overwogen.
Vordering 1
6.16.
De vordering tot het machtigen van de bewaarder om een selectie te maken van de in gerechtelijke bewaring bevindende bescheiden/data wordt afgewezen. Uit een ter zitting overgelegde e-mail blijkt dat de deurwaarder verwacht de selectie een week na de zitting toe te kunnen zenden. Eisers hebben in het licht daarvan onvoldoende onderbouwd wat hun belang bij deze vordering nu nog is. Bovendien moet de deurwaarder de bescheiden die volgens het verlof beslagen mochten worden, selecteren en alles wat niet onder het beslag valt, moet ook zonder beslissing van de rechter worden verwijderd.
Vorderingen 2 en 3
6.17.
Eisers vorderen op grond van artikel 843a Rv inzage in de door de deurwaarder gesepareerde bescheiden. Uit het hiervoor overwogene volgt dat, naast het spoedeisend belang, ook het rechtmatig belang bij de gevorderde bescheiden ontbreekt. De overtreding van contractuele bedingen – voor zover al geldig – en/of het profiteren daarvan door een of meer van gedaagden, is, vooralsnog, niet aannemelijk. Dat na inzage ook andere vorderingen mogelijk zouden kunnen worden tegen andere partijen dan in dit kort geding, is geen reden om inzage te verlenen. Dat stemt namelijk niet overeen met het doel van de beslaglegging en de inzagevordering. Die andere partijen – de hiervoor in 6.15 genoemde personen – moeten, voor zover dat hun rechtspositie raakt, zowel op de hoogte worden gesteld van die vordering als zich daartegen kunnen verweren.

7.De beoordeling in reconventie

7.1.
Gedaagden vorderen in reconventie opheffing van het bewijsbeslag. Zij leggen aan deze vordering ten grondslag dat zij niet willen dat er berichten over de bedrijfsvoering en privacygevoelige gegevens van Voorne ICT bij concurrenten terecht komen. Voorne ICT wordt belast met het beslag terwijl er geen grondslag is voor de vordering van eisers. Bovendien is de verzochte informatie ook op andere, minder belastende wijze, te verkrijgen.
7.2.
Eisers voeren verweer tegen opheffing van het beslag en voeren daartoe onder meer aan dat gedaagden deze vordering niet hebben onderbouwd. Met opheffing van een bewijsbeslag moet ook terughoudend worden omgegaan, omdat daarmee de beslagobjecten voorgoed kunnen kwijtraken. Bovendien hebben gedaagden geen last van het beslag, omdat zij zelf ook nog over de data beschikken. Zij worden daarom niet in hun bedrijfsactiviteiten belemmerd.
7.3.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Een in het voordeel van eisers uitvallende belangenafweging staat op dit moment aan opheffing van het beslag in de weg. Er is op dit moment een groot aantal data beslagen en veiliggesteld. Niet in geschil is dat privédocumenten van [persoon01] en andere documenten die niet tot onder het beslag vallen, moeten worden verwijderd. Daar staat tegenover dat gedaagden geen op dit moment kenbaar nadeel of hinder van bevriezing van de thans bestaande situatie ondervinden, althans dat hebben zij niet aannemelijk gemaakt. Dit betekent dat het beslag niet wordt opgeheven en de vordering in reconventie dus wordt afgewezen.
De proceskosten in conventie en in reconventie
7.4.
Omdat zowel eisers in conventie als gedaagden in reconventie ongelijk krijgen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

8.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
8.1.
wijst de vorderingen af,
8.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
8.3.
wijst de vorderingen af,
8.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.3608/2009