ECLI:NL:RBROT:2024:3906

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
ROT 23/5610
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring op basis van medische noodzaak door de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring door de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR). Eiser, die lijdt aan slaapapneu, had op 25 januari 2023 een urgentieverklaring aangevraagd op grond van medische noodzaak, omdat hij door het gebruik van een apparaat voor zijn aandoening in de woonkamer moest slapen, wat leidde tot extra medische klachten. De SUWR heeft de aanvraag op 15 maart 2023 afgewezen, omdat er volgens hen geen medische problemen waren die maakten dat eiser niet in zijn huidige woning kon blijven wonen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar de SUWR handhaafde het besluit bij het bestreden besluit van 13 juli 2023.

De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de SUWR aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de SUWR terecht de aanvraag had afgewezen. De rechtbank stelde vast dat de medische problemen van eiser niet zodanig waren dat hij niet in zijn huidige woning kon blijven wonen. De rechtbank erkende de situatie van eiser, maar concludeerde dat de omstandigheden niet ernstig genoeg waren om een urgentieverklaring te rechtvaardigen. De rechtbank volgde de SUWR in hun standpunt dat een te kleine woning geen grond is voor het verlenen van een urgentieverklaring.

De rechtbank concludeerde dat de SUWR geen aanleiding had om een medisch advies op te vragen, aangezien de medische problemen van eiser niet in geschil waren. De rechtbank oordeelde dat de SUWR ook in redelijkheid had kunnen besluiten om de hardheidsclausule niet toe te passen, omdat er geen schrijnende of bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor een urgentieverklaring door de SUWR terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5610

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser,

(gemachtigde: mr. M. el Idrissi),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR)

(gemachtigde: mr. J.C. Avedissian).

Inleiding

1.1.
De SUWR heeft de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring met het besluit van 15 maart 2023 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 juli 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is de SUWR bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De SUWR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de SUWR. Als tolk was [naam] aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser heeft op 25 januari 2023 een urgentieverklaring op grond van medische noodzaak aangevraagd. Eiser heeft slaapapneu en moet om die reden ’s nachts gebruik maken van een apparaat hiervoor. De vrouw van eiser kan door het geluid van dit apparaat niet slapen en daarom moet eiser in de woonkamer slapen, waardoor zijn medische klachten toenemen.
2.2.
De SUWR heeft met het primaire besluit de aanvraag van eiser afgewezen, omdat geen sprake is van medische problemen als gevolg waarvan eiser niet langer in de huidige zelfstandige woning kan blijven wonen.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 12 april 2023 het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening te treffen afgewezen (ROT 23/1920).
2.4.
Bij het bestreden besluit heeft de SUWR het primaire besluit gehandhaafd. De medische problemen van eiser zijn niet zodanig, dat hij niet langer in zijn huidige woning kan blijven wonen. Volgens de SUWR gaat het hier vooral om ruimtegebrek. Dit is echter geen urgentiegrond. Ook heeft het opvragen van medisch advies volgens de SUWR geen toegevoegde waarde, omdat de genoemde slaapapneu niet wordt veroorzaakt door het verblijf in de woning. Ook ziet de SUWR geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de SUWR terecht de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De vraag of iemand in aanmerking komt voor een urgentieverklaring wordt geregeld in de Verordening woonruimte bemiddeling Rotterdam 2020 (de Verordening). Voor de van toepassing zijnde bepalingen uit de Verordening wordt verwezen naar de bijlage.
Standpunt eiser
5. Eiser stelt dat de SUWR ten onrechte zijn aanvraag voor een urgentieverklaring heeft afgewezen. Volgens eiser is wel degelijk sprake van medische noodzaak. Eiser moet in de woonkamer slapen, omdat zijn vrouw als gevolg van zijn slaapapneu en het apparaat dat eiser hiervoor gebruikt niet kan slapen. Eiser heeft dit apparaat als gevolg van deze situatie zelfs moeten teruggeven. Het slapen in de woonkamer leidt tot extra medische klachten en kan voor een gevaarlijke situatie zorgen. De SUWR heeft ten onrechte ook geen medisch advies opgevraagd. Bovendien had de SUWR, gelet op de zeer ernstige acute omstandigheden, een urgentieverklaring moeten toekennen op basis van de hardheidsclausule.
Inhoudelijke beoordeling
6. De rechtbank is van oordeel dat de SUWR terecht de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring heeft afgewezen. Eiser voldoet immers niet aan de vereisten voor een urgentieverklaring op grond van medische noodzaak. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiser, toch blijkt uit die situatie niet dat sprake is van zodanige medische problemen dat eiser en zijn gezin niet meer in de huidige woning kunnen blijven wonen. De omstandigheid dat eiser in de woonkamer moet slapen omdat zijn vrouw last heeft van zijn slaapapneu (en het apparaat dat hij hiervoor zou moeten gebruiken), maakt niet dat de woning in ernstige mate duurzaam ongeschikt zou zijn voor eiser en zijn gezin. De rechtbank constateert dat eiser de stelling dat zijn medische problemen zijn verergerd omdat hij in de woonkamer moet slapen niet nader heeft onderbouwd. Daar komt bij dat het in dit geval vooral gaat om het ruimtegebrek in de woning: eiser slaapt in de woonkamer, omdat zijn vrouw en kinderen in de aanwezige slaapkamers slapen. De rechtbank volgt de SUWR op dit punt: een te kleine woning en/of een woning met te weinig slaapkamers is geen grond op basis waarvan een urgentieverklaring wordt verleend.
7. De SUWR heeft in dit specifieke geval ook geen aanleiding hoeven zien voor het opvragen van een medisch advies. De medische problemen van eiser zijn immers niet in geschil. Ook is niet gebleken dat die medische problemen, namelijk de slaapapneu van eiser, op een andere wijze dan door ruimtegebrek verband houden met de woning. De rechtbank is met de SUWR van oordeel dat een medisch advies in dit geval geen toegevoegde waarde zou hebben.
8. De SUWR heeft zich ook in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat in het geval van eiser geen aanleiding bestond om op grond van de hardheidsclausule alsnog een urgentieverklaring te verlenen. Voor het toepassen van de hardheidsclausule moet sprake zijn van een schrijnende situatie of van bijzondere, bij het vaststellen van de Verordening onvoorziene, omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de (medische) omstandigheden voor eiser zodanig schrijnend of bijzonder zijn dat de SUWR gehouden was om de hardheidsclausule toe te passen.
9. Gelet op het bovenstaande heeft de SUWR de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring mogen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de SUWR terecht de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: relevante wet- en regelgeving

Verordening woonruimte bemiddeling Rotterdam 2020 (de Verordening)

Bijlage 1 Urgentie- en herhuisvestingssysteem

Artikel 2.3. Weigeringsgronden urgentieverklaring
(…)
3. Het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op een aanvraag om urgentieverklaring weigert het aangevraagde indien geen van de in artikel 5.1 tot en met 5.8 van deze Bijlage genoemde urgentiegronden zich voordoet.
(…)
Artikel 2.5. Hardheidsclausule
1. Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
(…)
Artikel 5.1. Medische noodzaak
De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor als de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden:
a. thans rechtmatig zelfstandige woonruimte bewoont; en,
b. bekend is met medische problematiek, welke tot gevolg heeft dat de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door het huishouden van aanvrager.